Zijn mensen uniek? Over rentmeesterschap en dieren
Samenvatting
Dat mens en dier meer gemeen hebben dan vroeger werd gedacht, betekent niet dat mensen geen bijzondere plek op aarde innemen. Mensen hebben tegenover dieren een verplichting die dieren tegenover elkaar niet hebben. Christendemocraten moeten rentmeesterschap niet vervangen door een ander begrip, maar juist op zoek gaan naar een veel radicalere invulling hiervan.
Dieren zijn medebewoners van deze aarde. Het zijn wezens die genot en pijn kunnen ervaren. Dieren kunnen ook op intelligente wijze met elkaar communiceren. Daar komen we door wetenschappelijk onderzoek steeds meer achter. De zang van walvissen bijvoorbeeld kent een grote variatie en complexiteit. Van olifanten is bekend dat ze allerlei rouwrituelen ontwikkelen. Apen laten gedrag zien waaruit blijkt dat ze heel goed in staat zijn om te beoordelen wanneer iets eerlijk is of niet.1 En dan hebben we het alleen nog maar over zoogdieren. Ook insecten kunnen complexe interacties ontwikkelen: bijen die via dans met elkaar communiceren, termieten die in symbiose met schimmels leven, of mieren in symbiose met luizen.
Hoe verhoudt de toegenomen kennis over complexe vormen van intelligentie bij dieren zich tot rentmeesterschap, een belangrijke kernwaarde uit de christendemocratie? Zijn mensen niet dieren onder de dieren en zouden we daarom het idee niet moeten laten varen dat mensen een bijzondere taak en verantwoordelijkheid hebben? Moet speciësisme, oftewel het voortrekken van onze eigen soort, niet worden voorkomen?2 Of moet de trend juist worden gekeerd en moeten de verschillen tussen mens en dier juist extra worden aangezet? Dat laatste is ook geen vreemde gedachte, omdat onze ideeën over humaniteit en over mensenrechten vaak gestoeld zijn op de unieke waarde die ieder afzonderlijk mens heeft.
Rentmeesterschap
‘Rentmeesterschap’ is een begrip uit de christelijke traditie. Vaak wordt verwezen naar de eerste hoofdstukken van Genesis, alhoewel je daar het begrip als zodanig niet tegenkomt. Rentmeesterschap kan echter op verschillende manieren worden begrepen. Enerzijds kan rentmeesterschap worden gebruikt om te benadrukken dat aan mensen een bijzondere taak toekomt. Ze moeten heerschappij voeren over vissen, vogels, wilde dieren en het vee. Mensen zijn bovendien geschapen naar het beeld van God, waardoor ze boven andere schepselen lijken te staan. Anderzijds wordt rentmeesterschap dikwijls ook ingevuld in termen van duurzaam beheer. Van mensen mag worden verwacht dat ze goed voor de aarde en voor planten en dieren zorgen. Mensen kunnen niet zomaar de wereld naar hun hand zetten. Ze zijn van de aarde afhankelijk en leven van de vruchten van het land.
Welke invulling rentmeesterschap ook krijgt, vaak wordt er impliciet van uitgegaan dat de natuur een object is, iets wat buiten onszelf bestaat. We moeten goed omgaan met het land en met de goederen die ons zijn toevertrouwd en ze in eenzelfde of een betere staat doorgeven aan toekomstige generaties. Hoe mooi dat ook klinkt, het is de vraag of dat voldoende is. De Amerikaanse ecoloog Aldo Leopold (1887-1948) benadrukt dat land meer is dan alleen maar grond, dat ieder gebied ook een biotische gemeenschap vormt, een gemeenschap van bodemleven, planten en dieren.3 Als mensen maken we ook deel uit van die gemeenschappen, zijn we medeburgers. Dat betekent niet dat er van Leopold niet gejaagd of gegeten mag worden; zo zitten ecosystemen nu eenmaal in elkaar. Wel betekent het dat we ons moeten inzetten voor de samenhang, stabiliteit en gezondheid van het geheel.
Mensen hebben een besef van verantwoordelijkheid om goed voor de wereld te zorgen, dat we op die manier niet kennen bij dieren
Primus inter pares
Het is belangrijk om het perspectief van Leopold dat mensen organismen zijn onder andere organismen ter harte te nemen. Vaak zijn er pogingen gedaan om een uniek vermogen te benoemen waarin mensen verschillen van dieren. Mensen, zo wordt dan gezegd, kunnen denken, of ze zijn in staat een taal te ontwikkelen of gereedschappen. Veel van dergelijke pogingen zijn gestrand. Vrijwel niemand zal ontkennen dat de complexiteit van denken, spreken en handelen bij mensen groter is dan bij dieren, maar dat betekent nog niet per definitie dat dieren niet over dergelijke competenties beschikken. Je kunt je afvragen, en daar worden ook discussies over gevoerd, of verschillen tussen mens en dier alleen gradueel zijn (difference in degree) of dat mensen ook andersoortige capaciteiten hebben (difference in kind).
Het voorgaande neemt echter niet weg dat mensen een appel ervaren, een besef van verantwoordelijkheid om goed voor de wereld te zorgen, dat we op die manier niet kennen bij dieren. Ze ervaren een verplichting om lijden van andere mensen of van dieren te voorkomen. Dat kan voor hen bijvoorbeeld een reden zijn om vegetariër of veganist te worden, of alleen biologisch vlees te kopen. Juist daarin laten ze zien dat ze volop mensen zijn. Een leeuw of een tijger doet dat niet, en we houden die ook niet aansprakelijk voor wat die wel of niet eet. Waar bij dieren alles gericht is op overleven, ook de manier waarop ze communiceren of zich tot elkaar verhouden, lijken mensen aan die dynamiek te kunnen ontsnappen.4 Dat schept verplichtingen. Mensen zijn een primus inter pares, een eerste onder gelijken. Door zich te bekommeren om andere wezens, geven ze antwoord op de roeping die ze als mens hebben.
