‘We hebben een speelse omgang met natuur en politiek nodig’
Samenvatting
De klassieke opvatting dat de mens de natuur mag beheersen en gebruiken is van haar morele kader losgeraakt, waardoor de mens buiten de natuur is komen te staan, stelt filosoof Kees Vuyk. Niet een van bovenaf opleggen van natuurherstel is daarop het beste antwoord, maar een speels en in klein verband meebewegen van de mens met de natuur.
‘Een ding vooraf. Ik word tegenwoordig altijd socioloog genoemd. Dat is ooit begonnen na een recensie van mijn boek Oude en nieuwe ongelijkheid. Over het failliet van het verheffingsideaal in de NRC. Daar werd ik socioloog genoemd. Dat ben ik niet. Ik ben filosoof.’
Aan het woord is Kees Vuyk. Ik spreek hem in zijn bovenwoning in Amsterdam, op het moment dat de eerste drukproeven van zijn nieuwe boek Weg van de natuur. Over de grote ontworteling bij uitgeverij Ten Have gereedliggen. In zijn werk gaat het hem om het benoemen van de onderstromen, de langetermijnontwikkelingen in de westerse cultuur. Zijn nieuwe boek komt voor deze CDV, waarin we een nieuwe visie op natuur proberen te ontwikkelen, als geroepen. Wat is Vuyks diagnose? Zijn er volgens hem alternatieve natuurvisies voor de huidige dominante instrumentele kijk denkbaar, en hoe duidt hij het huidige politieke landschap?
Ontworteling
We zijn volgens u ontworteld van de natuur. Hoezo?
‘Ontworteling heeft vooral te maken met het gegeven dat we als mensen niet meer goed weten wat onze plaats in de natuur is. Wij zijn mechanisch naar de natuur gaan kijken, vanuit een natuurwetenschappelijk wereldbeeld. Onze mogelijkheden om in de natuur in te grijpen zijn daardoor enorm vergroot. Dat heeft welvaart gebracht en overvloed, maar we hebben het moeilijk om onszelf daarbinnen een plaats te geven. In deze visie is de mens een machine, maar die analyse zorgt voor onbehagen. We zien onszelf over het algemeen namelijk niet als een machine. Maar wat zijn we dan wel?’
‘De ontwikkelingen die op basis van dat natuurmachinemodel in gang gezet zijn, zijn enerzijds heel positief, in termen van welvaart bijvoorbeeld. Maar het onderhuidse probleem dat wijzelf in die wereld onze plaats niet zien, wordt niet opgelost.’

Kees Vuyk
Dat is dus ook een vorm van vervreemding?
‘Jazeker. “Vervreemding” is zeker een woord dat daarbij past. We zijn vervreemd van de natuur en tegelijkertijd verblind door het schone, goede en succesvolle dat dit spoor ook heeft opgeleverd. Maar de problemen van dat mensbeeld en dat onderliggende paradigma van beheersing en strijd zijn zo groot geworden dat we die niet meer kunnen ontkennen. Ik heb in Weg van de natuur vooral aandacht willen geven aan de psychologische en sociale schaduwzijden van de dominante natuurwetenschappelijke en mechanische natuuropvatting.’
Waarin verschilt die moderne kijk van de klassieke opvatting?
‘In de klassieke opvatting is er een kosmische scheppingsorde, gegeven door een hogere macht, waarin de mens een vaste plek heeft. Deze orde is steeds meer afgebroken. Wat is, nu vaste kaders zijn weggevallen, onze verhouding tot de natuur, maar ook tot onze medemens? Zijn we helemaal op onszelf aangewezen? Dat is voor velen een schrikbeeld. We zijn van de weeromstuit vooral druk bezig gegaan met de korte termijn, met consumeren, met dingen doen om de leegte op te vullen en onderliggend ongemak te verdringen. Gemakzucht is belangrijk geworden. En beheersing, liefst heel afstandelijk, zoals het nu kan met informatietechnologie.’
‘Je hoort boeren tegenwoordig ook zeggen dat ze een nuttig product leveren. Dat is een manier van praten die enorme afstand creëert met wat je aan het doen bent. Dat is langzaam gegroeid en zit inmiddels overal, tot in de haarvaten van de huidige samenleving. Mensen die kalfslapjes kopen in de supermarkt denken ook in termen van product.’
Hoe komt dat?
