Een toekomstbestendig sportstelsel vraagt regie van de overheid
Samenvatting
Nederland heeft een uitgebreid sportaanbod en omvangrijke sportinfrastructuur. Toch is het de vraag of het sportaanbod voldoende aansluit op de behoefte van de bevolking en of de sportbranche toekomstbestendig is: robuust georganiseerd en duurzaam gefinancierd. Is de sportbranche, in al haar diversiteit, in staat die helft van de bevolking te bereiken die nu níét wekelijks sport of beweegt? De huidige coronacrisis brengt de urgentie van voldoende sporten en bewegen extra aan het licht.
De Nederlandse Sportraad (NLsportraad) heeft onlangs, samen met vele experts en belanghebbenden, de organisatie en financiering van de sport geanalyseerd. Vervolgens heeft de raad advies uitgebracht over een toekomstbestendig sportstelsel dat bijdraagt aan het vergroten van het aandeel Nederlanders dat voldoende beweegt (van 50 procent nu naar 75 procent in 2030). De raad adviseert in het advies De opstelling op het speelveld en het bijbehorende Wettelijk en financieel addendum om sport en bewegen in de vrije tijd te zien als een publieke voorziening waarvoor de overheid (mede) verantwoordelijk is.2
In dit artikel geef ik een overzicht van de belangrijkste uitkomsten en aanbevelingen van het advies, te beginnen bij een beschrijving van de sportbranche, gevolgd door kansen en uitdagingen voor de toekomst, en tot slot het advies om van sport een publieke voorziening te maken.
Een hybride sportbranche
De sportbranche kent een hybride organisatiestructuur. Samen leveren 35.000 sportaanbieders, van verenigingen tot ondernemers, met gezamenlijk 80.000 fte vrijwilligers en circa 25.000 fte betaalde medewerkers, een rijkgeschakeerd sportaanbod. Daarvoor is een fijnmazige infrastructuur van 20.000 sportaccommodaties en vele sportmogelijkheden in de openbare ruimte beschikbaar. De huidige sportbranche kent een omzet van 5,7 miljard euro per jaar, waarbij de grootste bijdrage wordt geleverd door de sporters (2,9 miljard euro aan contributies, abonnementen, enzovoort) en de gemeenten (2,2 miljard euro voor sportvoorzieningen en openbare ruimte, stimulering sportdeelname).3 Vóór corona deed de helft van de Nederlanders wekelijks aan sport en bewegen, zelfstandig of profiterend van het sport- en beweegaanbod dat de sportbranche levert.
De eerste sportverenigingen zijn halverwege de negentiende eeuw opgericht, en sinds de Tweede Wereldoorlog is het aantal sterk gegroeid. Binnen de vereniging maken leden sport mogelijk voor elkaar, en nog steeds is het vrijwilligerswerk de spil van sportverenigingen.
Deze vrijwilligers dragen bij aan de lage prijs van sport en aan de sociale samenhang in de vereniging. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw zijn gemeenten veel sportverenigingen gaan huisvesten en faciliteren. Ook de rol van de gemeenten in de verenigingssport kent daarmee een lange geschiedenis. Twee derde van de ruim 25.000 sportverenigingen huurt een accommodatie van (voornamelijk) gemeenten. Van de wekelijkse sporters in Nederland maakt een kwart gebruik van het georganiseerde sportaanbod (zie figuur 1). Vooral kinderen sporten vaak via sportverenigingen.
Het commerciële aanbod van sportscholen, fitnesscentra en andere ondernemers in de sport is sterk gegroeid sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw. Vooral het aantal fitness- en yogaondernemers is de afgelopen tien jaar sterk gegroeid. Inmiddels zijn er meer dan 6.600 ondernemende sportaanbieders die van sport kunnen bestaan, meestal hun eigen accommodatie exploiteren en betaalde krachten in dienst hebben. De gemeenten staan op veel meer afstand tot deze sportaanbieders in vergelijking met de verenigingssport. Een vijfde van de wekelijkse sporters maakt gebruik van dit aanbod.
