CDA: schild voor de rijken?
Samenvatting
Was in de jaren zeventig de ethiek duidelijk aanwezig, nu ontbreekt die grotendeels in het debat over de inkomens- en vermogensverdeling. Door de explosie van topinkomens wordt het sociale weefsel van de samenleving aangetast. Dat moet het CDA zich aantrekken. Het ligt voor de hand om voor arbeidsloze inkomens het belastinginstrument in te zetten.
Was in de jaren zeventig de ethiek duidelijk aanwezig, nu ontbreekt die grotendeels in het debat over de inkomens- en vermogensverdeling. Door de explosie van topinkomens wordt het sociale weefsel van de samenleving aangetast. Dat moet het CDA zich aantrekken. Het ligt voor de hand om voor arbeidsloze inkomens het belastinginstrument in te zetten.
De inkomens- en vermogensverdeling staat weer hoog op de agenda. Dat komt door het werk van Piketty1 en een studie van de WRR2 die als een soort Nederlandse appendix bij het boek van Piketty kan worden gelezen. Waarom die belangstelling er nu pas is en niet al eerder bij het verschijnen van de boeken van Stiglitz,3 Lansley4 of Wilkinson5 is mij een raadsel; het zal wel een kwestie van marketing zijn.
De boodschap uit al deze studies is eigenlijk dezelfde: de inkomensongelijkheid in de ontwikkelde economieën neemt de afgelopen dertig jaar weer toe en dat is slecht. Piketty voegt er inzicht aan toe over de verdeling van vermogens en daar is het van hetzelfde laken een pak: de ongelijkheid neemt toe. Vooral in de Verenigde Staten en iets minder in het Verenigd Koninkrijk is de ongelijkheid onvoorstelbaar toegenomen. Piketty voegt als beleidsaanbeveling toe dat een vermogensbelasting van 1% per jaar over een vermogen tussen 1 en 5 miljoen euro en van 2% over vermogens boven 5 miljoen euro te rechtvaardigen zou zijn.
Verschillende economen, ook van christendemocratischen huize, waren er als de kippen bij om de angel uit het debat te trekken.6 Het debat hoorde aan ons land voorbij te gaan, want hier was de ongelijkheid merkwaardig stabiel en was er dus geen aanleiding om het belastinginstrument in te zetten om de verdeling wat rechtvaardiger te maken. Het kabinet, om een reactie gevraagd, zette nog eens de statistiek uiteen, constateerde hier en daar wel wat toegenomen ongelijkheden, maar over het geheel genomen was er niet zoveel aan de hand. Het kabinet zou aandacht aan de ongelijkheid en nog vele andere zaken blijven schenken.7 Het volk kon weer rustig gaan slapen.
Toch blijft er wat knagen. Want zelfs de ‘gewone man’ ziet dat de afgelopen dertig jaar aan de top een ware explosie van inkomens heeft plaatsgevonden. De bazen van bedrijven die op de beurs in de AEX zijn opgenomen, tellen hun jaarinkomens uit in miljoenen euro’s. En dat in de vermogensverdeling volgens Quote de nouveau riche inmiddels de ranglijst aanvoert krijgt de nodige aandacht in de populaire media. De top telt zijn vermogens niet in miljoenen, maar in miljarden. Ook al laat de ginicoëfficiënt voor de ongelijkheid het allemaal niet zien, er is wel degelijk wat aan de hand.
***
In de jaren zeventig van de vorige eeuw woedde er eveneens een discussie over de gewenste inkomensverdeling. Tinbergen8 en Pen9 publiceerden beiden een boek onder de titel Income distribution. Zelfs vanuit de hoek van de ethiek werd aan het debat bijgedragen.10 Minister Boersma, sterk leunend op het werk van Tinbergen, schreef een Interimnota Inkomensbeleid.11 Er verscheen daarna nog enkele jaren op Prinsjesdag een statistische bijlage over het inkomensbeleid, en vervolgens bloedde de zaak dood.
