De sportende politicus in de Nederlandse verkiezingscultuur
Samenvatting
De schaatsende Wopke Hoekstra past in een trend die vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw zichtbaar is. Politici gebruiken sport om de afstand tot de kiezer te overbruggen, in hun belevingswereld te stappen en zichzelf als energiek en authentiek persoon neer te zetten. Norbert Schmelzer als judoka, Dries van Agt als wielrenner en Ruud Lubbers als hockeyer gingen Hoekstra voor. Zonder risico is deze vereenzelviging met de sport echter niet.1
Voor politieke partijen bestaat een verkiezingscampagne voor een belangrijk deel uit het genereren van ‘nieuws’. Pogingen om de belangstelling van de media te wekken kunnen bestaan uit het presenteren van inhoudelijke plannen, maar doorgaans is de wijze waarop campagne gevoerd wordt een even belangrijke aandachttrekkende factor. In februari 2021 trok CDA-lijsttrekker Wopke Hoekstra ongewild de aandacht met een op het oog onschuldige activiteit: hij schaatste in ijsstadion Thialf een rondje met Sven Kramer. Hoewel een sportende lijsttrekker inmiddels een vertrouwd beeld is in campagnetijd, pakte de actie van Hoekstra verkeerd uit: het stadion was vanwege de coronapandemie al sinds december voor het publiek gesloten en daarom zag Hoekstra zich al snel gedwongen zijn excuses aan te bieden. In deze bijdrage staat niet het rijden van deze scheve schaats centraal (al valt over sportmetaforen in de politiek een mooi artikel te schrijven), maar bespreek ik de wijze waarop sport deel is gaan uitmaken van de verkiezingscampagne, met bijzondere aandacht voor het CDA.
Waarom maken politici gebruik van sport? Sport reikt als het ware een groot reservoir aan beeldtaal aan, een reservoir waar politici uit putten om een verhaal over zichzelf te vertellen. Sinds de jaren vijftig zetten partijen deze beeldtaal in hun verkiezingscampagnes in. Een katholieke journalist merkte in 1952 op dat politiek in Nederland te veel een ‘academische’ aangelegenheid geworden was, en dat het ‘gewone volk’ er daarom nauwelijks belangstelling voor kon opbrengen.2 Dit sentiment werd breed gedeeld. In een poging de aansluiting met de belevingswereld van de kiezers te hervinden, schakelden partijen over op een nieuwe vorm van propaganda. Naast de tamelijk lange en droge uiteenzettingen van partijstandpunten vonden kiezers vanaf het midden van de jaren vijftig kleurrijke, geïllustreerde brochures en magazines op hun deurmat waarin de persoon van de politicus, zijn of haar privéleven en hobby’s aandacht kregen en waarin ‘sterren’ uit de wereld van de sport en het entertainment hun politieke voorkeur uitspraken.
Abe Lenstra
De Partij van de Arbeid verspreidde in de campagne van 1956 pamfletten onder jongeren waarin lijsttrekker Willem Drees vergeleken werd met aansprekende figuren als de Amerikaanse jazzartiest Louis Armstrong en voetballer Abe Lenstra.3 Drees en Lenstra hadden veel gemeen, zo viel uit het pamflet op te maken: allebei aanvoerders, maar ook teamspelers die het hoofd koel weten te houden. De Katholieke Volkspartij vergeleek partijleider Carl Romme niet met een sporter, maar verspreidde wel een pamflet met de tekst: ‘Wie wint de strijd om een plaats in de Ere-divisie? De KVP wint in ieder geval de verkiezingsstrijd 1956’. Het pamflet (zie figuur 1) bevatte een voorbeschouwing op een interland van het Nederland elftal tegen Ierland en een overzicht van de stand in de hoofdklassen.4 Drie jaar later was het de jonge KVP-politicus Norbert Schmelzer die zijn activiteiten als judoka breed in de pers liet uitmeten om vorm te geven aan zijn imago als een jonge, vitale en krachtige politicus.5 Hetzelfde deed zijn VVD-collega Haya van Someren-Downer; zij liet zich ook in de dojo fotograferen.6

Figuur 1. Verkiezingspropaganda van de KVP uit 1956. (Bron: Katholiek Documentatiecentrum, Archief van de KVP, inv.nr. 1488.)
