Rentmeesterschap als bron van vernieuwing
Samenvatting
De uitgebuite aarde vraagt om een nieuwe politieke ethiek voor de omgang met de natuur. Het CDA-uitgangspunt rentmeesterschap draagt een rijker potentieel in zich dan velen denken: het helpt ons in onze zoektocht naar een nieuwe verhouding tot de natuur. In het rentmeesterschapsverhaal is de natuur niet zozeer een voorraadschuur van grondstoffen, maar deel van ons gemeenschappelijk huis. Zo’n perspectief noopt tot een houding van dienend heersen, niet van overheersen, om de natuur tot bloei te brengen en tot haar recht te laten komen.
‘Rentmeesterschap, daar moeten we vanaf!’1 In de zoektocht naar een nieuwe relatie tussen mens en natuur valt in christelijk-theologische en christendemocratische kringen steeds vaker dit geluid te beluisteren. Het begrip rentmeesterschap zou te zeer de mens meester maken van de natuur, het zou leiden tot een te instrumentalistische omgang met de natuur, en het zou een te economische connotatie hebben. En in politieke marketingkringen zal het ook geen favoriet woord zijn. Wie ziet immers op straat nog een rentmeester lopen?
Intussen is er in de samenleving wel een roep om een meer verantwoordelijke verhouding met de natuur – een waarin de natuur niet geldt als een voorraadschuur van grondstoffen en hulpbronnen, maar waarin de natuur deel is van ons gemeenschappelijk huis. Niet zelden gaat die zoektocht naar een andere verhouding met de natuur zelfs samen met een roep om meer rentmeesterschap. Voor partijen als het CDA, de ChristenUnie en de SGP is dat niet zo verwonderlijk. Maar ook seculiere partijen gebruiken rentmeesterschap geregeld als metafoor. ‘Met ambitie, passie en goed rentmeesterschap onze samenleving net iets mooier maken dan wij het vandaag aantreffen’, zo kenschetst de VVD-fractievoorzitter te Bloemendaal de raison d’être van zijn politiek. ‘Heeze-Leende is een gemeente met erg veel natuur. Daar dient met een goed rentmeesterschap mee te worden omgegaan’, aldus de lokale PvdA-afdeling op haar website.
Het is dan ook behulpzamer en zinvoller om het beeld van de rentmeester te verrijken en aan te vullen dan het af te schaffen. Een hernieuwde bezinning op het begrip ‘rentmeesterschap’ kan ons zelfs helpen om ons beter te verhouden tot de natuur.2 Het beeld van de rentmeester zoals dat in de lange christelijke traditie is uitgewerkt, kan een bron van inspiratie zijn voor het politieke handelen.
In dit artikel wordt een definitie van rentmeesterschap gehanteerd met vier dimensies, vier d’s: rentmeesterschap is het zorgvuldig beheren en bewerken van de aarde (1) uit dankbaarheid voor de geschonken aarde, (2) als deelgenoot van de natuur, (3) in dienstbaarheid aan de gemeenschap, (4) met duurzame zorg voor volgende generaties.
Veranderende betekenis van rentmeesterschap
Door de tijd heen heeft rentmeesterschap verschillende betekenissen gekend.3 Het beroep van de rentmeester is op zichzelf eeuwenoud. In de Grieks-Romeinse oudheid gold de functie van rentmeester niet alleen voor iemand die het financieel beheer had over de bezittingen van een vermogende familie. Een rentmeester kon ook leidinggeven aan de bedrijfsvoering. Op een agrarisch bedrijf was de rentmeester verantwoordelijk voor het tijdig zaaien, maaien en oogsten, het onderhoud van de stallen, de verzorging van het vee en de zorg voor het personeel.
In de Bijbel komen de termen ‘rentmeester’ en ‘rentmeesterschap’ in totaal acht keer voor. In de Griekse grondtekst wordt rentmeesterschap als oikonomos of epitropos aangeduid: het gaat om het zorg dragen voor het land, de goederen en het personeel van een ander. In Mattheus 20 is de rentmeester een voorman, iemand die het werk verdeelt en de betaling aan de arbeiders verzorgt, in Lucas 12 gaat het om een slaaf die leidinggaf aan het huishoudelijk personeel, en in Romeinen 16 is de rentmeester een bestuurder die de financiën van de stad beheert.