‘Bij het klassieke model van de kosmische orde hoorde ook het beeld van de mens als rentmeester, de plaatsvervanger van de baas, de Schepper. Dat gaf een morele relatie met datgene wat je beheert. De beheerder is weliswaar iemand die controle uitoefent, maar in een moreel verband. Dat morele verband is weggevallen en dan blijft er alleen maar een econoom over die de zaak moet laten renderen. Hij heeft geen morele relatie meer met zijn product. Hij kan om het even wat laten renderen. Waarden zijn vervangen door getallen, een cijfermatige benadering, efficiëntie. Dat is onmiskenbaar de orde waarin we zitten. Begrijp me goed: dat heeft veel opgeleverd. Veel betere kennis over hoe we met de natuur moeten omgaan, de uitbanning van hongersnoden en ziekten, enzovoort. Alleen – en dat is onze makke, zou ik bijna willen zeggen – op een succesvol pad gaan we altijd maar door, net zo lang tot het een ramp wordt. En dan pas gaan we er iets aan doen. Want het ging toch zo goed allemaal?’
Op een succesvol pad gaan we als mens altijd maar door, net zo lang tot het een ramp wordt
Hebt u het idee dat de schaduwzijden van dat beheersingsdenken en dat vooruitgangsgeloof inmiddels voldoende in het vizier zijn gekomen?
‘De schaduwzijden worden nu voldoende gezien. Wat we niet goed weten is hoe we ze moeten interpreteren, in termen van mens- en maatschappijbeeld. De problemen hopen zich op, maar het kader om ze in samenhang te kunnen duiden ontbreekt. Aan dat kader probeer ik een bijdrage te leveren. De belangrijkste crisis is toch wel onze problematische verhouding met de natuur, die we zijn gaan zien als een vreemde te temmen, te beheersen en te benutten materie waar wijzelf buiten staan. Daar komen onder meer problemen van natuurbeschadiging en de uitputting van grondstoffen uit voort, maar ook veel sociale en politieke vragen.’
Wat bedoelt u?
‘Hoe gaan we om met de ontworteling? Links en rechts zijn en worden er allerlei pogingen gedaan om antwoord te geven op die vraag, om nieuwe verbindingen te leggen en nieuwe bodem onder de voeten te vinden. Rechts doet dat op de traditionele manier via afkomst, familie, ras, volk. Links doet dat utopisch door een nieuwe toekomstige wereld te schetsen, waar we rationeel naar toe moeten werken. Ook de democratie is een manier om met de ontworteling om te gaan. Het is een vorm van besturen waarin afkomst, sociale klasse, geslacht of ras er niet toe doen, maar waarin mensen als individu een stem krijgen in het kapittel. Deze ontwikkeling heeft ons politieke vrijheid gebracht waar je terecht heel positief over kunt zijn. Maar het individualisme dat daarin zit heeft ook zo zijn schaduwzijden. Het punt is: vrijheid en welvaart zijn in zichzelf niet onproblematisch. Het is niet zo dat je er alsmaar meer van kunt hebben zonder dat er problemen ontstaan.’
Andere visies
Zijn er andere manieren van kijken mogelijk?
‘Ik zie in onze samenleving sporen van drie alternatieven. Het eerste is vooral aan de rechterkant van het politieke spectrum te vinden. Volgens dat model is de mens voluit onderdeel van de natuur op basis van de platte evolutionaire gedachte dat de natuur strijd is. Het draait om survival of the fittest. Zo zit de wereld nu eenmaal in elkaar en maak daar dan voor jezelf het beste van. We moeten vooral de winnaars zien te blijven. Trump bijvoorbeeld is iemand die in dat soort termen denkt.’
‘Het tweede alternatief is zachtaardiger. Volgens die visie is de mens ook voluit onderdeel van de natuur, maar dan is die natuur veel meer de klassieke kosmos, opgevat op een bijna oosterse manier. Wij moeten ons aanpassen aan het leven, dat een grote cyclus is. Sommige bioboeren zitten op dat spoor. Zelfbeheersing staat hier centraal, bescheidenheid ten opzichte van de natuur. De bioboer moet allerlei grond braak laten liggen en mag allerlei middelen niet gebruiken. Dat botst met zowel de mainstream beheersingsfilosofie als met het model van de strijd.’
Van vrijheid en welvaart kun je niet alsmaar meer hebben zonder dat er problemen ontstaan
En die derde alternatieve manier van kijken?
