Op weg naar een natuurinclusieve landbouw
Samenvatting
Het bedrijf van Iris Bouwers bevindt zich dertig meter van een natuurgebied en twintig kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. En als akkerbouwer is ze soms hele dagen bezig met de bodem. Dichter bij de natuur kun je niet komen. Hoe ziet zij de staat van de natuur? Hoe verhoud je je als boer tot de natuur? Hoe werkt landbouw in Nederland? En wat is de toekomst van het boerenbedrijf in Nederland?
Iris Bouwers, die niet alleen met anderen een landbouwbedrijf in Drenthe bezit maar ook gemeenteraadslid is namens het CDA in De Wolden, noemt zich boer, dus geen boerin. ‘In de eerste betekenis van “boerin” is ze de vrouw van een boer. Ik ben ondernemer, medeeigenaar van een landbouwbedrijf, dus boer.’ En noem haar misschien ook “filosoof”; ze denkt graag over ethische en fundamentele vragen en verbindt het boerenbedrijf met wetenschappelijke inzichten. Op tafel ligt de vuistdikke pil Goed eten van Michiel Korthals, emeritus hoogleraar toegepaste filosofie aan Wageningen University & Research.1 Het boek, dat Bouwers in haar spaarzame vrije tijd bestudeert, onderzoekt de kloof tussen de productie van voedsel en de consumptie ervan. Volgens Bouwers is het nuttig dat boeren zich in dit soort materie verdiepen. De landbouw staat voor grote keuzes en ingrijpende wijzigingen, die de sector niet alleen zelf bepaalt. Die transitie is niet alleen nodig, ze is ook nog eens enorm interessant, aldus Bouwers: ‘Er is nog ontzettend veel te leren over hoe de natuur werkt, hoe we daarbij aan kunnen sluiten en welke landbouw het best bij welk gebied in Nederland past.’
Het gesprek valt op de dag dat PVV, VVD, NSC en BBB hun hoofdlijnenakkoord presenteren. Met daarin een andere koers ten opzichte van de boeren dan de vorige regering had uitgezet. Terug naar Europa voor soepeler regels voor Nederlandse boeren. Herijking van Natura 2000-gebieden. Terugkeer van de rode diesel.

Iris Bouwers
Foto: Leonard Walpot
Is dit wat de boerensector nodig heeft? Is hiermee de staat van de Nederlandse natuur te redden?
‘Tien jaar geleden was ik er blij mee geweest. Ik dacht toen zelf minder na over de toekomst van de landbouw. Nu denk ik dat het akkoord niet de goede richting biedt. En dan kijk ik vanuit het perspectief van een jonge boer die nog minstens dertig jaar te ondernemen heeft en een steuntje in de rug nodig heeft om groener te gaan produceren. Het akkoord straalt nogal uit dat we het goed doen zoals we het doen, en dat we er met een beetje innovatie wel komen. Dat is te mager.’
‘Ik heb daarnaast weinig vertrouwen in de voorstellen uit het akkoord. Veel is al eens geprobeerd. Weer terug naar Brussel, opnieuw richtlijnen aanpassen, noem maar op. Op sommige punten ben ik het inhoudelijk wel eens met deze voorstellen, maar dan vanuit een ander perspectief. Het akkoord ademt volgens mij vooral “We moeten behouden wat we hebben”, terwijl het voor mij meer een zoektocht is naar meer maatwerk: hoe kunnen we het best inspelen op wat binnen verschillende gebieden mogelijk is?’
‘Als jonge boer heb ik ook vooral perspectief nodig. En om duurzaam te ondernemen heb ik naast een helder ecologisch perspectief ook een economisch perspectief nodig. We kunnen niet op de oude voet verder en hebben juist regels en middelen nodig die innovatie stimuleren en ruimte bieden aan een verdienmodel om duurzaam te ondernemen.’
Is dat duurzaam ondernemen als boer met de huidige regels voldoende mogelijk?
