Asschers bemoeienis met Turkse organisaties gaat te ver [2]
Samenvatting
Minister Asschers bemoeienis met Turkse organisaties in Nederland doet denken aan de publieke discussie over Zwarte Piet: zij is de reactie van een nerveuze minister die op de proef wordt gesteld door krachten waarop hij geen grip heeft.En dat leidt tot een ervaring van frustrerende machteloosheid, die maar zelden de meer verheffende passies in actoren naar boven brengt. De minister handelt nadrukkelijk vanuit het soevereiniteitsbeginsel. Deze heeft als doel om conflicten, bovenal religieuze conflicten, te pacificeren. Soevereiniteit veronderstelt dat mensen, vanuit hun angst voor geweld, wantrouwen en vijandigheid jegens de ander, die anders denkt, voelt en handelt, bescherming en recht zoeken bij de staat. De soevereine staat claimt zelf verantwoordelijkheid voor de bescherming van zijn burgers tegen geweld en onrecht. Deze burgers zijn de volgzame onderdanen, de rechtssubjecten, van de soevereine staat. Vrijheid is hier een juridisch recht dat wordt geschonken en gehandhaafd door de staat. Deze kan ook weer worden ingetrokken als het recht wordt misbruikt en de geschonken vrijheid verwordt tot een bedreiging van de soevereiniteit. Het verlangen van de minister naar staatscontrole over de Turkse organisaties moet hier worden begrepen als een wens om mogelijk misbruik van geschonken vrijheden en mogelijk oplaaiend religieus geweld bij voorbaat de kop in te drukken. Het is een uitdrukking van angst voor mogelijke terreur, Anatolisch despotisme, tribalisme, buitenlandse inmenging, en bedreigingen die de Nederlandse soevereiniteit aantasten, in een context van verval van beschaving en verspreiding van barbarisme.
***
Het angstvallige denken, voelen en handelen vanuit het soevereiniteitsperspectief verraadt een mechanische, technische, materialistische, vervreemdende benadering van burgerschap, democratie en integratie die radicaal in strijd is met de christendemocratische visie. Het verlangen om de Turkse organisaties te beheersen en deze te onderwerpen aan de wil van de soeverein, laat het onbegrip en ongeloof zien dat kenmerkend is voor de soevereiniteitsgedachte. De beginselen van subsidiariteit en soevereiniteit in eigen kring – de twee basisbeginselen van de christendemocratie – zijn gefundeerd op andere inzichten en passies, te weten de gedachte dat goede (vrije en democratische) burgers niet in staatsapparaten of beleidssystemen doch in kleinschalige politieke gemeenschappen en eigenzinnige levenskringen worden gevormd. Deze antisoevereiniteitsbeginselen gaan uit van de gedachte dat democratisch gedachtegoed, en de hogere verlangens, zoals liefde, worden gekweekt in organische, betekenisvolle, ideële, gewortelde relaties. Subsidiariteit en soevereiniteit in eigen kring kweken geen conformistische staatsonderdanen.
Het doel van subsidiariteit is het scheppen van burgers die, in al hun diversiteit van denken, voelen en doen, over gecultiveerde inzichten, wilskracht, verwondering en moed beschikken die hen in staat stellen om de verantwoordelijkheid voor elkaar op zich te nemen. Daarom geeft het subsidiariteitsbeginsel aan dat een minister pas mag ingrijpen in het vormingsproces van een gemeenschap als burgers ondersteuning nodig hebben om het goede te kunnen doen. Vanuit het subsidiariteitsoogpunt is de machtsgreep van de minister illegitiem. Als Turkse organisaties in Nederland hun vrijheid zouden misbruiken om barbaarse of despotische doelen te realiseren, dan is het de politieke, democratische opdracht van de minister om ondersteuning te bieden omwille van het prudent vormen van democratische mensen in hun eigen gemeenschap, opdat zij leren de zware lasten van de vrijheid te dragen. Daarvan is in dit geval geen sprake.
***
Dat andere beginsel van de christendemocratie, het neocalvinistische beginsel van soevereiniteit in eigen kring, heeft als doel om de gewetensvrijheid van gelovigen te waarborgen. Juist die gewetensvrijheid staat met de intensieve monitoring en andere vormen van staatsvoyeurisme onder druk. Soevereiniteit in eigen kring veronderstelt dat mensen onderdeel zijn van een voorgegeven orde die bestaat uit betekenisvolle levenskringen als wetenschap, kunst, handel, natie, familie, enzovoort – kringen die door liefde en roeping tot leven komen en door liefdeloosheid, de zonde, worden verpletterd. Om inzichten, sterkte, wilskracht en de hogere passies te cultiveren die het scheppen van een democratische cultuur mogelijk maken, is het nodig dat mensen, vanuit een gelovig leven, deze kringen realiseren in hun alledaagse roepingen. Het punt van de levenskringen, wereldjes op zich, is dat deze, ongeacht de overheid, zelf soeverein zijn. Kringen hebben, ongeacht publiek recht of overheidsbeleid, hun eigen voorgegeven wetten die mensen, vanuit hun eigen geweten, moeten onderhouden om niet in wetteloosheid en barbarisme te vervallen. Asschers staatsvoogdij legt gewetensdwang op, in de zin dat de wetten van een eigen religieuze kring, onder staatscontrole en binnen de bureaucratische kaders van een beleidssysteem worden geplaatst. Het is een uitdrukking van ongeloof en liefdeloosheid: een schending van de hoogste wet die ministers behoren te onderhouden. Als angst voor diegene die zich niet laat knechten, het intellect en de liefde verplettert die gemeenschappen en kringen doen zaaien en bloeien, dan mag van burgers niets lofwaardigs meer worden verwacht. En daarmee verworden burgerschap, democratie, integratie, de beloften van een democratische cultuur, tot een farce. Dit lijkt mij het grootste risico van een werelds bestaan anno nu.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.