‘Ik speculeer in mijn nieuwe boek op een nieuw spoor, namelijk dat van het spel, dat ikzelf het meest hoopvol vind. Als we nu eens onze relatie met de natuur als spel zien en de natuur zelf als speels, waar komen we dan uit? Het interessante van een spel is dat er, anders dan in het mechanische natuurmodel, vrijheid is. Er zijn zeker wetten en regels, maar daarbinnen zijn er verschillende openingen. Variatie, creativiteit en veelvormigheid zijn dus schering en inslag.’
Huizinga stelt in Homo ludens toch al de spelende mens centraal?1
‘Dat klopt. Maar bij hem stond agon, “strijd” of “competitie”, op een speelse manier voorop. Dat vind ik voor nu niet de beste associatie. Het gaat mij vooral om een niet-competitief element van spelen. Daar moeten we naartoe. Spelen zijn weliswaar vaak competitief, maar de verliezer moet ook iets te winnen hebben; hij moet er ook lol in hebben, anders is het snel game over.’
Waarom is de notie van spel een vruchtbaar idee?
‘De notie van spel maakt een alternatief idee van groei mogelijk, niet op een kwantitatieve maar op een kwalitatieve manier. Door te spelen groei je in vaardigheden. Dat zie je bij jonge dieren, ook bij kinderen. Door spel leer je de wereld begrijpen en ermee omgaan. We moeten ons de vraag stellen: wat is nodig? Meer materiële ophoping of meer inzicht in de samenhang der dingen, betere samenwerking? Ik denk dat laatste; met elkaar leren omgaan, socialer, handiger en speelser zijn. Ook in de omgang met de natuur.’
U doet ook het voorstel om democratie als spel op te vatten. Wij hebben, zegt u, in de politiek veel theatrale persoonlijkheden die het ik enorm vergroten, maar niet veel personen die het democratisch spel beheersen, waarin tact, hoffelijkheid en inlevingsvermogen een belangrijke rol spelen.
‘In Weg van de natuur is het niet meer dan een nog nader in te vullen eerste aanzet, in de vorm van een appendix aan het einde van het boek. Het is een pleidooi voor het vermogen om verschillende kanten van jezelf te laten zien, afhankelijk van de situatie. Weten wanneer je jezelf moet inhouden en weten wanneer je iets moet poneren. Dat is in de sociale omgang en ook in de politiek heel erg belangrijk. De grote mannen op dit moment lijken wel allemaal personen die heel eenduidig zijn. Huidige politici zijn heel voorspelbaar. Monistisch bijna. De gevoeligheid voor verschil van sociale interacties die nodig zijn, afhankelijk van de context, dat je verschillende rollen kunt spelen, mis ik. Excuses maken, dat kan bijvoorbeeld niet, want dan ben je, in termen van het strijdmodel, zwak.’
Zijn er in deze zin ‘zwakke’ politieke persoonlijkheden nodig?
‘Ja. Ik ben voor de zogenaamd “zwakke” persoonlijkheid die erkent dat hij niet alles overziet, fouten kan maken en al doende leert. Dat is de houding die we in de politiek nodig hebben. Niet utopisch, maar bescheiden in wat hij vermag, zonder zichzelf helemaal weg te cijferen. Het is helemaal niet interessant als mensen de hele tijd proberen zichzelf te zijn. Interessant is pas de interactie tussen mensen, het samenspel. Dat heb ikzelf pas goed leren zien door mijn ervaring op het toneel. In het samenspel, daar gebeurt het, komt energie vrij, creativiteit, kun je groeien.’
Is er te weinig interessante interactie in het huidige politieke theater?
‘Dat kun je wel zeggen! Neem nu het hoofdlijnenakkoord. Het zijn gewoon lijstjes van wensen van vier partijen achter elkaar geplakt. Er is helemaal geen sprake van interactie. Wat de partijen met elkaar hebben, wordt niet duidelijk. Dat is nu ook precies waar het helemaal misgaat in de samenleving. In die zin krijgen we de regering die we verdienen. Sterker nog, er wordt door de partijen vooral moeite gedaan om te benadrukken hoe verschillend de partijen van elkaar zijn. Ze vertelden vooral wat ze zelf hadden binnengehaald, maar niet waar de concessie naar de ander zat. Er wordt ook geen enkel beroep op mensen gedaan om samen iets voor elkaar te krijgen. Er gaat geen enkel appel van uit.’
Het is helemaal niet interessant als mensen de hele tijd proberen zichzelf te zijn
Politieke implicaties
U schetst in linkse en rechtse extremen de ontsporing van het gemeenschapsdenken: rechts wil terug naar de zogenaamde oergrond van vroeger en links kiest de vlucht naar voren in een toekomst waarin alles goed komt. Gooit u daarmee niet het kind met het badwater weg? Ook gegeven uw eigen sympathie voor gemeenschappen en het te weinig ingezette vermogen om dingen met elkaar te doen?