In de jaren zeventig bleef voetbal vanzelfsprekend populair. In 1974 hosten de leden van het kabinet-Den Uyl in de tuin van het Catshuis met de spelers van het Nederlands elftal na de verloren WK-finale, en in 1977 zorgden de partijen ervoor dat hun zendtijd niet samenviel met een belangrijke voetbalwedstrijd, in de wetenschap dat het aantal kijkers dan nog lager zou uitvallen. Prominente CDA’ers speelden in de verkiezingscampagnes van 1977 en 1981 een voetbalwedstrijd tegen journalisten en ‘beroemdheden’ (zie figuur 2) en wisten zich zo weer van enige media-aandacht verzekerd.7 Een campagnestrateeg van de Partij van de Arbeid typeerde in 1981 sporters als belangrijke ‘opiniemakers’ en adviseerde om hen aan het woord te laten in de campagnespotjes van de partij. In feite deden partijen als de Partij van de Arbeid, de KVP (later ook het CDA) en de VVD dit al jaren. Bij de PvdA figureerden in de jaren zeventig onder meer voetballer Willem van Hanegem en zijn vrouw Truus, schaatser Jeen van den Berg en atleet Eef Kamerbeek. Het CDA haalde wielrenners van stal, met name onder impuls van Dries van Agt.

Figuur 2. Politici van het CDA voor aanvang van een wedstrijd tegen sterren uit de wereld van televisie en entertainment (1981). (Bron: Marcel Antonisse, Nationaal Archief / Anefo, CC0.)
Van Agt cultiveerde tijdens zijn politieke loopbaan een voorliefde voor wielrennen, zowel door zelf geregeld op de racefiets te stappen – uiteraard met een fotojournalist in de buurt – als door zich te begeven onder de succesvolle wielergeneratie van zijn tijd. Hij was uiteraard van de partij toen Zoetemelk in 1980 in Parijs werd gehuldigd na het winnen van de Tour de France, maar onderhield ook warme banden met Gerrie Knetemann en Jan Raas – wielrenners die tijdens de verkiezingscampagne van 1981 in een advertentie in De Telegraaf hun steun voor Van Agt (het CDA werd niet genoemd!) uitspraken: ‘sympathiek, betrouwbaar en sportief’ was hun typering van de lijsttrekker.8
Politieke outsider
Wat leverde Van Agt deze verbinding met de wielersport nog meer op? Ten eerste uiteraard media-aandacht en een associatie met succes. Ten tweede kon hij zich door zijn vriendschappelijke omgang met volksjongens als Knetemann en Raas laten zien als een ‘man van het volk’. Ten derde verschafte het wielrennen Van Agt toegang tot een (beeld)taal waarmee hij zich op onderscheidende wijze in het politieke veld kon positioneren – of door de media geplaatst werd. Van Agt zelf vergeleek bijvoorbeeld zijn leven als politicus met de Tour de France – ‘een parcours vol met heuvels en bergen’ – maar ook in de pers werd zijn strijd met Joop den Uyl als een wielerrace verbeeld, en in de Tweede Kamer werd zijn kabinet de ‘equipe-Van Agt’ genoemd, met Van Agt als premier uiteraard in de gele trui.9 Van Agt zette zijn liefde voor het wielrennen ook in om zijn zelfrepresentatie als politieke outsider kracht bij te zetten en zo de tegenstelling met de politieke diehard Joop den Uyl te markeren. Politieke afspraken werden afgezegd om een bezoekje te kunnen brengen aan de Tour of om het startschot voor een wedstrijd te geven. Het leverde hem de hoon op van politieke verslaggevers die Van Agt ervan verdachten een maskerade op te voeren, maar zijn biografen beweren dat zijn liefde voor het wielrennen oprecht was.10 Het groeide begin jaren tachtig zelfs uit tot een soort mediahype: meerdere boeken over Van Agt en wielrennen zagen het licht, met als hoogtepunt een stripboek uit 1981 van de bekende tekenaar Dik Bruynesteyn getiteld Dries op de fiets. 80 etappes uit een politieke tour de force (met een voorwoord van Gerrie Knetemann). Van Agt zou overigens later zelf ook over wielrennen schrijven.11