De ongeorganiseerde sporters zijn een grote en groeiende groep: de helft van de wekelijkse sporters organiseert zelf hun sportieve activiteit, alleen of met gelijkgezinden. Voor een belangrijk deel maken ongeorganiseerde sporters gebruik van de openbare ruimte. De fietspaden, wandelpaden en recreatiegebieden die hiervoor nodig zijn, worden voornamelijk beheerd door de Nederlandse gemeenten, maar ook door private landschapseigenaren zoals Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer.

Figuur l.Sportdeelname inNederland (bron: Brancherapport Sport)
Nog steeds is het vrijwilligerswerk de spil van sportverenigingen
Sport als onderdeel van de samenleving
Sport is hiermee een onlosmakelijk deel van de samenleving. Algemene trends en ontwikkelingen in de maatschappij hebben ook gevolgen voor sport. Veranderingen in de bevolking (zoals vergrijzing of migratie), ruimtelijke ontwikkelingen (krimpgebieden, verstedelijking) of technologische mogelijkheden (digitalisering, onlinediensten) leiden tot een andere sportvraag of een veranderend sportaanbod.
Sport en bewegen zijn niet alleen van waarde in zichzelf, ook worden ze steeds vaker gezien als een oplossing voor maatschappelijke problemen. Ze zijn belangrijk voor de fysieke en mentale gezondheid en het onderhouden van sociale contacten. Niet alleen het zelf meedoen aan sport, maar ook elkaar ontmoeten en de betrokkenheid van de vele vrijwilligers zijn daarbij van grote waarde. De coronacrisis maakt dit belang extra inzichtelijk: door de maatregelen zijn veel Nederlanders minder gaan sporten en bewegen en zijn de sociaal-economische verschillen tussen groepen toegenomen. Een duidelijk signaal is dat volwassenen die het afgelopen jaar minder zijn gaan bewegen, hun kwaliteit van leven lager waarderen.4
Daarnaast groeit het besef dat vraagstukken als gezondheid of sociale cohesie om een integrale oplossing vragen en meerdere beleidsterreinen raken.5 De decentralisaties van 2015 hebben die benodigde verbinding tussen diverse beleidsterreinen bij lokale overheden versterkt. Om de kansen en uitdagingen in de aanpak van maatschappelijke vraagstukken op te pakken, is het van belang oog te hebben voor de lokale kenmerken, óók als het gaat om het betrekken van de sportbranche en de kwaliteitseisen die dit van het sportstelsel vraagt.
Uitdagingen voor de sportbranche
De diversiteit in de organisatie van de sport in Nederland is zowel een kracht als een risico. Analyses van de NLsportraad laten zien dat het innoverend vermogen van de sportbranche beperkt is door de versplintering, de beperkte financiële reserves en de (traditionele) aard van veel sportorganisaties.6 In de sportbranche werken meer vrijwilligers dan professionals, en hoewel dat een groot goed is, beperkt dat ook de slagkracht om toekomstige ontwikkelingen tegemoet te komen. De benodigde kwaliteiten en competenties voor sport en bewegen zijn niet vastgelegd in opleidingseisen of licentiesystemen. Er wordt geen arbeidsmarktbeleid gevoerd om de werkgelegenheid in de branche te verbeteren. De NLsportraad constateert verder dat de verschillende partijen in de sportbranche onvoldoende samenwerken, geen gezamenlijke visie en agenda hebben, en naar buiten toe niet met één stem spreken.