Het CDA heeft vanaf zijn oprichting in het begrip rentmeesterschap zowel economie als ecologie willen samennemen
De goede rentmeester wordt in de Bijbel gekenschetst als iemand die de arbeiders geeft waar ze recht op hebben, die overlegt met zijn personeel, die zijn fouten toegeeft en herstelt, en die het bezit van de eigenaar zo beheert dat het rendeert. De onrechtvaardige rentmeester is slecht voor zijn personeel, gaat niet zorgvuldig om met het beheer van de eigenaar, en overtreedt de regels van het basale economische verkeer.4
In de christelijke traditie werd het begrip ‘rentmeester’ lange tijd niet in verband gebracht met de natuur. Het beeld van de wijze en verstandige rentmeester die het land, het geld en de goederen goed beheert, is pas veel later toegepast op de natuur, vermoedelijk pas in de zeventiende eeuw.5 Vanaf die tijd wordt rentmeesterschap steeds meer verbonden met het eerste Bijbelboek, Genesis: ‘God de Heer bracht de mens in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken’ (Genesis 2:15). Het woord ‘rentmeesterschap’ valt niet letterlijk in Genesis, de geest is er wel: rentmeesterschap avant la lettre.
Het CDA heeft vanaf zijn oprichting in het begrip ‘rentmeesterschap’ zowel economie als ecologie willen samennemen. In het eerste Program van Uitgangspunten uit 1980 worden onder het kopje ‘Rentmeesterschap’ de economische ontwikkeling, wetenschap en techniek, ruimtelijke ordening en wonen geschaard. Rentmeesterschap krijgt in dat beginselprogramma de tamelijk passieve betekenis van ‘bewaren’ en ‘beheren’: ‘De wereld is door God geschapen; de mens is de beheerder, de rentmeester daarvan.’6
In 1993 verschijnt een fundamenteel rapport van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA met een rijker perspectief op rentmeesterschap.7 Het passieve ‘bewaren’ wordt vervangen door het actievere ‘bouwen én bewaren’. Het rapport ‘roept alle mensen op om de schepping tot ontwikkeling te brengen en in bloei te helpen’.8 In die lijn wordt rentmeesterschap nu in het CDA als een cultuuropdracht en als een sociale kwestie opgevat. ‘Vanuit een besef van verbondenheid tussen generaties zijn mensen geroepen tot zorg voor natuur en cultuur en het creatief doorgeven wat van waarde is’, zo luidt de omschrijving van rentmeesterschap in toekomstperspectief Zij aan zij.9
Groeiende kritiek op concept rentmeesterschap
De laatste jaren is er in politieke, ook in christendemocratische, kringen een groeiende kritiek op het concept van rentmeesterschap. Op zichzelf is die kritiek niet nieuw. De Amerikaanse historicus Lynn White kwam in de jaren zestig al met de gedachte dat het westerse christendom met zijn beeld van de mens als heerser over de schepping zelf schuldig is aan de ecologische crisis.10 Nu komt er in Nederland steeds meer weerstand tegen het gebruik van de rentmeesterterminologie.
In de eerste plaats richt de kritiek zich op de antropocentrische benadering. De metafoor van de rentmeester suggereert een meester-onderdaanverhouding: de mens heeft heerschappij over de aarde, de aarde is zijn eigendom en hij is meester over de natuur. Hij speelt in feite zelf voor God. Deze antropocentrische rentmeesterschapsvisie op de relatie tussen mens en schepping zou desastreuze ecologische gevolgen hebben gehad.11
Misschien kijken we te zeer door de neoliberale bril van onze kapitalistische cultuur
Een tweede bezwaar tegen de rentmeestermetafoor is de suggestie dat de natuur geen intrinsieke waarde heeft. De rentmeester zou er te veel van uitgaan dat de mens de natuur naar believen kan exploiteren.12
Een derde bezwaar is de vermeende economische logica. Het woord ‘rentmeester’ plaatst het beheer van de aarde in een economisch frame.13 De aarde is in dat frame een voorraadschuur van grondstoffen en hulpbronnen, niets meer dan dat. In een kapitalistisch, neoliberaal klimaat verwordt rentmeesterschap dan al snel tot regelen, beheren en taxeren, met maar één doel: het moet iets opleveren, in natura of in geld.