Tinbergen formuleerde in het begin van de jaren vijftig als lid van de Sociaal-Economische Raad de bekende vijf doelstellingen van het sociaal-economisch beleid. Daaronder viel ook de doelstelling van een evenwichtige inkomensverdeling. Meestal verschuilen economen zich als ze wat te berde moeten brengen over wat een evenwichtige verdeling is. Dat is een zaak van de politiek, zegt men. Zo niet Tinbergen. Hij ontwikkelde een maatstaf voor de gewenste inkomensverdeling op basis van de economische theorie van de marginale productiviteit. Een verdeling tussen de laagste en hoogste inkomens in de publieke sector van 1:5 leek een evenwichtige verdeling. Daar is kennelijk nog niet veel in veranderd. Het zittende kabinet wil het inkomen verdiend in de publieke sector maximeren op het salaris van de minister-president. Dat is ruwweg 6 keer hoger dan het laagste inkomen. Buiten de publieke sector is het echter één grote bonanza. Een evenwichtige verdeling met als maximuminkomen 5 keer het minimuminkomen is daar helemaal uit het zicht verdwenen. fnv Bondgenoten stelt nu voor als maximum 20 keer het laagste salaris te hanteren.12 Dat komt neer op een jaarinkomen van 500.000 euro. De werkelijkheid is echter totaal anders. De baas van Shell verdient bijvoorbeeld 400 keer het minimum, en die van Unilever ruim 130 keer.13
Was in de jaren zeventig de ethiek duidelijk aan boord in de discussie, nu ontbreekt die grotendeels. ‘Wat iedereen in onze tijd direct opvalt, is […] de concentratie van een onbegrensde macht […] in de handen van weinigen, die meestal nog niet eens de eigenaars zijn, maar slechts de bewaarders en beheerders van aan hen toevertrouwde goederen, die zij geheel en al volgens eigen inzicht en oordeel beheren.’ Dit is geen opmerking van een boze Piketty, maar van Paus Pius XI in de encycliek Quadragesimo Anno uit 1931. Toch is het goed deze ethische dimensie bij het debat te betrekken, al was het maar om tot een bezonken oordeel te kunnen komen.
***
Een aangrijpingspunt kan worden gevonden in het begrip arbeidsloos inkomen. Economen hebben getracht een economische onderbouwing te vinden voor de topinkomens. De conclusie is duidelijk: die onderbouwing is er niet. In economische zin is het verdiende inkomen de beloning voor de inzet van arbeid. Bij topinkomens heeft het overgrote deel van het inkomen echter niets te maken met arbeidsinzet.14 Het is een windfall profit dat je in de schoot wordt geworpen of, als je het wat minder rooskleurig wilt voorstellen, de uitkomst van een machtsspelletje, ook wel rent seeking geheten.15
De volgende vraag is hoe dit arbeidsloze inkomen te moeten beschouwen. Ook hiervoor kun je terecht in Quadragesimo Anno. Pius XI waarschuwt de arbeidersklasse dat hij het arbeidsloos inkomen niet af wil schaffen. In plaats daarvan zou gevraagd moeten worden of dit inkomen ook in de plaats komt ‘van enige dienst in de menselijke samenleving’. Dit is geheel in overeenstemming met de katholieke sociale leer. Daarin staat het eigendomsrecht pal overeind, maar het heeft wel een dubbele functie. Als het om inkomen gaat, wordt onderscheid gemaakt tussen het deel dat nodig is voor de noodzakelijke behoeften en alles wat daarbovenuit komt. Het eerste deel kan men voor zichzelf aanwenden, het tweede deel heeft een voluit sociaal karakter. Daarbij is de vraag aan de orde of het ook tot voordeel van anderen strekt. Het gebruik dat ervan wordt gemaakt, is bepalend voor het oordeel over arbeidsloos inkomen. Wat dat betreft is de huidige Paus nogal pessimistisch gestemd als hij constateert dat ‘de mechanismen in ons huidige economisch bestel […] een overdreven consumptie in de hand [werken]. Dit leidt tot ongebreidelde consumptiedrift en sociale ongelijkheid. Het sociale weefsel wordt dubbel aangetast.’16
***
Als het nu zo is dat veel arbeidsloos inkomen in strijd met het beoogde sociale karakter wordt besteed, wat is dan de rol van de overheid? Het ligt voor de hand om het belastinginstrument in te zetten. In de Verenigde Staten heeft na de Tweede Wereldoorlog jarenlang een marginaal tarief in de inkomstenbelasting gegolden van meer dan 90%. Het motief daarvoor werd gevonden in het sociaal niet acceptabele en economisch niet productieve gebruik van de topinkomens.17 Piketty zou een hoogste tarief van 80% acceptabel vinden, en in ons land denkt Flip de Kam dat het niet hoger kan zijn dan 60%.18 Een voordeel van een hoog tarief voor hoge inkomens is dat het de prikkel wegneemt om steeds meer te willen verdienen. Als er netto zo weinig overblijft, wat voor zin heeft het dan om nog meer te willen hebben? Wat de vreugde nog verder verhoogde, is dat in de Verenigde Staten het hoge tarief kon worden ontlopen als het inkomen dat onder het hoge tarief viel, werd geschonken aan een goed doel. Franciscus zou hier geen bezwaar tegen hebben.
