De vervuiler moet zijn eigen schade zelf herstellen
Samenvatting
De verantwoordelijkheid voor de bescherming van de natuur moet niet primair bij de overheid en de consumenten liggen, maar bij de vervuiler. Pas bij een gekantelde verantwoordelijkheidsverdeling komt er een nieuwe economie tot stand en wordt het ook makkelijker gemaakt voor consumenten om de goede keuzes te maken. De eerste stap: laat de vervuiler voor de aangebrachte schade betalen.
Het nationaal kampioenschap wielrennen vindt dit jaar plaats in Arnhem en Rheden. Het belooft een mooi spektakel te worden met een aantal rondjes over de Posbank. Een niet al te lange helling, maar voldoende om de kuiten op stuk te bijten, zeker als je die een keer of zeven moet doen. De vergunning was al verleend door de gemeente Rheden. Geen vuiltje aan de lucht dus. Totdat Natuurmonumenten, de terreineigenaar, zijn vinger opstak en aandacht vroeg voor het belang van de natuur. Was er wel nagedacht over de gevolgen voor de natuur? Toeschouwers die rijendik op de Posbank gaan staan (kijken doe je bij een beklimming, niet bij een afdaling): dat doet wel iets met de natuur. Al die motoren en auto’s op het parcours: hoeveel uitstoot van CO2 en stikstof kan de natuur daar nog hebben? En dan hebben we het nog niet eens over de massale verstoring van de natuur door de grote hoeveelheid mensen en het lawaai van helikopters. Nadat gedreigd werd met de gang naar de rechter, kwam het overleg op gang en werden nogal drastische beperkingen opgelegd. Het was de eerste keer dat aandacht werd gevraagd voor het natuurbelang bij een groot sportevenement en het ook tot resultaat leidde.
Je zou kunnen zeggen dat het allemaal mooi op zijn pootjes is terechtgekomen. Toch zijn er wel enkele vragen te stellen. Hoe komt het nu dat de KNWU denkt dat ze een wielerronde door een kwetsbaar natuurgebied kan organiseren, zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor de natuur? En op grond waarvan heeft de gemeente Rheden een vergunning afgegeven voor dit evenement, terwijl er al langere tijd veel gedoe is over het toelaten van gemotoriseerd verkeer naar de Posbank? Had de gemeente geen rekening moeten houden met de gevolgen van het evenement voor de natuur? Waarom heeft noch de KNWU, noch de gemeente Rheden dat gedaan? Er is eigenlijk maar één antwoord mogelijk: beide organisaties voelen zich geen eigenaar van dit natuurgebied. Andere belangen gaan voor en wegen zwaarder.
Perverse vorm van toe-eigening
Dit voorbeeld staat niet op zich. Er is een lange lijst van incidenten die laat zien dat de natuur moeilijk voor zichzelf kan opkomen en vaak het kind van de rekening is. Natuur kan niet rekenen op een sterke verdediging van haar belang in het politieke debat. In andere bijdragen aan dit CDV-nummer zal meer op de intrinsieke waarde van natuur worden ingegaan, maar in mijn bijdrage wil ik de vraag op tafel leggen hoe we kunnen voorkomen dat we afhankelijk worden van willekeurige afwegingen bij de bescherming van natuur.
Van wie is de natuur? Dit lijkt misschien een vreemde vraag. Dat is toch duidelijk? Als we kijken naar de juridische eigenaar van de grond, dan zijn de eigenaren makkelijk aan te wijzen. Dat zijn terreinbeherende organisaties (tbo’s), zoals Natuurmonumenten, de provinciale landschappen en Staatsbosbeheer. Soms ook is dat een gemeente of zijn het particulieren. Daarmee hebben we een antwoord gegeven.
Maar het is niet het hele antwoord. Als ik bijvoorbeeld de eigenaar van een auto ben, mag ik iemand aansprakelijk stellen als hij schade aan mijn auto toebrengt. Ik kan dan eisen dat de schade wordt vergoed of wordt hersteld. Sterker nog: bijna iedereen beschermt zijn eigendom. Dat ligt ingewikkelder als het gaat om natuur. Want de juridische eigenaar van natuur kan bijna nooit de schade niet verhalen op mensen, bedrijven of organisaties die schade aan die natuur toebrengen, tenzij heel duidelijk de schade een op een is toe te wijzen aan persoon of bedrijf. Maar er zijn heel veel mensen en organisaties die op een of andere manier schade toebrengen aan de natuur, wat moeilijk te herleiden is tot aan een persoon of bedrijf. Met andere woorden: de terreineigenaren kunnen mensen en bedrijven bijna niet aansprakelijk stellen voor de schade die door hen aan de natuur wordt toegebracht.
Het overheersende sentiment: de natuur is van ons allemaal en moet vrij toegankelijk zijn, zonder enige belemmering
De natuur is van ons allemaal. Dat lijkt in ieder geval het antwoord te zijn als we kijken naar de reacties van mensen als bijvoorbeeld entree wordt gevraagd voor een bezoek aan de natuur of als er voorstellen worden gedaan om betaald parkeren in te voeren bij natuurgebieden. We betalen al belasting toch? Dan hoeven we niet nóg een keer te betalen. Dat deze redenering iets kroms in zich heeft, wordt duidelijk als we deze redenering ook zouden toepassen op musea.
