Politici moeten oorlogstaal vermijden [2]
Samenvatting
Het politiek handelen manifesteert zich via de taal. Elke politieke situatie behoeft haar eigen specifieke woorden en retorische vorm. Elke week, soms ook nog elke dag, vinden in verschillende landen terreuraanslagen plaats. Tientallen burgers komen daarbij om het leven. In november dit jaar werd in Afghanistan een aantal burgers (van het Hazaravolk) ontvoerd en later onthoofd. Onder de slachtoffers bevond zich een 9-jarig meisje. In de jihadistische gebieden worden de gruwelijkste manieren van executies, zoals het kruisigen van christenen, uitgevoerd. De islamitische terroristen kunnen we zonder meer hostis humani generis noemen: de vijand van de menselijkheid. Op 13 november 2015 werd Parijs, maar ook de hele westerse wereld, opgeschrikt door een reeks van aanslagen. Daarbij kwamen 130 burgers om het leven. Dat is de situatie waarvoor de politici naar juiste politieke woorden moeten zoeken.
***
President Hollande stelde in zijn toespraak dat Frankrijk en het Westen in oorlog zijn met het islamisme. Hij kreeg steun van twee andere regeringsleiders: premier Rutte en premier Cameron. Deze uitspraken hebben twee wezenlijke implicaties: een juridische en een politieke. Op basis van artikel 96 van de Grondwet is de Nederlandse staat in oorlog wanneer de Staten-Generaal daarvoor toestemming heeft gegeven, en die toestemming is niet vereist wanneer dat door een feitelijke oorlogstoestand niet mogelijk is. De meeste oorlogen waarin Nederland verzeild raakte, werden echter niet gevoerd op basis van dat artikel 96. Nederland voerde oorlogen ‘ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde’ (artikel 100 van de Grondwet). We zijn eigenlijk al lang in oorlog met de jihadisten: Afghanistan en Mali. Desondanks namen de politici het woord ‘oorlog’ niet in de mond.
Sommige mensen denken dat politici oorlogsretoriek moeten vermijden en vooral geen oorlog moeten voeren. Dit is een vreemde gedachtegang. Nadat IS in 2014 de Iraakse stad Mosul had bezet en in de Koerdische gebieden een regelrechte genocide op Jezidi’s dreigde, werd een internationale coalitie gevormd om IS in Irak te verslaan. Nederland neemt deel aan deze coalitie. De Nederlandse F-16’s bombarderen IS-doelen in Irak. Dat is de facto een oorlogshandeling. Door de bombardementen van de coalitie werd het lijden van het Koerdische volk enigszins verzacht. Ondertussen zijn de meeste Koerdische gebieden in Irak bevrijd. Nederland heeft daarom politiek, juridisch en moreel naar behoren gehandeld. Er was immers geen andere uitweg; dit resultaat kon via diplomatie of onderhandelingen niet worden bereikt.
Een pacifistische vredestheologie is amoreel en antipolitiek. In naam van moraliteit wordt de existentie van de moraal in gevaar gebracht. Ze is ook antipolitiek omdat de politieke vijand, in termen van oorlogsrecht, alle ruimte krijgt om andere politieke ordes uit te roeien of in chaos te storten. Het is de taak van de staat om zijn burgers te beschermen tegen de oorlogszuchtige vijanden. Daarom beschikt de staat over het geweldsmonopolie. Het is derhalve ook de plicht van de staat om de zwaardmacht te gebruiken als dat nodig is. Een christelijke theologie die dit niet begrijpt, is niet van deze wereld. In vroeger tijden bestond soms het verlangen naar een soort christelijk martelaarschap, maar dat verlangen kan niet worden geëist van een rechtsorde.
***
Mogen we hieruit concluderen dat politici de oorlogstaal ook per se moeten gebruiken? Zoals gezegd verkeert Nederland geregeld in oorlogssituaties. De militaire strijd tegen Al Qaida en de Taliban in Afghanistan ging terecht in Nederland niet gepaard met de oorlogsretoriek. De oorlog werd duizenden kilometers verderop uitgevochten in een coalitie met de Afghanen zelf. Daarnaast was het Westen tegelijkertijd bezig geweest met de wederopbouw van Afghanistan. Ten slotte was de veiligheidssituatie van Nederland vrij stabiel, en ook in landen als Frankrijk of Italië werd vanwege de oorlog in Afghanistan geen noodtoestand uitgeroepen. Daarom hanteerden politici geen oorlogstaal.
Maar nu is het anders. De vijanden bevinden zich letterlijk onder ons. De jihadisten willen nu met alle middelen onze steden aanvallen. Daarbij gebruiken ze oorlogswapens. Ze vielen de redactie van het satirische blad Charlie Hebdo met zware wapens aan. Dat gold eveneens voor de laatste aanslag in Frankrijk. Ook de Belgische politie vond bij de jihadisten oorlogswapens. Precies om die redenen verklaarde de Franse staat, en voor een korte tijd de Belgische staat, de noodtoestand in Parijs en Brussel. In een aantal gebieden is de noodtoestand onverminderd van kracht. Wanneer de democratische staten militairen in hun steden moeten inzetten ter bescherming van hun burgers, is het onvermijdelijk om wél de oorlogsretoriek te gebruiken. Wel ben ik van mening dat politici buitengewoon zuinig moeten zijn met het gebruik van oorlogstaal. Het is slechts bedoeld ter aanduiding van een situatie en ter ontwikkeling van het publieke bewustzijn.
Een gelovige mag zijn andere wang toekeren naar de politieke vijand. Dat is wonderbaarlijk en getuigt van een diep geloof in een gunstige uitkomst van gebeurtenissen: hetzij in deze wereld, hetzij in de andere wereld. Dit mag echter nooit als een statelijk beginsel worden beschouwd. Het individuele geloof en de eigen verantwoordelijkheid moeten niet worden verward met de politieke en statelijke verplichtingen.
Een politieke orde is geen zelfmoordpact. Daar verschilt precies het Westen van de jihadisten: het Westen beschermt de burgers, de jihadisten doden de burgers omwille van Allah.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.