Piketty stelt, zoals gezegd, een vermogensbelasting voor die vermogens tot 1 miljoen euro vrijlaat en daarna licht progressief is, met een maximum van 2% boven 5 miljoen vermogen. Vergeleken met de situatie in ons land is dit een gematigd voorstel. Bij ons begint de uniforme heffing van 1,2% op een heel laag vermogensniveau. De effectieve aanslag is voor kleine vermogens veel hoger nu het werkelijke rendement veel lager is dan het forfait van 4%. Voor grote vermogens is een hogere heffing te verdedigen omdat daar een beter vermogensbeheer tot de mogelijkheden behoort en dus het rendement meestal de 4% ruim zal overschrijden. Beter was het wellicht een vermogenswinstbelasting in te voeren. Bij de laatste belastingherziening heeft de CDA-fractie hier volop op ingezet, maar uiteindelijk bakzeil moeten halen. PvdA-staatssecretaris Vermeend was niet te vermurwen.19
In het algemeen zou eens gekeken moeten worden naar de verdeling van de belastingen over arbeid en vermogen. De Kam laat zien dat er de afgelopen jaren stelselmatig een verschuiving heeft plaatsgevonden van belasting op vermogen naar belasting op arbeid en naar belasting van consumptie. Dergelijke verschuiving vergroot de ongelijkheid van besteedbare inkomens. Je kunt niet én tekeergaan tegen Piketty én weigeren te kijken naar een evenwichtige verdeling van de belastingen over arbeid, vermogen en consumptie.
Gradus, Ruding en Vermeend voelen er niets voor om het belastinginstrument in te zetten. Veel liever zien zij dat de reactie uit de maatschappij zelf komt. Gradus en Ruding zouden willen dat in voorkomende gevallen de consument in staking gaat, en Ruding en Vermeend pleiten voor een winstdeling ten gunste van werknemers. Dit alles moet zeker gebeuren, maar de vraag is of het genoeg is. Op het laatste partijcongres in Alkmaar riep de voorzitter van het CDA uit dat haar partij de enige volkspartij is. Je vraagt je dan wel af waarom het CDA nog geen 10% van de stemmen scoort. Het is wel een klein volkje. Wil het CDA ooit weer een kans maken bij de kiezers die zijn overgestapt naar de pvv en al die andere partijen, dan zal het moeten laten zien dat het meer doet dan alleen de rijken uit de wind houden.
Noten
- 1.Thomas Piketty, Capital in the twenty-first century. Cambridge: The Belknap Press of Harvard University Press, 2014.
- 2.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning van de ontwikkeling en gevolgen van economische ontwikkeling. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2014.
- 3.Joseph E. Stiglitz, The price of inequality. New York: Norton, 2012.
- 4.Stewart Lansley, The cost of inequality. Londen: Gibson Square Books Ltd, 2011.
- 5.Richard Wilkinson en Kate Pickett, The spirit level. Why equality is better for everyone. New York: Penguin, 2010.
- 6.Roel Beetsma en Raymond Gradus, ‘Valt mee, die ongelijkheid in inkomen en vermogen’, NRC Handelsblad, 25 juni 2014; Raymond Gradus, ‘Piketty en WRR onderschatten de samenleving’, in: Pieter Jan Dijkman, Valerie Frissen en Jan Prij (red.), Biopolitiek. De macht van Big Data (CDV Herfst 2014). Amsterdam: Boom, 2014; H.O.C.R. Ruding, Globalisering, armoede, ongelijkheid en groei, lezing bij de uitreiking van de KVS-penning, 17 oktober 2014; Willem Vermeend, Arm & rijk in Nederland. Hoe het echt zit met inkomen en vermogen. Amsterdam: Carrera, 2014.
- 7.Kamerstukken II 2014/15, 34000 IX, nr. 7, 16 september 2014.
- 8.Jan Tinbergen, Income distribution. Analysis and policies. Amsterdam: North Holland, 1975.
- 9.Jan Pen, Income distribution. Londen: Allen Lane, 1971.
- 10.P.J. Roscam Abbing, Kleine ethiek van de inkomensverdeling. Deventer: Kluwer, 1974.
- 11.Kamerstukken II 1974/75, 13339, nr. 3, Interimnota Inkomensbeleid, mei 1975.
- 12.FNV Bondgenoten, Grenzen aan topbeloning. Hoe wil FNV Bondgenoten de beloning van topmanagers matigen? Utrecht: Stichting FNV Pers, 2009.
- 13.Berekend aan de hand van het overzicht van topinkomens in Vermeend 2014, p. 79.
- 14.Zie Lucian Bebchuk en Jesse Fried, Pay without performance. Harvard: Harvard University Press, 2004.
- 15.Gordon Tullock, Rent seeking. Aldershot: Edward Elgar, 1993.
- 16.Paus Franciscus, Evangelii Gaudium, 2013, 60.
- 17.Piketty 2014, p. 505.
- 18.Flip de Kam, ‘Op weg naar de volgende belastinghervorming’, webpublicatie WBS, juli 2014.
- 19.Genoteerd wordt dat De Kam recentelijk pleitte voor een vermogenswinstbelasting (De Kam 2014, p. 16).
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.