Het failliet van de Franse laïcité
Samenvatting
Frankrijk was in november opnieuw het doelwit van moslimterroristen. Dat kan geen toeval zijn. De scheiding tussen kerk en staat is er rigoureus doorgevoerd. Iedereen wordt geacht te voldoen aan het niet-religieuze republikeinse ideaal. Maar minderheden zoals moslims maar ook traditionele katholieken kunnen daarbinnen hun draai niet vinden. Meer souplesse en oog voor hun behoeften zou veel helpen en hun integratie alsnog kunnen bevorderen.
Mag er een kerststal staan in een overheidsgebouw? In Frankrijk is het dezer dagen weer raak. Bruno Retailleau, senator namens de centrumrechtse partij UMP, had in Nantes in het districtskantoor van de raad van de Vendée, een door en door katholieke streek, een kerststal laten plaatsen. Prompt was er een comité komen aanzetten die op de verwijdering van de kerststal aandrong. De rechter werd erbij gehaald en die gaf de bezwaarden gelijk. Daarbij deed hij een beroep op de wet van de scheiding van kerk en staat uit 1905, die kortweg als de wet van de laïcité (letterlijk: het lekendom) bekendstaat. De staat moet neutraal en onpartijdig zijn en geen enkele voorkeur tonen voor een godsdienst of een overtuiging van de burgers. Maar de laïcité is meer dan dat. Niet ten onrechte wordt de laïcité een Franse religie genoemd. In de praktijk functioneert zij als een staatsideologie die zich verheven acht boven het geloof van de burgers. Want de staat wil zijn mensen opvoeden tot rationeel ingestelde mensen. Godsdienst is een privéaangelegenheid en elke geloofsuiting moet uit de publieke ruimte worden geweerd.
Een timide geworden rooms-katholieke kerk – in de negentiende eeuw was zij juist zeer strijdbaar – heeft haar draai in dit systeem uiteindelijk wel kunnen vinden, hoewel er nog steeds grote groepen traditionele katholieken zijn die deze ver doorgevoerde scheiding verwerpen, met name in de Vendée. Het is echter vooral de aanwezigheid van grote groepen moslims die leven in de verpauperde voorsteden die aan dat keurige republikeinse ideaal niet kunnen voldoen. Je zou verwachten dat de Franse staat gezien de al jaren alarmerende wantoestanden in deze wijken op enigerlei wijze aan hun behoeften tegemoet zou willen komen, maar in plaats daarvan volhardde de staat in zijn oude aanpak. Ruim tien jaar geleden kwam hij met een wet die de hoofddoek van meisjes op openbare scholen verbiedt. Het is zeker niet ondenkbaar dat de hoofddoek als een politiek symbool kan worden opgevat, maar ze kan net zo goed gezien worden als een religieus geïnspireerd gebruik. De staat verlangt in elk geval van zijn kinderen dat ze afstand doen van hun eigen milieu en zich gedragen als kleine republikeinen. Een vergaande ingreep die bewijst dat de staat zich door wantrouwen jegens zijn burgers laat leiden. En dan staat de Franse ook nog eens met vrijwel lege handen. Want het dogma van de laïcité betekent dat de staat de denominaties of etnische origine van zijn burgers niet kent, omdat hij deze niet registreert. Een minderhedenbeleid kan daardoor niet van de grond komen.
***
Voor een goede integratie van moslims lijkt een andere, verzachte vorm van laïcité nodig. Nicolas Sarkozy toonde zich, toen hij president was, in feite een voorstander voor een gematigder benadering. Bij een bezoek aan paus Benedictus eind 2007 verklaarde hij dat de republiek behoefte heeft aan de gelovigen, ook al vertelde hij er tegelijkertijd ten overvloede bij dat hij zeker niet wilde tornen aan het in de wet vastgelegde beginsel van de gewetensvrijheid. Hij wees op de desolate toestanden in de banlieues van Frankrijks grote steden, op de leegloop van de parochies op het platteland en het tekort aan priesters, en concludeerde dat de Fransen er in de laatste decennia bepaald niet gelukkiger op waren geworden. Hij eindigde met de fraaie slogan ‘Un homme qui croît, c’est un homme qui éspère’: een mens die gelooft, is een mens die hoopt. En de republiek heeft nu juist mensen nodig die hoopvolle verwachtingen koesteren, aldus Sarkozy.
