Kunnen varkensflats ooit een goed idee zijn?
Samenvatting
Moet een nieuwe natuur- en landbouwvisie starten vanuit lokaal bewustzijn of juist vanuit Europees of zelfs internationaal perspectief? En welke rol mag of moet efficiëntie krijgen in relatie tot een meer natuurinclusieve landbouw? Een gesprek over dierenwelzijn, het tegengaan van honger in de wereld, circulaire landbouw en Nederlands tweede plaats als voedselexporteur.
Christen Democratische Verkenningen is op Hoog Catharijne neergestreken. We zoeken de confrontatie op in een urgente kwestie: de verhouding tussen economie en natuur. Aan de ene kant staat Henk Jan Ormel, Europarlementslid en pleitbezorger van efficiënte landbouw. Aan de andere kant staat Martijn van der Heide, bijzonder hoogleraar Natuurinclusieve Plattelandsontwikkeling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij ziet de hang naar efficiëntie juist als de oorzaak van de huidige problemen. Beide heren stonden in april 2024 in Het Financieele Dagblad met een heel verschillende visie op de toekomst van de landbouw en de natuur in Nederland.1 Tenminste, zo leek het. Tijd voor een stevig debat.
Wie van jullie houdt het meest van de natuur?
Ormel: ‘Haha, dat ben ik. Want door in Nederland efficiënt te produceren dragen we bij aan de bescherming van het mondiale ecosysteem.’
Van der Heide: ‘Dat betwijfel ik. Hoe kan het ooit goed zijn om in Nederland de natuur te bederven? Het efficiëntiedenken heeft ons gebracht waar we nu zijn: de landbouw is een kennisintensieve, internationaal concurrerende en hoogproductieve sector. Zo beschouwd zijn we toonaangevend in de wereld. Tegelijkertijd raakte door die focus op efficiëntie de groteondernemerslandbouw steeds meer losgezongen van het lokale ecosysteem, en werden deze boeren steeds meer afhankelijk van input van buiten, zoals kunstmest en krachtvoer. De belabberde staat van de Nederlandse natuur toont naar mijn idee aan dat dit geen goede situatie is. En daarmee zijn we juist weer een slecht voorbeeld voor andere landen.’

Martijn van der Heide (links) en Henk Jan Ormel (rechts)
Ormel: ‘Efficiënt betekent ook dat we produceren op een wijze die het milieu intact laat. De natuur vraagt ons juist om zuinig om te gaan met de beschikbare middelen. Dat is wat ik onder efficiëntie versta. We willen voorkomen dat we verkwistend omgaan met ecosystemen.’
Dat is een goed punt. We moeten onze verantwoordelijkheid nemen als Nederland. Van der Heide?
Van der Heide: ‘Mijn bezwaar is dat het efficiënt produceren er vooraf, op papier, aantrekkelijk uit kan zien, maar tegelijkertijd ook té eenzijdig is. Als het verleden ons iets heeft geleerd, dan is het dat. We zijn de afgelopen decennia tal van zaken vergeten: dierenwelzijn, biodiversiteit, volksgezondheid enzovoort. De focus op zo veel mogelijk produceren tegen zo laag mogelijke kosten bleek gebaat bij een technische benadering, maar die heeft wel geleid tot scheefgroei en verlies aan veerkracht in het systeem.’
‘En nog meer. Ik geloof echt dat het draagvlak voor intensieve landbouw, voor het op elkaar pakken van dieren, is uitgehold. Mensen accepteren het steeds minder. De plattelandseconomie drijft niet op landbouw, en dat betekent dat de sector meer dan voorheen een “license to produce” nodig heeft.’
Vermenselijken
Ormel: ‘Dat zie ik ook. Maar we hebben de neiging om te antropomorfiseren. Neem pluimvee. Kippen in een wei lijken het voor ons mensen prettiger te hebben dan in een hok. Maar met duizenden andere kippen in een kale wei staan is voor een kip een volkomen onnatuurlijke situatie en leidt tot stress uit angst voor bijvoorbeeld buizerds. Ook leidt het tot minder bioveiligheid, meer kans op vogelgriep. Ik pleit wel degelijk voor dierenwelzijnsnormen als een van de randvoorwaarden voor efficiënte veehouderij, maar dan wel vanuit het diereigen gedrag.’