‘Als je duurzaam en natuurinclusief wilt denken en werken, heb je regels nodig die deze doelstelling dienen. Nu zijn regels nog te vaak abstract en lijken ze ver van de praktijk af te staan. Een voorbeeld. Dertig meter van mijn bedrijf ligt een natuurgebied. Dat is geen Natura 2000-gebied, dus er gelden beduidend minder strenge regels. In mijn vergunning hoef ik nauwelijks rekening te houden, qua uitstoot die mijn twaalfhonderd varkens hebben, met dit natuurgebied aan de overkant van de weg. Waar ik wel rekening mee moet houden is een Natura 2000-gebied twintig kilometer verderop, terwijl dat gebied naast een snelweg ligt, waar dagelijks talloze auto’s voorbijkomen, en terwijl er ook nog tientallen bedrijven tussen mij en dat natuurgebied liggen. Dat het zo lastig is om duidelijk te maken wat mijn impact op dat Natura 2000-gebied is, terwijl het gebied naast de deur geen rol speelt in de vergunning van mijn bedrijf, is demotiverend. Ik wil graag vergroenen, en ik hoef niet voor alles betaald te worden, maar dan wil ik wel graag concreet zien wat de impact is van mijn duurzame acties.’
Mijn landbouwgrond is voor mij geen natuur
Er wordt gesteld dat de Nederlandse natuur er slecht aan toe is. Maar waar hebben we het over als we het over natuur hebben? Hoe ziet u als boer de natuur?
‘Natuur is voor mij datgene waar we als mens onze hand van af hebben getrokken. Als we zouden zeggen: “Natuur is dat waar we nooit met onze handen aan zijn gekomen”, hebben we in Nederland geen natuur; we hebben ons als mensen overal weleens mee bemoeid in dit kleine land. Maar sommige gebieden laten we inmiddels met rust en beheren we met kleine ingrepen. Neem bijvoorbeeld de Veluwe, waar men via het beheer zorgt voor een zekere balans in de wildstand en het aantal roofdieren.’
En als boer werk je in en met de natuur?
‘Ik ben natuurlijk enorm afhankelijk van natuurlijke factoren als het weer, klimatologische omstandigheden en de bodem. Bijna al het succes, behalve in het management van mijn bedrijf en de input die ik zelf lever aan mijn gewassen, wordt bepaald door natuurlijke omstandigheden.’
‘Maar mijn landbouwgrond is voor mij geen natuur. Het is juist in cultuur gebracht en ik werk er hard aan dat de natuur op die plekken juist niet haar gang kan gaan. Omdat ik namelijk word betaald naar het aantal tonnen opbrengst van wat ik van een hectare land haal. Dus het is in mijn voordeel, in ons huidige systeem, dat ik zo min mogelijk de natuur haar gang laat gaan, omdat de natuur mijn zorgvuldig gecultiveerde landbouwgrond verstoort en de opbrengst negatief beïnvloedt. Ik word niet betaald naar hoe natuurinclusief ik werk, en ik word nauwelijks beloond voor de meeste extra maatregelen die ik neem om natuurlijker en groener te produceren. We zitten met elkaar in een vrije markt en daar hoort bij dat ik produceer wat de markt vraagt. En die markt vraagt van mij op dit moment nog steeds geen natuurlijke producten, maar producten van hoge kwaliteit voor een lage prijs. In dit systeem is het, behalve voor heel kleine nicheproducten, ondoenlijk om volledig natuurinclusief te produceren.’
Hoe staat het in uw ogen met de natuur? Wat merkt u van die slechte staat als boer?