Eerder had hij er al voor gepleit dat de staat de financiering zou faciliteren van moskeeën. Dat zou toch beter zijn dan die moskeeën te laten financieren door salafistische moslims uit Saoedi-Arabië. Dit zou een aanpassing vergen van de wet op de scheiding van staat en kerk. Hij kreeg er de handen niet voor op elkaar.
Wie zou verwachten dat hij positieve reacties op zijn toespraak kreeg, vergist zich deerlijk. Een lawine van verwijten volgde. Het dieptepunt was wel de reactie van de Franse centrumpoliticus François Bayrou, die zichzelf als een belijdend katholiek afficheert. Deze schrok zelfs niet terug voor het groteske verwijt dat Sarkozy de godsdienst weer als opium voor het volk wilde inzetten.
***
De terugkeer naar het verouderde ideaal werd in 2012 unverfroren voortgezet door Sarkozy’s opvolger, François Hollande. Hij stelde in zijn verkiezingscampagne al voor om de wet uit 1905 op de scheiding van staat en kerk een granieten grondslag te geven door deze onderdeel te maken van de grondwet.
De bekende Canadese filosoof Charles Taylor, die menigmaal een lans brak voor een multiculturele samenleving, bestempelde dat voorstel terecht als een heilloze weg. Zou de wet van 1905 in de grondwet worden opgenomen, dan zou ze alleen maar moeilijker zijn aan te passen. Waar de Franse samenleving nu juist zo broodnodig behoefte aan heeft, aldus Taylor, zijn oplossingen om de fragmentatie in de samenleving te overwinnen, en het wegnemen van de problemen van de integratie die zoveel immigranten ervaren. Er zou veel meer uitwisseling moeten komen om de moslims tot landgenoten te maken.
Toch was het merendeel van de reacties in Frankrijk positief over Hollandes pleidooi. Het zou neerkomen op nog minder souplesse en vrijheid in het verkeer tussen verschillende culturen. Inmiddels hadden de daden van moslimextremisten een ander, meer repressief klimaat geschapen. De laïciteit van de Franse staat moest hoe dan ook beschermd worden. Dat is helemaal het overheersende parool geworden na de aanslagen in Parijs in november. Vele tienduizenden gingen de straat met de leus ‘Je suis Charlie’. In feite werd moslims daarmee verteld dat kwetsen wat voor hun heilig is, moet kunnen. En natuurlijk moet het kwetsen van andermans diepste religieuze gevoelens ook kunnen. Maar het besef van zelfkritiek ontbreekt. De demonstranten kwamen, blijkens de analyse van de socioloog Emmanuel Todd in Qui est Charlie? Sociologie d’une crise religieuse, voor het merendeel uit de gegoede wijken. Het leek erop alsof zij op die manier het gevaar dat in de banlieue schuilt, wilden bezweren. Want daar werd niet gedemonstreerd of een minuut stilte gehouden. Daar konden de aanslagplegers met hun geperverteerde versie van de islam eerder op sympathie rekenen.
De Franse staat krijgt de rekening gepresenteerd van de hautaine manier waarop hij de problemen van gekwetste minderheidsgroepen decennialang heeft behandeld. Grote groepen islamitische minderheden leven geisoleerd en lijken weinig mogelijkheden te hebben zich tot volwaardige citoyens te ontwikkelen. Het is geen wonder dat de gekwetsten de godsdienst als een reddingsboei aangrijpen om de impasse waarin ze leven te boven komen en dan in hun wanhoop zelfs brandstichters verkiezen om zich te wreken. Vrijheid, gelijkheid en broederschap zijn loze kreten gebleken waar de Republiek geen handen en voeten aan weet te geven. Algemeen wordt erkend dat de integratie is mislukt. Het laïcistische model is daarvoor ten dele verantwoordelijk.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.