Toch legt het wel het overheersende sentiment bloot. De natuur is van ons allemaal en moet vrij toegankelijk zijn, zonder enige belemmering. We zijn allemaal eigenaar van de natuur. Als dit de redenering is, dan moeten we wel constateren dat de manier waarop we als eigenaar van de natuur handelen niet getuigt van een goed natuureigenaarschap. Als we zo ook met onze auto zouden omgaan, zou het Nederlandse wagenpark er echt anders uitzien. We zeggen dan wel dat we met z’n allen de eigenaar zijn, maar handelen niet alsof we ons verantwoordelijk voelen voor een goede instandhouding van de natuur. En op een of andere manier komen we daar nog mee weg ook.
Of we nu juridisch eigenaar zijn van de natuur of niet, is eigenlijk niet eens zo relevant. In ons gedrag laten we niet zien dat we ons verantwoordelijk voelen voor de natuur. Dat staat haaks op een christendemocratische invulling van het begrip ‘rentmeesterschap’, waarin we ons realiseren dat we de aarde in bruikleen hebben gekregen van de toekomstige generaties. We moeten haar dienen en bewerken, opdat toekomstige generaties er nog steeds van kunnen genieten.
De natuur in Nederland ondervindt op vele manieren last van het gedrag van mensen en bedrijven. Het gaat soms om kleine zaken, maar vaker om heel grote zaken. Als we kijken wat mensen achterlaten als ze in de natuur hebben gerecreëerd, dan heeft het niets met geld of andere zaken te maken, maar gewoon met ons gedrag. Kijk maar eens na een zonnige zomerse dag op het strand, of in de berm een kilometer of vijf na een fastfoodrestaurant langs de snelweg. Voor grote zaken kunnen we wijzen op de uitstoot van pfas door DuPont/ Chemours en de uitstoot van vele metalen, stikstof en CO2 door Tata Steel. En alles wat daartussenin zit, zoals de uitstoot van vliegtuigen, de stikstofuitstoot door mobiliteit en de veehouderij, en de uitstoot van CO2 bij de verwarming van huizen door gasgestookte ketels. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de activiteiten die schade toebrengen aan de natuur.
In de praktijk bleek dat de consument toch minder natuurbewust was dan gehoopt
Foutieve verantwoordelijkheidsverdeling
De overheid staat op grond van Nederlandse en Europese wetgeving aan de lat om de natuur te beschermen. We moeten constateren dat de overheid hier momenteel niet in slaagt. De afgelopen jaren worden de rapporten over de staat van de Nederlandse natuur steeds alarmerender. Verschillende signalen laten zien dat de kwaliteit van de natuur achteruitgaat. De biodiversiteitsdoelen halen we van geen kant. Het lukt de overheid momenteel niet om deze doelen te bereiken. Datzelfde kan gezegd worden over de kwaliteit van het water en van de Natura 2000-gebieden.
In de afgelopen decennia heeft de politiek de verantwoordelijkheid voor het bereiken van de duurzaamheidsdoelen vooral bij de consument gelegd. De consument zou in zijn gedrag de producenten wel dwingen om producten aan te bieden die gunstig waren voor de natuur. Dat ontlastte de politiek, want zij hoefde niet normerend op te treden. Bovendien was de reactiesnelheid groter dan te moeten wachten tot het houden van verkiezingen eens in de vier jaar. Iedere dag weer konden consumenten duidelijk maken wat ze als burger wilden. In de praktijk bleek dat de consument toch minder natuurbewust was dan gehoopt. De burger vertoonde andere voorkeuren dan de consument. In de afweging tussen prijs aan de ene kant en meer aandacht voor natuur aan de andere kant, bleek dat de consument vooral lette op de (lagere) prijs en minder aandacht had voor de natuur. De spanning tussen burger en consument kwam duidelijk naar voren.
Een alternatief voor het leggen van de verantwoordelijkheid bij de consument is om deze via normering bij de overheid onder te brengen. Als de overheid nu schadelijke productieprocessen verbiedt, dan komt het vanzelf wel goed. Het nadeel van deze benadering is dat de overheid met heel veel gedetailleerde wet- en regelgeving moet komen. Bovendien loopt de overheid dan altijd achter de feiten aan. Het kost tijd voordat duidelijk is welke producten schade aan de natuur zullen toebrengen. Pas dan kan wetgeving opgesteld worden. Dan is al gedurende een zekere periode schade toegebracht aan de natuur, die daarna weer hersteld moet worden. Deze weg kan in een enkel geval worden toegepast, maar als algemene weg is dit ondoenlijk.