Deze bezwaren zijn op zichzelf begrijpelijk vanuit een hedendaags perspectief. Maar ze komen voort uit een misverstand; misschien kijken we zelf wel te zeer door de neoliberale bril van onze kapitalistische cultuur. Dat de rentmeesterschapmetafoor soms verkeerd wordt begrepen, betekent nog niet dat het rentmeesterschap niet bruikbaar kan zijn. Het begrip is rijk genoeg om van nieuwe inspiratie te voorzien. Er is ‘krediet’ voor het christelijk ‘credo’, zoals filosoof Ger Groot het eens uitdrukte.14 Maar de vraag is natuurlijk: hoe kan dat tot leven komen?
Naar een nieuwe politieke ethiek van rentmeesterschap
Het christendom bevat een rijkdom aan taal, concepten, verhalen, die een weg kunnen wijzen uit crisissituaties. Een rijkdom die zeggingskracht voor iedere burger kan hebben, ook voor wie onverschillig staat tegenover geloof of geïnstitutionaliseerde godsdienst. Woorden doen er natuurlijk wel toe. Het valt moeilijk te ontkennen dat in het begrip ‘rentmeesterschap’ de echo van de boekhouder doorklinkt. Maar een goed alternatief voor ‘rentmeesterschap’ of voor het fraaiere Engelse stewardship is simpelweg nog niet gevonden, ondanks verwoede pogingen in het verleden.
Behulpzamer is het dan ook om het CDA-uitgangspunt rentmeesterschap van een nieuwe geesteskracht te voorzien, en alle dimensies die het in zich draagt ten volle serieus te nemen. En dan blijkt rentmeesterschap rijke inspiratie te bieden voor een nieuwe verhouding tussen mens en natuur. Rentmeesterschap omvat, zoals eerder gezegd, vier noties.
1. Dankbaar voor de geschonken aarde
Rentmeesterschap is een ambacht, een opdracht om zorgvuldig om te gaan met de schepping. Maar aan rentmeesterschap gaat wel iets vooraf, namelijk de dankbaarheid voor dat wat geschonken is. Al in het eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Genesis staat iets over die houding van dankbaarheid. God schiep de aarde en Hij zag dat het ‘zeer goed’ was. En dan wordt de sabbat gevierd, de rustdag, om in dankbaarheid te genieten van wat gegeven is. Anders gezegd: het geschenk gaat voor de opdracht, de gave gaat voor de opgave, de verwondering gaat voor het rentmeesterschap.15
Rentmeesterschap is een opdracht uit dankbaarheid
Zo bezien leert rentmeesterschap ons dat de aarde niet ons bezit is. Vergelijk het met een huis waarin we te gast mogen zijn als de eigenaar tijdelijk in het buitenland verblijft. Dat huis laten we in goede staat achter, en uit dankbaarheid laten we een bloemetje achter op tafel. Rentmeesterschap is een opdracht uit dankbaarheid. Zo’n houding zou weleens ontspannend kunnen werken op de westerse neiging om de natuur grootschalig en technocratisch te willen beheersen.
2. Deelgenoot van de natuur
In de omgang tussen mens en natuur zijn grosso modo drie modellen mogelijk. Het eerste model is dat van de onderwerping aan de natuur (de natuur is heilig en de mens eerbiedigt dat). Het tweede model is dat van overheersing (de mens is verheven boven de natuur). Paus Franciscus wijst in zijn encycliek Laudato si’ op nog een derde model: het samenspel tussen mens en natuur (een relatie van onderlinge verantwoordelijkheid tussen mens en natuur).16 In feite oefent hij daarmee forse cultuurkritiek uit: we zijn vervreemd geraakt van de natuur. Dat geldt zowel in het model van onderwerping als in het model van overheersing. Het CDA-uitgangspunt rentmeesterschap zou in het spoor van Franciscus herijkt kunnen worden.