Van der Heide: ‘Je moet beginnen bij de juiste diagnose. De samenhang tussen landbouw en natuur is kwijt, er zijn te veel monoculturen. En het ontbreekt aan politiek leiderschap om te doen wat nodig is, aan visie.’
De samenhang tussen landbouw en natuur is kwijt, er zijn te veel monoculturen
Wat zou die visie moeten zijn?
Van der Heide: ‘Laat ik eerst zeggen wat de functie van een visie is. Die geeft richting en energie – een overtuigend vergezicht dat schetst hoe een toekomstbestendige landbouw eruitziet. Het was voor mij de reden om voor minister Schouten te gaan werken. Zij had een visie op circulaire landbouw en daar kon ik wat mee. Het was niet perfect misschien, maar het gaf wel richting. Dat ontbreekt nu volledig.’
Ormel: ‘Dat ben ik met je eens. Maar ik zou willen toevoegen dat een juiste visie moet beginnen bij het mondiale ecosysteem. Als wij het goed hebben, maar het regenwoud wordt gekapt en de Sahel rukt op, dan zijn we toch geen goede rentmeesters. We moeten ons verhouden tot het mondiale probleem voordat we kunnen zeggen wat een goede visie voor Nederland is.’
Van der Heide: ‘Akkoord. Maar het kan ook te hoog overgaan. In Zuidwest-Drenthe wordt gewerkt aan een landbouwvisie voor het gebied, met betrokkenheid van inwoners, boeren en anderen. Van onderop dus, in plaats van van bovenaf iets op te leggen. Dat geeft energie. Soms moet je daar beginnen waar je wat kunt betekenen.’
Ormel: ‘Maar loop je dan niet het risico dat je alleen in eigen land bezig bent? Je gelooft dan veel in de polder, maar kijkt niet over de dijken heen. Klimaatverandering gaat ons allemaal raken, wat je ook doet in Zuidwest-Drenthe. Je moet centraal doelen stellen waarbij je rentmeesterschap en solidariteit verbindt, en daar vervolgens vanuit subsidiariteit lokaal en regionaal een eigen invulling aan geven.’
Van der Heide: ‘De analogie met dijken spreekt me aan. Want we hebben in Nederland de dijken opgehoogd om ons te beschermen tegen overstromingen. De absolute noodzaak om ons land leefbaar te houden is wat onze opgave is, maar – om in ingenieurstermen te spreken – daartoe is meer nodig dan dijken bouwen. Het gaat ook om een slimmere landinrichting.’
Te veel behoudzucht
Waarom gaat er zoveel mis?
Ormel: ‘Er is te veel behoudzucht. Zelfs lijkt er weleens angst te zijn voor visie. We kennen allemaal de uitdrukking van Rutte dat “visie is als de olifant die het uitzicht beneemt”.2 In feite is het een cultureel of politiek gegeven dat het hebben van een visie wordt gezien als een nadeel, terwijl ik juist van mening ben, zoals Jan de Koning het formuleerde, dat de politiek vanuit een visie moet proberen om mensen net een stap verder te laten zetten dan ze zelf van plan zijn. We hebben een vernieuwende Europese landbouw- en natuurvisie nodig.’
Van der Heide: ‘We doen soms wel de goede dingen, maar het ontbreekt aan uitvoering en handhaving. De mislukte aanpak van stikstof in 2020, het fosfaatprobleem na het opheffen van het melkquotum in 2015: we hebben het allemaal zien aankomen. De regering is bij veel onderwerpen meerdere malen gewaarschuwd. De geest is gewillig, maar het vlees is zwak. Niet wat we zeggen definieert ons, maar wat we doen. En gezien het verleden ben ik bang dat we blijven zoeken naar geitenpaadjes om onze verantwoordelijkheid voor de leefomgeving ondergeschikt te maken aan andere belangen.’
Jullie onderschrijven allebei het belang van een visie op landbouw en natuur. En dat de huidige regering daar is tekortgeschoten.
Ormel en Van der Heide: ‘Klopt.’
We hebben een vernieuwende Europese landbouw- en natuurvisie nodig
Maar kunnen we scherper krijgen waar jullie verschil in visie uit bestaat? Want allebei hebben jullie de internationale blik en hechten jullie veel waarde aan natuur.