Herstellen van schade
Wat dan wel? We moeten terug naar het aloude beginsel van ‘de vervuiler betaalt’. Misschien is het beter om dit adagium iets aan te passen, naar ‘de vervuiler herstelt de schade zelf’. De verantwoordelijkheid leggen we niet neer bij de consument, maar bij de producent. Iedere producent moet de schade die hij aan de omgeving toebrengt zelf herstellen. Hij mag dat door een ander laten doen, maar hij draait voor de kosten op. Daarmee wordt het product duurder, doordat de kosten niet meer op de samenleving worden afgewenteld, maar door de producent zelf moeten worden opgehoest. Daarmee ontstaat er een eerlijke keuze voor de consument. Het leidt tot een eerlijke prijs, waarin alle kosten worden meegenomen.
Er is geen gedetailleerde wetgeving nodig voor alle soorten producten. Eén algemene wet kan het principe vastleggen dat elk bedrijf moet laten zien wat de gevolgen van zijn productieproces zijn voor zijn omgeving. De grote bedrijven moeten dat – op basis van Europese wetgeving – met ingang van dit jaar al doen. Deze verplichting kan uitgebreid worden naar alle bedrijven. De volgende stap zou dan zijn dat de toegebrachte schade door de vervuiler moet worden hersteld.
Het stimuleert bedrijven om te komen tot een minder schadelijk productieproces. Innovatie loont. Want minder schade betekent ook dat minder geld besteed hoeft te worden aan het herstel hiervan. Bedrijven die hier niet voor kiezen, weten dat ze (veel) meer geld kwijt zijn aan het herstel van de door hen toegebrachte schade.
Het principe dat de vervuiler herstelt, stimuleert bedrijven tot een minder schadelijk productieproces
Is deze wetgeving makkelijk in te voeren? Het is minder moeilijk dan sommigen hopen. De EU heeft nu al (beursgenoteerde) bedrijven verplicht om in hun jaarverslaglegging verantwoording af te leggen over dit onderwerp. Accountants moeten erop toezien dat dit op een goede en betrouwbare wijze gebeurt.1 Het gaat nog wel wat tijd kosten voordat dit allemaal uitontwikkeld is, maar binnen vijf jaar is het zeker een heel eind op orde. Het is een kleine stap om na het geven van het inzicht door bedrijven, diezelfde bedrijven te verplichten om de toegebrachte schade te (laten) opruimen.
Natuurlijk zullen sommigen aangeven dat het een uitdaging wordt voor bedrijven om inzicht te bieden in wat de gevolgen zijn voor de omgeving van hun handelen. Toch is dat een vreemd argument. Bij het ontwerp van een productieproces moet iedere ondernemer toch nagaan wat er precies geproduceerd wordt, welke stoffen daarbij vrijkomen en wat de gevolgen daarvan zullen zijn voor de omgeving. Zonder inzicht in dit proces verliest iedere onderneming haar license to operate. Het zou normaal moeten zijn dat een onderneming dit al weet en ernaar handelt. In de afgelopen jaren hebben we hier minder aandacht voor gehad. Dat zou met deze benadering worden hersteld.
Elkaar aanspreken
Hebben we daar dan alles mee opgelost? Nee, zeker als we kijken naar de eerdergenoemde kleine voorbeelden. Daar zit het menselijk gedrag ons in de weg. Dat veranderen is niet makkelijk. Gedrag van mensen kan soms met regels worden aangepast, maar vaker moeten we het doen door een moreel beroep. Iedereen weet dat je geen rotzooi in de natuur mag achterlaten. Een speciale ordedienst om hierop toe te zien, past niet in de Nederlandse cultuur. Strenger straffen helpt evenmin. Hoe moeilijk het ook is, het kan alleen maar als we het met elkaar doen. In dit geval betekent het dat we elkaar erop moeten aanspreken. In de politiek, op straat, op school, binnen het bedrijf. Dat is eng en spannend, maar dit is een taak voor ons allemaal. We vinden het ook niet normaal als iemand schade toebrengt aan de auto van een buurman of buurvrouw, dus waarom dan wel aan iets wat van ons allemaal is: de natuur? Hoe mooi zou het zijn als alle mountainbikers vrijwillig een bijdrage geven aan de grondeigenaren voor het mogen gebruiken van hun mooie natuur? Dan kan de KNWU dat mooie voorbeeld van haar achterban navolgen.
Artikel in het kort:
- We zijn ons als eigenaar van de natuur gaan gedragen zonder voor de gevolgen van ons gedrag te willen opdraaien
- De verantwoordelijkheid voor goed rentmeesterschap werd eenzijdig bij de overheid gelegd, die opzichtig faalde, en toen afgewenteld op de individuele consument
- Er zou een forse omkering van de verantwoordelijkheidsstructuur moeten plaatsvinden, waarbij bedrijven verantwoordelijk worden gehouden voor de schade die ze toebrengen aan de omgeving, in lijn met Europese wetgeving op dit terrein
- Hiermee wordt een verandering ten goede in gang gezet die het consumenten en overheden makkelijker maakt om ook hun verantwoordelijkheid te nemen
Noot
- 1.Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de verordening (EU) nr. 537/2014, richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.