Meer dan Van Agt legde Lubbers met zijn sportieve activiteiten de nadruk op fitheid
Ruud Lubbers, Van Agts opvolger als CDA-leider en premier, profileerde zich met een sport waarmee politici zich doorgaans vanwege de elitaire reputatie ervan wat minder afficheren: hockey. Ook Lubbers vertelde via sport een verhaal over zichzelf als politicus. Hij zette zichzelf neer als een hardwerkende speler, die tijdens een wedstrijd veel meters aflegde. Net als Van Agt kreeg Lubbers in de pers te maken met alternatieve lezingen van zijn sportactiviteiten, waarin bijvoorbeeld zijn liefde voor vrouwelijk schoon werd benadrukt.12 Meer dan bij Van Agt het geval was, legde Lubbers met zijn sportieve activiteiten de nadruk op fitheid, in aansluiting op de fitnessrage die zich vanaf de jaren zeventig in toenemende mate in de samenleving manifesteerde, ook onder impuls van overheidsbeleid. Aan de vooravond van de Kamerverkiezingen van 1989 verscheen Lubbers joggend op de voorpagina van De Telegraaf, om zo te benadrukken dat hij klaar was om vol energie te beginnen aan een derde termijn als premier.13
Popularisering
Onder wetenschappers zijn dit soort pogingen tot popularisering lang als triviaal afgedaan of zelfs als een negatieve ontwikkeling afgeschilderd, vanwege de overheersing van vorm over inhoud. Onder invloed van inzichten uit de culturele studies en media- en communicatiewetenschap is hierin verandering gekomen. Aandacht voor sport – en populaire cultuur in brede zin – en haar relatie tot politiek helpt ons volgens de Britse historicus Lawrence Black om ‘politics in its wider social setting’ te plaatsen en te begrijpen.14 De Britse politiek wetenschapper John Street voegt hieraan toe dat we de interactie tussen politiek en populaire cultuur moeten zien als ‘a legitimate part of the complex ways in which political representation functions in modern democracies’.15 Politieke representatie verwijst hier naar de wijze waarop representatieve claims – de claim op te treden als representant van een groep mensen – worden gearticuleerd en gerecipieerd. Representatie, zo merkt de Oostenrijkse politicoloog Georg Spitaler op, treedt zowel binnen het domein van de politieke sfeer als in de populaire cultuur op.16 Een mooi voorbeeld is het werk Fever Pitch van de Britse auteur Nick Hornby, die in zijn boek de spelers van Arsenal beschrijft als ‘our representatives, chosen by the manager rather than elected by us, but our representatives nonetheless’.17 Sporters en artiesten vertegenwoordigen hun fans, en deze fans identificeren zich vaak sterker met deze exponenten van de populaire cultuur dan met hun volksvertegenwoordigers. Hier, in de populaire cultuur, ervaren zij geen kloof die hen scheidt van hun vertegenwoordigers, maar nabijheid en toegankelijkheid. Dit maakt het voor politici interessant zich in de sfeer van de populaire cultuur te bewegen, in de hoop dat deze positieve aspecten ook op hen afstralen.18 Tegelijkertijd betekent deze entree in het domein van de populaire cultuur dat de lens zich richt op kenmerken van de politicus die in het politieke domein minder sterk voor het voetlicht komen, zoals het lichaam, de kleding, emoties en het privéleven.19 Hier valt voor politici authenticiteit te winnen, maar ook te verliezen. De aandacht in de media voor de wijze waarop de campagne wordt gevoerd brengt met zich mee dat deze authenticiteit voortdurend bediscussieerd wordt, met als gevolg dat imagomanagement – nou net geen toonbeeld van authenticiteit – voor politici steeds belangrijker is geworden.