De financiële schade van de coronacrisis zal ook in de sportbranche nog lang doorwerken
De coronacrisis leidt tot een extra uitdaging voor de branche. Het Mulier Instituut schat in dat alleen al in 2020 de gehele sportbranche een miljard euro schade heeft geleden.7 De verwachting is dat de financiële gevolgschade in de keten van de sport nog lang zal doorwerken: minder bestedingen door consumenten en bedrijven en bezuinigingen bij gemeenten leiden mogelijk tot het wegvallen van sportaccommodaties, sport- en beweegaanbieders, topsportbedrijven en evenementenorganisatoren. Juist omdat sport geen wettelijk kader heeft, zijn de gevolgen voor de sportinfrastructuur en daarmee de prestaties van de branche nog niet te overzien.
Sport als publieke voorziening
Met deze stand van zaken, kansen en uitdagingen in het achterhoofd heeft de NLsportraad met het advies De opstelling op het speelveld en het Wettelijk en financieel addendum gekeken naar de lange termijn. Dit is uitgewerkt in een zevental aanbevelingen (zie figuur 2).

Figuur 2. De aanbevelingen uit De opstelling op het speelveld
De raad adviseert de komende tien jaar beleidsmatig en financieel extra te investeren in het sportstelsel. We adviseren van sport een publieke voorziening te maken, zodat overheid en branche samen in een toekomstbestendig sportstelsel zorg dragen voor een sport- en beweegaanbod dat geschikt is voor de gehele bevolking. Voor een wettelijk sportstelsel is méér financiering nodig. Met een oplopende extra financiële bijdrage van zowel rijk, provincies en gemeenten als consumenten (maximaal 970 miljoen euro per jaar aan structurele middelen en 570 miljoen euro incidentele middelen) zijn in 2030 de beschikbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van sportvoorzieningen dusdanig vergroot dat we een groot deel van de samenleving vitaal en veerkrachtig kunnen houden.
We adviseren de overheidstaken op het gebied van sport en bewegen vast te leggen in een sportwet, met een duidelijke taakverdeling tussen overheidslagen.8 Andere beleidsinstrumenten (zoals sportakkoorden, programma’s en subsidieregelingen) om sport en bewegen toegankelijker te maken, vinden we na afweging te vrijblijvend. Zo kunnen relevante partijen naar eigen keuze wel of niet meedoen aan die beleidsinstrumenten. Daarnaast zijn de instrumenten niet duurzaam, omdat ze vaak een (te) korte doorlooptijd hebben om doelen te bereiken en de taken en rollen van partijen bij iedere nieuwe kabinets- of raadsperiode worden heroverwogen of herzien.
In de huidige situatie is bovendien géén van de financieringsstromen zeker. Dat geldt zowel voor de uitgaven van consumenten en bedrijven (conjunctuurgevoelig) als voor die van overheden en maatschappelijke partners (ontbreken van een wettelijk kader), en dat geldt zowel voor breedtesport als topsport. Het ontbreken van een stelsel en hieruit voortvloeiende financiering heeft tot gevolg dat er verschillen optreden in plaats (verschillen per provincie en gemeente) en in tijd (verschillen per kabinets- of collegeperiode).
Taken op het gebied van sport en bewegen moeten vastgelegd worden in een sportwet, met duidelijke verdeling tussen overheidslagen
Een sportwet biedt extra steun en vertrouwen vanuit de overheid aan de branche, maar óók de mogelijkheid om taken aan de branche te geven of eisen te stellen. Voorbeelden hiervan zijn het verplicht stellen van een bepaald opleidingsniveau voor trainers of het vaststellen van eisen voor een verantwoord en veilig sportaanbod voor kinderen en ouderen. Dit zou ook de samenwerking met andere sectoren (zoals onderwijs, kinderopvang, zorg) kunnen ondersteunen. Voor deze sectoren, waar wel wettelijke taken en eisen gelden, is de meerwaarde van sport als publieke voorziening daarmee ook een kans. Tegelijk ontstaat een betere onderhandelingspositie voor de sport. Zo worden er tot 2030 mogelijk één miljoen extra woningen gebouwd. Bij de aanleg van nieuwe wijken wordt vaak niet gedacht aan de ruimte die nodig is voor sport en bewegen. Op basis van de sportwet hebben gemeenten echter een wettelijke taak om voldoende sport- en beweegvoorzieningen voor hun burgers te realiseren.