‘Ik ben geen expert op het gebied van de kwaliteit van de natuur. Als boer zie ik dat we vruchtbare landbouwgrond hebben en dat ik te midden van mooie natuurgebieden woon. Zelf merk ik niet dat de natuur in een slechte staat zou zijn, en misschien moeten we wel zeggen dat we niet zo goed weten hoe het echt met de natuur gesteld is. Daar moet ik twee dingen bij zeggen. Allereerst hecht ik aan wetenschappelijke consensus. Zoals over klimaatverandering. Het is voor mij geen vraag of we te maken hebben met klimaatverandering, en als mens en boer wil ik dat volledig serieus nemen en ook mijn bijdrage leveren om klimaatverandering tegen te gaan. In de tweede plaats is het misschien ook wel een soort comfortargument om te zeggen dat ik niet goed weet hoe het gesteld is met de natuur. Het gevaar is misschien wel, en dat zie je gebeuren in de discussie rondom Natura 2000, dat we te veel vanuit een modelwerkelijkheid naar de kwaliteit van de natuur kijken. Terwijl de natuur niet in een hokje is te vangen; het is een complex geheel. Maar we weten wel steeds beter waar we druk uitoefenen op de natuur en welke factoren schadelijk zijn.’
‘Als ik mijn opa spreek over het boerenbedrijf, valt op hoeveel zaken we al anders en beter doen dan vroeger. We weten nu veel beter wat de impact van ons handelen is op de natuur. Neem kunstmest. We zijn die de afgelopen jaren veel preciezer gaan toepassen. Vroeger werd kunstmest royaal gestrooid en werd bijvoorbeeld niet gekeken naar bufferzones tussen landbouwgrond en sloten. Alles stond in het teken van een zo hoog mogelijke opbrengst en kunstmest hielp daarbij, dus werd die zo veel mogelijk gebruikt. Daardoor stonden bermen en sloten vol planten die lekker gaan op stikstof, zoals bramen en brandnetels.’
We weten nu veel beter wat de impact van ons handelen is op de natuur
‘Twee generaties verder kennen we ook de schadelijke impact die kunstmest kan hebben en zie ik het als mijn verantwoordelijkheid dat de impact van mijn handelen op de natuur minimaal is. Terwijl ik blijf zoeken naar de meest efficiënte en effectieve manier van werken, want uiteindelijk bepaalt de opbrengst van mijn land, mijn inkomen.’
U noemt kunstmest; is gewasbescherming inmiddels ook niet een heet hangijzer? Sommige partijen pleiten bijvoorbeeld voor een glyfosaatverbod.
‘Gewasbeschermingsmiddelen, en zeker specifiek glyfosaat, zijn voor sommige mensen en groepen inderdaad het toonbeeld van alles wat biodiversiteit bedreigt. Er zit een gevaar in het verbieden van een middel als glyfosaat, want dit is nu juist een middel dat in de juiste dosering voor het milieu een van de minst schadelijke chemische middelen is die we momenteel kunnen toepassen. Goede alternatieven zijn er nauwelijks. Niet alles is op te lossen met een natuurlijk gewasbeschermingsmiddel of een mechanisch alternatief. Daarom moet je oppassen met een dergelijk verbod.’
Inmiddels is er, door Nederland en ook door veel christendemocraten in Europa, tegen de Europese natuurherstelwet gestemd. Een ramp? Of was de wet inderdaad niet goed?
‘Het lijkt me helder dat we moeten werken aan natuurherstel. Hoewel we ook kunnen zeggen dat het met de natuur, over de brede linie gezien, beter gaat dan vroeger. Maar dat betekent niet dat de natuur er lokaal niet erg slecht aan toe kan zijn. Nogmaals, ik ben geen expert en kan niet van elk stukje natuur in Nederland zeggen hoe het met de kwaliteit ervan gesteld is.’ ‘Het probleem van natuur in Nederland is dat we een klein land zijn en dat we onze “gekozen” natuur als een lappendeken, met allerlei kleine versnipperde gebiedjes hebben ingericht. Dat maakt ons kwetsbaar in beheer. Omdat we in ons kleine land veel mensen en veel economische activiteiten hebben. Transport, bouwen, verkeer, landbouw: alles heeft impact op die natuurgebieden.’