De christendemocratie biedt daar voldoende aanknopingspunten voor. Zo spreekt Abraham Kuyper in zijn befaamde openingsrede op het eerste Christelijk-Sociaal Congres in 1891 al zijn ergernis uit over de vermeende tegenstelling tussen de natuur en onze ‘menschelijke kunst die op deze natuur inwerkt’. Een misverstand, vond Kuyper: ‘We zijn met onze eigen menschelijke natuur in de natuur om ons heen geplaatst, niet om die natuur te laten voor wat ze is, maar met een aandrift en roeping in ons, om door menschelijke kunst op die natuur in te werken, haar te veredelen en te volmaken.’17 We zijn, kortom, zo stelt Kuyper, geheel verweven met de natuur en ‘op elk gebied der natuur treedt menschelijke kunst op, niet om het leven der natuur te vernietigen (…); maar wel om de kracht, die in de natuur schuilen bleef, er aan te ontlokken, of ook om de te wilde kracht, die van haar uitging, te regelen.’18
Zo’n invulling van rentmeesterschap kan alleen maar leiden tot een besef van wederzijdse afhankelijkheid tussen de mens en de niet-menselijke natuur. We zijn als mens immers deelgenoot van de natuur; we zijn ‘stof van de aarde’. En alle levende organismen in de natuur zijn moreel relevant, omdat ze een intrinsieke waarde bezitten die niet achteloos mag worden genegeerd. Want, zoals oud-Landbouwminister Cees Veerman eens zei: ‘In een handvol aarde zit meer leven dan er mensen op aarde zijn.’ Dit perspectief noopt tot een houding van dienend heersen, niet van overheersen: een in beheer nemen van de natuur om haar tot bloei te brengen en tot haar recht te laten komen.
3. Dienstbaar aan de gemeenschap
De aarde is ons gemeenschappelijk huis, zo leert de encycliek Laudato si’. In dezelfde geest past de vergelijking met een familie: de aarde is ‘als een zuster met wie we ons leven delen en een fijne moeder die haar armen opent om ons te omhelzen’.19 Het zijn subtiele metaforen om duidelijk te maken dat de omgang met de natuur deel is van onze leefomgeving en niet zozeer een technische kwestie is, maar een sociale.
De zorg voor de natuur en het milieu kan nooit los worden gezien van de zorg voor mensen, in het bijzonder de allerkwetsbaarsten en allerarmsten. Ruud Lubbers moest begin jaren zeventig, als lid van de Rijnmondraad, nadenken over de vraag of er op de Maasvlakte een hoogoven- en staalbedrijf van Koninklijke Hoogovens moest komen. Bij omwonenden leefde de angst dat de kwaliteit van de lucht en het water in het geding was. Lubbers voelde mee met de bezwaarden en besloot niet mee te werken aan de vestiging van Hoogovens. Hij vond dat niet alleen de economische rationaliteit van winstgevendheid telde; ook de maatschappelijke kosten en milieukosten moesten meewegen. De notulen van de Rijnmondraad citeren Lubbers: ‘Werd enkele generaties geleden gesproken over schone industrie, dan werd daarbij gedacht aan een bedrijf waar voor de mens schoon werk was.’ Voortaan moest het adjectief ‘schoon’ meer ‘vanuit het gezichtspunt van de gemeenschap worden belicht’, zo stelde Lubbers.
De natuur is er niet om haar te exploiteren, maar om haar te cultiveren
Het is het rentmeesterschap van het alledaagse leven. Echt duurzaam betekent: vervlochten met de menselijke leefomgeving, daar begint het. Maar uiteindelijk is zorg voor de natuur een gemeenschappelijk goed, zelfs een globaal gemeenschappelijk goed. De natuur is er niet om haar te exploiteren, maar om haar te cultiveren. In dienst van de schepping en de gemeenschap.
4. Duurzame zorg voor volgende generaties
De christendemocratie wil met hoop naar de toekomst kijken. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor anderen, dichtbij en veraf. En ook voor later, voor degenen na ons. De filosoof Roman Krznaric stelt dat de grote problemen van onze tijd allemaal teruggaan op één ding: we denken alleen aan de korte termijn. Hij vindt dat we onszelf de intrigerende vraag moeten stellen: ‘Zijn wij goede voorouders?’20 Wij zijn de erfgenamen van schenkingen uit het verleden. We hebben veel om dankbaar voor te zijn. Maar zijn wij zelf goede voorouders voor onze kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen? Rentmeesterschap opent dat perspectief op de langere termijn.