‘Ik geloof niet dat je de linkse of rechtse impulsen in de politiek kunt uitdoven of vernietigen. Mensen worden nu eenmaal geboren in families, groeien op in families. Dat is goed en gaat gelukkig meestal ook goed. Je moet die verbanden alleen niet verabsoluteren. Hetzelfde geldt voor de utopische impuls. Nadenken over een betere wereld is prima, totdat je denkt dat je de waarheid in pacht hebt. Maar beide zijn te schraal. Het zijn allebei vormen van gemeenschapsdenken die hun grond zoeken búíten de mensen zelf, in iets wat er al was of iets wat nog moet komen. Individuen zijn daarin ondergeschikt aan de gemeenschap. Dat idee behoeft correctie. De vraag is: kunnen we ook gemeenschappen bedenken waarin mensen met elkaar het doel bepalen?
En is dat mogelijk?
‘Ja. Het prototype daarvan is de vereniging. Dat verenigingsmodel heeft goed gewerkt, vooral binnen de zuilen, in christendemocratie en sociaaldemocratische kringen. Er kwamen schoolverenigingen, ziekenhuisverenigingen, zorgverenigingen voor ouderen, armen enzovoort, waarin men voor elkaar of anderen uit eigen kring iets probeerde op te lossen. De opkomst van dit verenigingsleven heeft een enorme impuls gegeven aan de ontwikkeling van een democratische cultuur.’
Waarom is langzamerhand dat verenigingsmodel in diskrediet geraakt?
‘Omdat het, bijvoorbeeld in een dorp, ook echt kon misgaan. Een paar mensen zaten overal in. Dat bood mogelijkheden voor misbruik van macht door kleine tirannetjes. De echte verenigingsspirit werd daardoor de nek omgedraaid. In de protestantse kerken met gekozen kerkenraden idem dito. Toen kwam de gedachte op, vooral vanuit het socialisme: we moeten het anders gaan doen, zakelijker, vanuit een rationeel model en niet zozeer vanuit bestaande verhoudingen, efficiënter, met beter onderbouwde doelen. Die impuls is in de tweede helft van de twintigste eeuw heel sterk geworden. Veel oude instituties zijn uiteindelijk opgerold. Eerst kwam er staatsfinanciering, met overigens stevige medewerking van de christendemocratie. En vervolgens kwam daar de linkse rationaliseringsimpuls overheen: we moeten het efficiënter organiseren. Al die kleine schooltjes, dat is toch niets, dat kan beter: we maken er een soort onderneming van. Dat vonden de liberalen ook goed. Dat leidde tot de opkomst van het managementdenken, aan het einde van de vorige eeuw. Heel veel van de kleine sociale verbanden zijn opgegaan in grotere verbanden die steeds meer een bedrijfsmatige invulling kregen. Het was allemaal wederom met de beste bedoelingen, maar is uiteindelijk totaal doorgeslagen. Pim Fortuyn stelde die managerscultuur met de invasie van onderwijsdeskundigen met hun modellen in het onderwijs en de spreadsheetcultuur in de zorg feilloos aan de kaak in De puinhopen van Paars.’2
Wat nu?
‘Ik denk dat we de kleinschaligheid en de variëteit weer moeten omarmen en ruimte moeten geven. Het is niet goed als alles van bovenaf opgelegd wordt. Dan krijg je weerstand.
Nadenken over een betere wereld is prima, totdat je denkt dat je de waarheid in pacht hebt
Dat zien we bij natuurherstel, bij het opleggen van een ander soort natuurbeheer en een andere soort van landbouw. Het zou toch veel mooier zijn als die beweging meer van onderop gestalte kan krijgen. Denk aan voorbeelden als de Herenboeren en energiecoöperaties. Het zijn nog betrekkelijk kleine initiatieven maar die vind ik het meest hoopvol als het gaat om de transitie naar een andere, duurzamere samenleving. Anders dan dat de staat alles maar uitdenkt. Ze kunnen voor een andere stemming zorgen en voor nieuwe vormen van betrokkenheid. Die sfeer moeten we meer koesteren. We zijn nu doorgeslagen.’
Hoe duidt u deze ontwikkeling politiek gezien?