‘Het risico van de natuurherstelwet is, lijkt mij, dat we misschien toch weer te veel vanuit een modelwerkelijkheid naar de natuur kijken. Maar modellen simplificeren een ongelofelijk complexe werkelijkheid. En wat voor andere landen geldt, hoeft niet noodzakelijk voor Nederland te gelden, omdat de situatie totaal anders is. Door alles dicht te timmeren zoals gebeurt in de natuurherstelwet, loop je het risico dat je niet vanuit de situatie van de natuur redeneert, maar vanuit een juridische werkelijkheid. Hebben we dan vervolgens te maken met een natuurcrisis of met een juridische crisis?’
‘Dat betekent overigens niet dat we niet goed, beter zelfs, voor de natuur zouden moeten zorgen. We zullen het belang van de natuur in onze overwegingen en politieke besluitvorming moeten betrekken, zodat ecologie, maatschappij en economie allemaal tot hun recht komen. Zonder boeren geen leefbaar platteland, maar zonder natuur geen leefbare aarde.’
Over politieke besluitvorming gesproken: heeft de, in de beleving van sommige mensen sterke, lobby van de agrarische sector te veel invloed?
‘Ik vind het bizar hoeveel macht de boerenlobby in Brussel wordt toegedicht. Ik heb zelf als landbouwlobbyist gewerkt in Brussel en mijn ervaring is dat een aantal intrinsiek gemotiveerde mensen hard werkt voor de landbouw, maar dat zij niet “de macht” hebben. Wel zie ik hier twee uitdagingen. In de eerste plaats is de houding van sommige organisaties alleen gericht op het behoud van wat we nu hebben, inclusief de huidige manier van werken. Dat kan vernieuwing en verduurzaming in de weg staan. Deze manier van denken is gevoed door angst om te verliezen wat we hebben, namelijk stabiliteit en (voor sommige sectoren) een redelijk goed inkomen. Dat raakt aan het tweede probleem: inmiddels zijn veel organisaties en lobby’s gericht op duurzaamheid en ecologie. Daarin wordt maar al te vaak voorbijgegaan aan het economisch perspectief van boeren. Ja, ik wil veranderen, maar kan alleen geen systeemverandering bewerkstelligen. Die verandering is wel nodig, zodat het mogelijk is om duurzamer te werken en toch een gezond verdienmodel te hebben. Vijf grote inkopers in Nederland, namens de supermarkten, zetten de prijs voor veel producten. Met andere gewassen concurreer ik op de wereldmarkt. En daar ben ik als boer dus van afhankelijk. We zijn als boeren uiteindelijk een kleine groep, die voortdurend voor zichzelf moet opkomen. Enerzijds naar de partijen in het huidige systeem, anderzijds naar een lobby die wel voor duurzaamheid pleit, maar zich vervolgens geen rekenschap geeft van een economisch perspectief voor boeren.’
Ik vind het bizar hoeveel macht de boerenlobby in Brussel wordt toegedicht
‘Ik heb me daar geregeld verdrietig over gevoeld. Omdat ik klem zat tussen de gevoelens dat ik goed wilde zorgen voor de natuur maar wel continu degene ben die moet zeggen: maar ik wil ook een boterham kunnen verdienen.’
Eerder spraken we over hoe u als boer tegenover de natuur staat. Hoe ziet u de toekomst van natuurinclusieve landbouw? Hoe kunnen boeren aansluiten bij de natuur?
‘Uiteindelijk zou het beste zijn om zo veel mogelijk rekening te houden met de natuur. De natuur is namelijk niet alleen maar wild en onvoorspelbaar, maar biedt ook veel mogelijkheden om in haar ritme mee te gaan. Neem de seizoenen, en hoe bladeren in de bodem zorgen voor een vruchtbare laag, dieren die gebieden natuurlijk bemesten. Dat is een prachtige basis en uitgangspunt voor landbouw. Maar als je op deze manier wilt werken met de natuur, levert dat een ander type landbouw. Je opbrengsten nemen af omdat je extensiveert en de bodem anders gebruikt; er is voor ecologisch boeren veel meer landbouwgrond nodig voor dezelfde productie.’