Een sportwet biedt volgens de NLsportraad veel voordelen, waarbij ook beleidsvrijheid overeind blijft voor maatwerk op lokaal niveau en voor het private initiatief en vernieuwing bij verenigingen en ondernemers. Juist door gemeenten verantwoordelijk te maken voor breedtesport en bewegen, kunnen zij er binnen de wet op toezien dat er voldoende sportmogelijkheden zijn voor hun burgers en dat niet alleen sportverenigingen van accommodaties gebruikmaken, maar ook sportondernemers, scholen of kinderopvangcentra. Ook als sport een publieke voorziening is, blijven de organisaties (zoals sportverenigingen en ondernemers) die nu sport en bewegen aanbieden dat doen. Daarmee blijft het maatschappelijk initiatief in stand, inclusief de betrokkenheid van de vele vrijwilligers en inzet van professionals, met oog en waardering voor regionale verschillen in sportaanbod en -infrastructuur.
De coronapandemie heeft ons allen laten zien hoe belangrijk het is om vitaal en weerbaar te zijn, en ook wat een gemis het is als de mogelijkheden om onder begeleiding te sporten en te bewegen wegvallen. Door van sport een publieke voorziening te maken wordt het belang van sport en bewegen voor een vitale en veerkrachtige samenleving benadrukt.
Artikel in het kort:
- Kortgeleden adviseerde de Nederlandse Sportraad om te komen tot een sportwet waarin de verantwoordelijkheden van de diverse overheidslagen goed omschreven worden
- Het belang van meer lichaamsbeweging was al een aandachtspunt vanuit gezondheidsperspectief; corona heeft deze urgentie versterkt
- Met het verankeren van ‘sport als publieke voorziening’ wordt de continuïteit in het sport- en beweegaanbod beter gewaarborgd
- In dit nieuwe stelsel blijven het eigen initiatief en de betrokkenheid van vrijwilligers behouden
Noten
- 1.Nederlandse Sportraad, De opstelling op het Naar een sterke sportbranche voor een vitale samenleving. Advies over de organisatie en financiering van de sport. Den Haag: NLsportraad, 2020. Zie ook: Nederlandse Sportraad, Wettelijk en financieel addendum. Bijlage bij het advies ‘De opstelling op het speelveld’. Den Haag: NLsportraad, 2021.
- 2.Op de website van de NLsportraad zijn advies en addendum in hun geheel terug te vinden, evenals de publicaties die in de analysefase zijn uitgebracht; zie www.nederlandse-sportraad.nl/adviezen/organisatie-en-financiering-van-de-sport.
- 3.KPMG Advisory, Brancherapport Sport. Amstelveen: KPMG, 2019.
- 4.Jelle Schoemaker en Willem de Boer, Impact van veranderingen in sport en bewegen door het coronavirus in 2020. Van coronacrisis naar beweegcrisis? Nijmegen: Sports & Economics Research Centre (SERC), HAN University of Applied Sciences (HAN), 2021.
- 5.Zie ook: Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, Een eerlijke kans op gezond leven. Den Haag: RVS, 2021.
- 6.Nederlandse Sportraad, De fitheid van de sport. Een kwalitatieve analyse van de huidige organisatie en financiering van de sport. Den Haag: NLsportraad, 2020.
- 7.Hugo van der Poel, Peter Nafzger en Peter van Eldert, Monitor Sport en corona II. De gevolgen van coronamaatregelen voor de sportsector. Utrecht: Mulier Instituut, 2020.
- 8.Zie ook: Raad voor het Openbaar Bestuur, Rust-Reinheid-Regelmaat. Evenwicht in de bestuurlijkfinanciële verhoudingen. Den Haag: ROB, 2021.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.