Afstand draagt bij aan een positie van onafhankelijkheid en aan het aanzien van de politicus
Je kunt je bovendien afvragen of het wel wenselijk of realistisch is om de ‘afstand’ tussen vertegenwoordigers en zij die vertegenwoordigd worden zo klein mogelijk te maken. Afstand is in zekere zin een uitdrukking van het vertrouwen van burgers in het handelen van hun vertegenwoordigers. Afstand heeft dus een functie: deze draagt bij aan een positie van onafhankelijkheid – het handelen zonder last of ruggespraak – en aan het aanzien van de politicus. Het vinden van een juiste balans tussen nabijheid en verhevenheid is een van de grote uitdagingen waarvoor politici en bestuurders zich geplaatst zien.20
Artikel in het kort:
- Politici gebruiken sinds de jaren vijftig sport als beeldtaal om de afstand tussen hen en burgers te overbruggen
- Onder anderen Drees, Schmelzer en Van Agt zetten zich als sporter neer, en Willem van Hanegem, Jeen van den Berg en Gerrie Knetemann verbonden zich aan een politieke partij
- Doel van de politici was onder meer om zich als politieke outsider of energiek persoon neer te zetten
- Wetenschappers deden de vereenzelviging met sport aanvankelijk als onbeduidend af, maar verbonden deze later met de representatieve functie van politici
- Toch kan de zo gegenereerde aandacht voor authenticiteit, kleding, emoties en privéleven van politici ook negatief uitpakken
Noten
- 1.Deze bijdrage bevat delen die zijn ontleend aan twee eerdere publicaties: Harm Kaal, ‘Popular politicians. The interaction between politics and popular culture in the Netherlands, 1950s-1980s’, Cultural & Social History 15 (2018), nr. 4, pp. 595-616; Harm Kaal, ‘A friendly match. Sport and political culture in the Netherlands between the 1950s and the 1970s’, in: Paul Puschmann en Tim Riswick (red.), Building bridges. Scholars, history and historical demography. A festschrift in honor of professor Theo Engelen. Nijmegen: Valkhof Pers, 2018, pp. 216-236.
- 2.‘Nederland stemt degelijk en zonder opwinding’, De Tijd, 14 juni 1952.
- 3.‘Je kunt niet op “us Abe Lenstra” stemmen!’ Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Archief van de Partij van de Arbeid, inv.nr. 2089 (1956).
- 4.‘Neemt Nederland revanche op de Ieren?’ Katholiek Documentatiecentrum, Archief van de Katholieke Volkspartij, inv.nr. 1488.
- 5.‘Staatssecretaris Schmelzer. Judoka, componist en pianist’, De Tijd-De Maasbode, 9 mei 1959.
- 6.Carla Hoetink en Harm Kaal, ‘Het vrouwelijke element. Liberale vrouwen in de Tweede Kamer vanaf 1968’, Liberale reflecties 60 (2019), mei, pp. 63-73.
- 7.‘CDA-voetbal. Hannie van Leeuwen in het doel’, Het Vrije Volk, 11 mei 1977.
- 8.De Telegraaf, 26 mei 1981.
- 9.Henny Korver, ‘De grote verandering van Dries van Agt’, De Telegraaf, 29 december 1979; Rob Hoogland, ‘Van Agt: “Als ik straks thuis kom, kan ik weer maanden vooruit”’, De Telegraaf, 16 juli 1980; Ed Nijpels (VVD) in de Tweede Kamer. Handelingen van de Tweede Kamer, 1978-1979, 21 november 1978, p. 1556.
- 10.Johan van Merriënboer, Peter van Griensven en Peter Bootsma, Van Agt. Biografie. Amsterdam: Boom, 2008, p. 251.
- 11.Dries van Agt en Frans van Agt, Op weg naar Alpe d’Huez. Wielerverhalen. Amsterdam: Thomas Rap, 2012.
- 12.‘De hockeyer’, Het Vrije Volk, 10 december 1985.
- 13.De Telegraaf, 4 september 1989.
- 14.Lawrence Black, Redefining British politics. Culture, consumerism and participation, 1954-70. Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2010, p. 3.
- 15.John Street, ‘Celebrity politicians. Popular culture and political representation’, The British Journal of Politics and International Relations 6 (2004), nr. 4, pp. 435-452, aldaar p. 436.
- 16.Georg Spitaler, Authentischer Sport – inszenierte Politik? Zum Verhältnis von Mediensport, symbolischer Politik und Populismus in Österreich. Frankfurt am Main: Peter Lang, 2005.
- 17.Street 2004, p. 447.
- 18.Liesbet van Zoonen, Entertaining the citizen. When politics and popular culture converge. Lanham: Rowman & Littlefield, 2005.
- 19.Street 2004.
- 20.Pierre Rosanvallon, Democratic legitimacy. Impartiality, reflexivity, proximity. Princeton: Princeton Universiry Press, 2011; Jean-Pascal Daloz, ‘How political representatives earn legitimacy. A symbolic approach’, International Social Science Journal 60 (2009), nr. 196, pp. 285-296; Remieg Aerts, Het aanzien van de politiek. Geschiedenis van een functionele fictie. Amsterdam: Bert Bakker, 2009.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.