Een oude vindplaats van rentmeesterschap is de Regel van Benedictus, die dateert van de eerste helft van de zesde eeuw. Benedictus behandelt in hoofdstuk 64 de aanstelling van een abt: ‘Degene die tot abt is aangesteld moet altijd bedenken welke last hij op zich genomen heeft en aan wie hij rekenschap zal moeten geven van zijn rentmeesterschap.’ Dit beeld kan onze opvatting over rentmeesterschap verrijken: God schiep de aarde en gaf die ons met de opdracht om haar te bewaren en te bewerken, in verantwoordelijkheid voor de medemens. Want, zoals paus Franciscus in Laudato si’ stelt: ‘De aarde is in wezen een gemeenschappelijke erfenis waarvan de vruchten ten nutte moeten komen van allen’, ook voor volgende generaties.21
Noten
- 1.Sjoerd Mulder, ‘“Rentmeesterschap, daar moeten we vanaf!”’, Trouw, 9 september 2022.
- 2.Vgl. Jan van der Stoep, Stewardship revisited. A conceptual analysis. Inaugural lecture upon taking up the position of Special Professor of Christian Philosophy. Wageningen: Wageningen University & Research, 24 november 2022.
- 3.Peter van Wijmen, ‘Rentmeesterschap: laat het ideaal meer doorklinken’, in: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Waardevast. Over de uitgangspunten van het CDA. Den Haag: WI, 2011, pp. 43-55; vgl. Hamilcar Knops en Paul Schenderling, ‘Modern rentmeesterschap vraagt om “creatief doorgeven”’, Christen Democratische Verkenningen 32 (2012), nr. 1, pp. 115-121.
- 4.Vgl. H.E.S. Woldring, Politieke filosofie van de christen-democratie. Budel: Damon, 2003, pp. 30-33.
- 5.J.J. Boersema, ‘Sinds wanneer is de mens rentmeester?’, Christen Democratische Verkenningen (1997), nr. 7-8 (themanummer Partners in duurzaamheid), pp. 306-316.
- 6.CDA, Program van Uitgangspunten van het Christen Democratisch Appèl. Den Haag: CDA, 1980, p. 10.
- 7.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Schepping en rentmeesterschap. Een christen-democratische visie op de hoofdlijnen van het milieubeleid. Den Haag: WI, 1993.
- 8.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA 1993, p. 34.
- 9.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Zij aan zij. Toekomstperspectief voor Nederland in 2030. Den Haag: WI, 2020, p. 23.
- 10.Lynn White, ‘The historical roots of our ecologic crisis’, Science 155 (1967), nr. 3767, pp. 1203-1207.
- 11.Zie bijvoorbeeld Janne Nijman, ‘Rentmeesterschap’, Christen Democratische Verkenningen 41 (2021), nr. 4, p. 39.
- 12.Vgl. Yannick Lataster, ‘Nieuwe uitdagingen vragen om nieuwe uitgangspunten’, Christen Democratische Verkenningen 43 (2023), nr. 2, pp. 34-37.
- 13.Vgl. Trees van Montfoort, ‘De ruimte delen met medeschepselen’, Christen Democratische Verkenningen 41 (2021), nr. 3, pp. 50-53.
- 14.Zie Ger Groot, Het krediet van het credo. Godsdienst, ongeloof, katholicisme. Amsterdam: Boom, 2015.
- 15.Vgl. Sam Janse, ‘Hoe Bijbels is de term rentmeesterschap?’, Reformatorisch Dagblad, 6 mei 2024.
- 16.Paus Franciscus, Laudato si’. Encycliek over de zorg voor het gemeenschappelijke huis. Vaticaanstad/ Utrecht: Libreria Editrice Vaticana/SRKK, 2015, nr. 49. Deze encycliek is te downloaden via www.rkkerk.nl/publicaties/encyclieken.
- 17.A. Kuyper, Het sociale vraagstuk en de christelijke religie. Rede bij de opening van het sociaal congres op 9 november 1891 gehouden, Amsterdam: J.A. Wormser, 1891, p. 9.
- 18.Kuyper 1891, p. 10.
- 19.Paus Franciscus 2015, nr. 1 en 2.
- 20.Roman Krznaric, De goede voorouder. Langetermijndenken voor een kortetermijnwereld. Utrecht: Ten Have, 2021.
- 21.Paus Franciscus 2015, nr. 93.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.