‘Kijk, uiteindelijk moeten we dan naar een ander verdienmodel, maar het is niet zo dat ik daarop wacht. Dit jaar ben ik gestart met een experiment om meer gericht te zijn op biodiversiteit, met als hoofdvraag: hoe kan ik als boer een wezenlijke bijdrage leveren aan een meer ecologische benadering? En daarbij onderzoeken we hoe we bijvoorbeeld minder chemie kunnen gebruiken, zowel in gewasbescherming als in meststoffen, en hoe we kringlopen beter kunnen sluiten. Het is een pilot en extra kosten worden vergoed, zodat ik ook kan experimenteren met het anders benutten van landbouwgrond.’
‘We weten als mensen nog maar zo weinig van alles wat er in de natuur gebeurt. Wat gebeurt er nou echt in die bodem, welk effect heeft de bodem op gewassen, wat doen bepaalde schimmels precies? Hoe beter we daar zicht op krijgen en hoe meer we weten aan te sluiten bij natuurlijke processen, hoe robuuster ons landbouwsysteem zal zijn.’
U bent een jonge boer, u kunt nog wel veertig jaar boeren. Hoe ziet u de toekomst van het boerenbedrijf in Nederland? Hoe wilt u over veertig jaar uw bedrijf overdragen aan een volgende generatie boeren?
‘Ik hoop allereerst dat we in Nederland niet het kind met het badwater weggooien. Voor mij betekent dat dat we onze hoogproductieve landbouw kunnen blijven benutten en dat we dat kunnen doen met precisie en waar nodig ook met chemie. Ik geloof namelijk dat we ontzettend veel specialistische kennis in huis hebben waarmee we kunnen excelleren in bepaalde takken van de landbouw, bijvoorbeeld in zaaizaad en pootaardappelen. Maar niet alles wat we doen past overal. Als je Nederland opnieuw zou mogen indelen vanaf de tekentafel zou je ons land anders inrichten; maar die maakbaarheid is een illusie, dus we zullen zelf in kleine stapjes moeten veranderen. Ik verwacht niet dat de meest intensieve manier waarop we landbouw bedrijven, in Nederland houdbaar is. Maar we kunnen werken aan een systeem waarin het beheren van natuurgebieden en agrarische natuur samengaat met natuurinclusieve landbouw. Ecologisch boeren zou de standaard moeten kunnen worden.’
We weten als mensen nog maar zo weinig van alles wat er in de natuur gebeurt
‘Maar daar hoort bij dat de vraag van de markt verandert, en dus de consument. En we moeten oppassen dat het niet ten koste gaat van de concurrentiepositie van Nederlandse boeren. De overheid heeft zorg te dragen voor de bescherming van boeren. In Europa zouden daarom dezelfde standaarden moeten gelden. Ik wil als boer namelijk heel graag toegang blijven houden tot een markt van 500 miljoen mensen.’
‘Uiteindelijk zie ik die toekomst voor natuurinclusieve landbouw, waarbij de overheid niet allereerst op de tekentafelwerkelijkheid vertrouwt, maar op de kennis, ervaring en creativiteit van de boer. 35 jaar geleden was de landbouw ook heel anders dan nu, dan mogen we best wat ambitie hebben naar 2050!’
Interview in het kort:
- Het nieuwe coalitieakkoord is te mager als het gaat om de noodzakelijke vernieuwing richting een natuurinclusieve landbouw
- Boeren hebben naast een ecologisch perspectief ook een economisch perspectief nodig
- In het huidige systeem moeten boeren de natuur op hun landbouwgrond juist niet haar gang laten gaan, want dat levert te weinig op
- Niet alle chemische producten, zoals glyfosaat, moeten verboden worden
- Veel overheidsbeleid, waaronder de natuurherstelwet, gaat nog te veel uit van een modelwerkelijkheid; nodig is een nieuw verdienmodel voor de boer, waarbij ook de consument zijn koopgedrag verandert
Noot
- 1.Michiel Korthals, Goed eten. Filosofie van voeding en landbouw. Nijmegen: Vantilt, 2018. Zie ook de bijdrage van Korthals elders in dit CDV-nummer.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.