Ormel: ‘Eens. We doen geen wedstrijd wie-houdt-hetmeest-van-de-natuur.’
Van der Heide: ‘Juist.’
Ormel: ‘Ik sla aan op wat ik in de politieke discussie zie misgaan, namelijk een gebrek aan internationaal perspectief. We hebben nu de kennis over wat er in de rest van de wereld gebeurt. En we weten dat klimaatverandering reëel is. Dan moeten we dat ook als vertrekpunt nemen voor de Nederlandse verantwoordelijkheid. Wij produceren efficiënt en kunnen daarmee de druk op het mondiale ecosysteem verminderen.’
Oftewel, kijkt Van der Heide niet te lokaal?
Van der Heide: ‘Mijn blik is mede gevormd door wat ik van dichtbij heb meegemaakt in het Nederlandse landbouwbeleid. Op papier kan ik het eens zijn met Henk Jan, maar als je dan efficiëntie als leidend principe gebruikt, dan weet ik al waar het heen gaat. We gaan meer en intensiever produceren in een grotere monocultuur waarbij de natuur erbij inschiet.’
‘In het woord “efficiënt” hoor ik: we scheiden landbouw en natuur en gaan gewoon weer knallen. Turbolandbouw, zeg maar. Mijn probleem hiermee is dat efficiëntie ten koste gaat van veerkracht. Dat leren we uit het verleden. Veel van de veranderingen, zoals het Programma Aanpak Stikstof en de opheffing van het melkquotum, gingen meteen gepaard met schade aan het ecosysteem. Het evenwicht is verstoord, ecologische grenzen zijn overschreden. Het kost heel veel moeite en pijn om dat weer recht te trekken. Het heel strak georganiseerde, bedrijfsmatige boeren, zonder duidelijke, gehandhaafde grenzen, gaat ten koste van iets wat lastig is te meten: de waarde van het ecosysteem.’
Tekortschietend beleid
We komen heel dicht bij de kern nu. Henk Jan, ben je niet te optimistisch over de Nederlandse politiek? Veel landbouwpolitiek ziet er op papier goed uit, maar blijkt achteraf ondeugdelijk. Er is kennelijk een sterke druk om steeds weer de grenzen op te zoeken en eroverheen te gaan. Wat is er nodig voor meer consistent, duurzaam boeren?
Ormel: ‘Laat ik eerlijk toegeven dat het huidige beleid heeft tekortgeschoten. Ik neem dat ook op als terechte kritiek op mezelf. We hebben te veel vertrouwen gehad in polderen. Dat we zaken op papier konden vastleggen en het dan in een latere fase wel eens zouden worden over een deugdelijke uitwerking. Dat is enorm tegengevallen.’
‘Maar ik wil daar ook weer niet te lang bij stilstaan. Het gaat me om de volgende generatie. Dat we concluderen dat we in het verleden fouten hebben gemaakt, moet ons aanspreken om het in de toekomst beter te doen. Politiek moet
vooruitkijken. De christendemocratie kenmerkt zich door een hoopvolle visie op de toekomst. Ik ben hoopvol en wil mijn ervaring gebruiken om de volgende generatie politici te helpen het beter te doen.’
Van der Heide: ‘Dat vind ik mooi. Dat zouden meer mensen moeten doen.’
Ormel: ‘Ja, maar dan ook met de internationale blik. Voor de toekomst moeten we echt over de dijken heen kijken. Ik noemde al het feit dat de aarde één ecosysteem is; op dat niveau moet je kunnen denken. En op zijn minst Europees. De samenhang in ecologie, landbouw en dierenwelzijn móét plaatsvinden op Europees niveau. Je moet een Europese agrarische hoofdstructuur maken waarin de efficiënte productie van bijvoorbeeld dierlijke eiwitten, met randvoorwaarden voor natuur, geborgd is.’
Van der Heide: ‘Deels zijn die randvoorwaarden er al in Europa: de goede landbouw- en milieucondities. Maar wat heb je aan zulke randvoorwaarden als we toegaan naar kippenfarms en varkensflats?’
Ormel: ‘Wat is er mis met varkensflats? Dat zou prima kunnen op de Maasvlakte bijvoorbeeld, klimaatneutraal, met een hoge mate van dierenwelzijn en bioveiligheid.’