Naar hun eigen aard
Mensen mogen dan een bijzondere plek innemen binnen het geheel van de schepping, dat kan geen reden zijn om ons dan maar boven andere organismen te verheffen. Juist niet! Wie zich niet bekommert om dierenwelzijn, is de titel van rentmeester niet waardig. Koeien, varkens en kippen zijn meer dan alleen productiefactoren. En het vlees, de eieren en de melk op tafel komen ergens vandaan. Niet iedere vorm van veehouderij is zomaar gerechtvaardigd. Als bijvoorbeeld nog steeds staarten van biggen worden gecoupeerd omdat krappe stalsituaties dat vereisen, is er iets behoorlijk mis. Dieren moeten gezond en natuurlijk gedrag kunnen vertonen. Er mag dus van mensen wat worden verwacht in relatie tot dieren. Die gedachte zou niet nieuw of verrassend moeten zijn. Je treft haar al aan in de oude Joodse geschriften. ‘Een rechtvaardige zorgt goed voor zijn vee, een goddeloze is alleen maar wreed’, staat er bijvoorbeeld in Spreuken 12:10. En in het boek Jona horen dieren er voor de volle honderd procent bij als het om de redding van Nineve gaat. Voor een goede omgang met dieren hebben we de recente wetenschappelijke inzichten over complexe vormen van intelligentie eigenlijk niet eens echt nodig.
Koeien, varkens en kippen zijn meer dan alleen maar productiefactoren
Een belangrijk uitgangspunt moet zijn dat elk dier intrinsieke waarde heeft. Dieren zijn geen middelen die we voor onze eigen doeleinden kunnen inzetten. Ze vormen een doel in zichzelf. Dat betekent niet dat er geen vormen van coöperatie kunnen zijn tussen mensen en dieren, waarbij beide partijen wederzijds van elkaar profiteren (verzorging en voedsel in ruil voor wol, melk of mest bijvoorbeeld). Ook is niet uitgesloten dat aan wildbeheer wordt gedaan, of dat op specifieke plekken grenzen worden gesteld aan de expansie van de wolf. Wel vereist een dergelijke vorm van rentmeesterschap dat we ieder dier behandelen op een manier die bij de aard van het betreffende dier past. Daarvoor is empathie nodig, het vermogen om je in dieren in te leven en te ontdekken wat nodig is om hen te laten floreren.5 Je zou kunnen betogen dat dit voorstel te paternalistisch is: wij mensen bepalen uiteindelijk wat goed is.6 Het is echter de vraag of dat helemaal terecht is. Als je echt om dieren geeft, ben je ook bereid je open te stellen voor wat dieren als zelfstandige actoren met eigen specifieke behoeften ons te zeggen hebben. Dan staan de goede verhoudingen tussen mens en dier voorop.
Rentmeesterschap vereist empathie om elk dier zo te behandelen als bij de aard ervan past
Slot
Dieren zijn, zo begonnen we dit artikel, tot veel meer in staat dan vroeger werd aangenomen. Om de uniciteit, en daarmee de waardigheid, van mensen te redden, zou je de neiging kunnen hebben om alles waar dieren toe in staat zijn zo veel mogelijk weg te redeneren. Dat lijkt me onterecht en ook niet nodig. Mensen dragen een verantwoordelijkheid die dieren niet hebben. Ze zijn moreel aanspreekbaar op hun gedrag. Dat is reden genoeg om bijvoorbeeld mensenrechten wel, en dierenrechten niet in artikel 1 van de Grondwet op te nemen. Niet omdat mensen sommige dingen beter kunnen, maar wel omdat ze een bijzondere plek innemen binnen het geheel van de schepping. Dat mensen en dieren meer verwantschap hebben dan we vaak hebben aangenomen, is alleen maar een extra aansporing om rentmeesterschap als kernwaarde volop serieus te nemen. Respect voor dieren is belangrijk, juist omdat we mens zijn!
Noten
- 1.Frans de Waal, The bonobo and the atheist. In search of humanism among the primates. New York: W.W. Norton & Company, 2013, pp. 232-234.
- 2.In eerdere nummers van dit tijdschrift zijn wel pleidooien gevoerd die in die richting gaan; zie bijvoorbeeld: Trees van Montfoort, ‘De ruimte delen met medeschepselen’, Christen Democratische Verkenningen 41 (2021), nr. 3, pp. 50-53; Janne E. Nijman, ‘Rentmeesterschap’, Christen Democratische Verkenningen 41 (2021), nr. 4, p. 39.
- 3.Aldo Leopold, A sand county almanac and sketches here and there. Londen: Penguin Books, 2000 [1949], pp. 155-173.
- 4.Dick Stafleu, ‘Being human in the cosmos’, Philosophia Reformata 56 (1991), nr. 2, pp. 101-131.
- 5.Martha C. Nussbaum, Justice for animals. Our collective responsibility. New York: Simon & Schuster, pp. 70-71.
- 6.Sue Donaldson en Will Kymlicka, Zoopolis. A political theory of animal rights. Oxford: Oxford University Press, 2013, pp. 102, 170.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.