‘Ik zie de huidige verrechtsing in de samenleving als een reactie op wat ik de verlinksing van het middenveld noem. Een ontwikkeling die in de jaren tachtig, negentig al begonnen is. De verrechtsing is een reactie op de al te rationele benadering van de politiek. Dat is het grote probleem met links. Men heeft misschien wel gelijk, maar door dat gelijk met morele superioriteit rond te bazuinen, maak je sommige mensen hoorndol. Ze willen niet alleen maar overtuigd maar ook meegesleept worden. Daar is rechts momenteel erg goed in. Iemand als Wilders is volgens mij geen politicus, maar een demagoog. Hij is niet iemand die bondjes weet te sluiten, mensen bij elkaar weer te brengen. Hij kan alleen massa’s in beweging brengen en daar is hij heel goed in: de massa in vuur en vlam zetten en daar dan eigen politiek voordeel uit halen. Dat is eerder gevaarlijk dan mooi, maar een beetje meer demagogie, dat missen anderen. Want mensen in beweging kunnen zetten rond een ideaal, dat maakt ook de inspirerende en appellerende kracht van politiek uit. Ik zie dat te weinig.’
Hoe komt dat, denkt u?
‘Dat heeft ook met de vergrijzing te maken. Politici staan onder invloed van een steeds meer verouderd electoraat, dat inzet op houden wat we hebben. En toch is er een ander soort mobilisatie nodig, anders dan “We worden bedreigd in onze levensstijl” of “Ze pakken mij de gehaktbal af”. De richting die we op moeten zit dus meer in de sfeer van die andere groeiidealen die ook mogelijk zijn. We hebben tot nog toe vooral op materiële groei ingezet; laten we nu anders groeien. Dat gaat dus om sociale groei, in verenigingen, in clubs, het vermogen om met andere mensen samen te werken en om zinvolle nieuwe creatieve verbindingen te leggen. Gelukkig overigens zijn er juist veel ouderen in het vrijwilligerswerk actief, want daar zitten de interessante impulsen voor een alternatieve samenlevingsopbouw. Op dat soort kracht en vaardigheden zullen we sowieso mensen van alle leeftijden meer kunnen aanspreken. De generaties moeten niet te veel uit elkaar groeien.’
We hebben tot nog toe vooral op materiële groei ingezet; laten we nu anders groeien
Maakt u zich daarover zorgen dan?
‘Er is een potentieel generatieconflict. Ouderen hebben veel macht en vermogen. Voor jongeren is er niet veel plek. Om jonge technici zit men te springen. Maar jongeren die opgeleid zijn in de niet-technische vakken hebben het gevoel dat de samenleving niet op hen zit te wachten. Hoe kunnen zij hun leven zelf vormgeven zonder werk, huis, of een basis om een gezin te kunnen stichten?’
‘De technische wereld groeit en bloeit nog steeds heel sterk. Neem nu ook de opkomst van zoiets als artificiële intelligentie. Maar die wereld zal hoognodig geïntegreerd moeten worden met nieuwe vormen van sociaal denken. Hoe kunnen we het technisch vermogen gebruiken om interessante sociale omgevingen mee te creëren en niet zozeer om er winst mee te maken, of zodat een kleine groep mensen daar rijk van kan worden? Om dit soort ontwikkelingen die nu volop gaande zijn te keren zullen we de creativiteit en sociale intelligentie van alle mensen, jong én oud, heel hard nodig hebben.’
Wat betekent de door u bepleite speelse omgang met de natuur voor boeren en burgers?
‘Ik bepleit vooral meer experimenteerruimte om een andere omgang met de natuur mogelijk te maken. Dan gaat het bijvoorbeeld om burgerinitiatieven en initiatieven als de Herenboeren en de energiecoöperaties die ik al noemde. Daar zit de beweging en de hoop. Anderen nodig ik uit om in dit spoor verder te denken.’
Interview in het kort:
- In het klassieke model had de boer zijn land in bruikleen van zijn Schepper, wat tot een morele houding ten opzichte van de natuur leidde
- Zonder deze moreel-religieuze inbedding is dit model ontaard in een mechanisch en economisch gedreven model dat de natuur uitput
- Deze keerzijde van ontworteling en vervreemding wordt nu onderkend, maar een goed antwoord is nog nauwelijks voorhanden
- Rechts wil een oplossing langs traditionele weg via afkomst, familie, ras en volk; links wil utopisch een nieuw model opleggen, waarin de natuur van bovenaf hersteld wordt
- Beter is een speels model waarin van onderop, in vrijheid door kleinschalige families, verenigingen en coöperaties, het belang van de natuur en een goed verdienmodel hand in hand gaan
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.