Wat is er mis met varkensflats? Dat zou prima kunnen op de Maasvlakte
Van der Heide: ‘Maar dat gaat niet werken. Ik denk dat jij een te grote scheiding aanbrengt tussen landbouw en natuur. Het zijn niet twee verschillende werelden, ze vinden plaats op hetzelfde moment, op dezelfde plaats. En daarom moeten we op een andere, meer natuurinclusieve manier kijken naar de productie van voedsel. Jij wilt die twee werelden scheiden; ik wil dat ze beter verbonden worden. Je moet uitgaan van het hele systeem, waarbij je natuur en landbouw als gelijkwaardig ziet.’
Circulaire landbouw
Zou dan de circulaire landbouw een middenweg kunnen zijn?
Ormel: ‘Ik vrees van niet. Het denken vanuit een kringloop is heel waardevol, maar voor een nichemarkt. Je kunt daar een groeiende wereldbevolking, die zucht onder klimaatverandering, niet mee voeden. We moeten dat onder ogen zien en over de grens kijken. Het echte kringloopdenken, dat al het voedsel lokaal, in Nederland geproduceerd moet worden, dat is nonsens. We moeten efficiënt produceren voor de wereld. Tien procent van de mensen is ondervoed en wij hebben daar een verantwoordelijkheid voor. Tien procent meer opbrengst per hectare hier, betekent minder honger en duizenden hectares minder ontbossing elders.’
Van der Heide: ‘Ik ben positiever. Het woord “circulair” helpt ons beseffen dat we geen afvoerputjes moeten laten ontstaan, maar juist efficiënt met grondstoffen moeten omgaan. Dus niet zo veel mogelijk produceren tegen de laagst mogelijke kosten, maar zorgvuldiger gebruikmaken van grondstoffen, hulpbronnen en de natuurlijke omgeving. Als je landbouw als bedrijfsmatige activiteit ziet met een nadruk op kostenverlaging, productieverhoging en schaalvergroting, dan verlies je de blik op de leefomgeving. De hedendaagse realiteit – stikstofcrisis – is daar exemplarisch voor. Het verleden stemt niet positief.’
‘Ik vond de visie van minister Schouten over circulaire landbouw goed en richtinggevend, en het inspireerde me om bij het ministerie aan de slag te gaan. Maar ik zag ook dat het aanvankelijk ontbrak aan een internationale blik en een economische inbedding.’
Ormel: ‘Maar voedsel produceren moet wel gebeuren, voor veel monden en op een efficiënte manier. Ik heb voor de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties veel gereisd in Afrika en Azië. In veel landen voelen mensen echt wel de klimaatverandering als een dreiging. Maar hun eerste vraag blijft: kunnen we wel eten? Dit werd ook duidelijk bij een bezoek van boerinnen uit de Centraal-Afrikaanse Republiek aan de Tweede Kamer. De Partij voor de Dieren vroeg: “Hoe zit het bij u met dierenwelzijn?” Het antwoord van hen was: “Mevrouw, we hebben honger!”’
Maar is het daarvoor nodig om de tweede agrarische producent van de wereld te zijn?
Ormel en Van der Heide: ‘Dat slaat nergens op.’
Ormel: ‘Wat ons die tweede plaats geeft is handel, geen productie.’
Van der Heide: ‘Precies. Volgens de statistieken zijn we zo’n beetje de grootste exporteur van avocado’s en cacao. Maar echte productie van landbouwgoederen is dit natuurlijk niet – het is wederuitvoer. Neemt niet weg dat we nog altijd ook veel voedsel produceren in Nederland, en daarvan het merendeel exporteren, vooral naar de landen om ons heen. Ieder jaar is de verleiding groot om apetrots te verschijnen als tijdens de Grüne Woche in januari de landbouwstatistieken weer uitkomen en we (opnieuw) de tweede landbouwexporteur van de wereld zijn. Deze borstklopperij is niet behulpzaam.’
Het woord ‘circulair’ helpt ons beseffen dat we geen afvoerputjes moeten laten ontstaan
Ecologisch boeren
Moeten we niet inzetten op ecologisch boeren dan? Met een financiële vergoeding voor natuurbeheer?
Ormel: ‘Dat kan. En je zult dat in een Europese agrarische hoofdstructuur moeten vastleggen. Daar moet het gebeuren. Landbouwbeleid is Europees beleid. Maar aandacht voor het lokale milieu zonder aandacht voor het wereldwijde klimaat is dansen op het achterdek van de Titanic. De makke van nationaal beleid is dat je de solidariteit met de wereld om ons heen uit het oog verliest. En het wekt ook geen vertrouwen om in Nederland, dus alleen nationaal, geld te gaan uitgeven voor natuurbeheer. Boeren voelen direct aan dat bij de eerste de beste tegenwind er gekort zal worden op subsidie. Daar kunnen ze geen bedrijfsvoering op baseren. Alleen een structurele Europese aanpak kan die garanties geven. En het zal altijd in combinatie moeten zijn met het produceren van voedsel, want dat vormt de intrinsieke motivatie van de boer.’
Van der Heide: ‘Precies ja. En uiteindelijk is de boer het liefst bezig met zijn werk op het land, met de dieren en gewassen. Een thuiswerker avant la lettre, maar wel eentje die niet te lang achter een beeldscherm wil zitten. Vaak zitten ze al generaties lang geworteld in een gebied.’
Moet Henk Jan misschien meer waarde aan de natuur hechten? En kan Martijn iets meer aan voedselproductie denken?
Van der Heide: ‘De voedselproductie blijft belangrijk, dat ontken ik niet. We moeten daarbij kijken wat binnen de draagkracht van natuurlijke systemen mogelijk is. Daarnaast praten we nu vooral over de boer, maar ik denk dat je juist bij zoiets complex als het voedselsysteem de hele voedselproductieketen moet betrekken, dus ook de veevoederindustrie, verwerkers, supermarkten en consumenten. Ik zie overigens ook positieve ontwikkelingen als het gaat om de biodiversiteit. Niet alles is slecht. Kijk naar de vogels: je ziet tegenwoordig overal ooievaars en buizerds, en ook de zeearend zit in de lift. Er zijn meer broedvogels in moeras en zoetwater, en laatst zag ik zelfs een Cetti’s zanger, een kleine zangvogel.’
Ormel: ‘Wacht, ben jij vogelaar? Ik ook. Dat delen we helemaal. De leeuweriken zie je een stuk minder, maar je ziet nu weer veel zilverreigers. Vogelpopulaties veranderen. En er zijn te veel exoten, zoals halsbandparkieten en de rode Amerikaanse rivierkreeft. In 2005 heb ik als Kamerlid nog gepleit voor het vangen van de halsbandparkieten, maar dat is niet gebeurd, helaas. Nu zie je ze overal.’
Van der Heide: ‘Maar dan vind je toch ook dat we natuur moeten integreren met onze visie op landbouw? We hadden een scheiding van ecologische hoofdstructuur en daarbuiten boerenland met verschraling, krachtvoer, gericht op efficiency. Het gaat slecht met de weidevogel.’
Ormel: ‘Ik zie wel dat weidevogels helemaal verbonden zijn met gemaakte natuur, met cultuur. Ook de grutto moet het hebben van boerenland!’
Van der Heide: ‘Victor Westhoff – een van de grootste natuurbeschermers in de twintigste eeuw – zei ooit: “Nederlandse natuur gedijt bij de landbouwende mens.” Kunnen we niet komen tot een begrip van “ecologische efficiëntie”? Dan kun jij het woord “efficiëntie” krijgen en ik het woord “ecologisch”.’
Ormel: ‘Prachtig. En dan gaan we samen vogels kijken.’
Kunnen we niet komen tot een begrip van ‘ecologische efficiëntie’?
Noten
- 1.Maureen Blankestijn en Maarten van Poll, ‘“Nederland moet méér melk produceren in het belang van het klimaat”’ (interview met Henk Jan Ormel), Het Financieele Dagblad, 4 april 2024; Martijn van der Heide, ‘Wie durft de intensieve landbouw nog efficiënt te noemen?’ (opinie), Het Financieele Dagblad, 22 april 2024.
- 2.Rutte deed deze uitspraak op 2 september 2013 in de vijfde H.J. Schoo-lezing van Elsevier.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.