Gelukkig zijn de vredestichters
Samenvatting
Een tijd geleden was Kathleen Ferrier te gast in BRAM de podcast.1 Ze vertelde hoe ons slavernijverleden doorwerkt in de huidige samenleving en hoe we moeten omgaan met een verleden dat beladen is met morele schuld en collectieve trauma’s. Ook vertelde ze hoe belangrijk het is dat er excuses voor het slavernijverleden gemaakt worden. Ze wees daarbij wel op het gevaar dat we na de excuses overgaan tot de orde van de dag, want volgens Ferrier heeft de samenleving een helingsproces nodig. Als voorbeeld verwees ze naar de waarheidsen verzoeningscommissie in ZuidAfrika. Die commissie was een platform voor mensen om hun verhaal te doen, om licht te werpen op verschillende perspectieven, om met elkaar verzoening te bewerkstelligen. Dat is waar ook onze samenleving behoefte aan heeft, aldus Ferrier.
In onze tijd is er terecht veel aandacht voor allerlei vormen van onrecht. Het lijkt alsof we meer dan ooit ons daartoe te verhouden hebben. In dat leren om ons ‘te verhouden’ en in dat proces van helen zullen we moeten zoeken naar een taal, naar een manier van omgaan met schuld en trauma. Theologie is een discipline die bij uitstek een rol kan vervullen in deze collectieve zoektocht. In zijn nieuwste boek doet Stefan Paas een belangrijke bijdrage aan die zoektocht door reflectie en taal aan te bieden om ons te verhouden tot onrecht in heden en verleden.
Piëtistisch bekeringsdrama
Een centraal begrip in het boek van Paas is ‘het piëtistische bekeringsdrama’. Het geestelijk drama centreert zich rondom het moment waarop de zondaar in zijn verlorenheid ‘vanaf duizelingwekkende hoogte’ de sprong waagt. ‘Huiverend’, zo schrijft Paas, ‘staat daar de mens die alleen nog kan vertrouwen dat Christus genoeg gedaan heeft, op zoek naar volmaakte vrede in het hart, de diepe existentiële gewaarwording van redding’ (p. 64). Lezers uit gereformeerdbevindelijke kringen zal deze taal vertrouwd in de oren klinken.
Paas voert enkele interessante theologische exercities uit rondom het piëtistische denken en de piëtistische praktijk. Omdat ik in deze bespreking het vizier richt op de maatschappelijke en politieke relevantie van het boek, laat ik die exercities hier onbesproken. Met pijn in het hart, wat dan weer erg piëtistisch klinkt.
Wat duidelijk wordt is dat het piëtisme veel aandacht besteedt aan het heil van de ziel. Het gaat om de ziel, het lichaam is secundair. Paas besteedt aan die verwaarlozing en het belang van het lichamelijke aandacht in hoofdstuk 3. De consequenties van dit denken, deze rigoureuze splitsing van lichaam en ziel, zijn niet zonder gruwelijke maatschappelijke gevolgen die vooral zwarte slaafgemaakten hebben ervaren. De zorg voor de ziel leek op orde: ze werden bedolven onder het evangelie en de boodschap van redding voor de ziel, maar hun lichamelijke en materiële omstandigheden waren mensonwaardig. Het is een breder tekort in het westerse denken, dat Martha Nussbaum scherpzinnig beschreven heeft onder de noemer van de kosmopolitische traditie: materieel en fysiek welzijn worden verwaarloosd door een overspannen aandacht voor spiritueel welzijn.2
Seculariteit
Paas theologiseert in een seculiere wereld. Dat betekent iets voor de manier waarop mensen de werkelijkheid verstaan en zich verhouden tot een religieuze boodschap. De auteur stelt dat veel mensen in onze cultuur het steeds moeilijker vinden ‘de wereld te beleven als een wereld die ons aankijkt, toezingt of aanspreekt. We hebben haar onttoverd tot een reservoir voor onze steeds snellere competitievere race naar beheersing van ons lot’ (p. 144).
Deze geseculariseerde wereld is een uitdaging voor missionair werk als ‘initiatieven met een evangeliserend doel’ (p. 228). Als evangeliseren niet meer is dan zieltjes winnen vanuit ‘categorieën die de wereld overzichtelijk houden’ en vanachter ‘theologische muren die ons moeten beschermen’, lopen missionaire intenties stuk. Maar dat kan toch heilzaam zijn.
Na zijn verkenning van de verhouding van missionaire activiteit en de seculiere context concludeert Paas namelijk dat, ‘als er een samenhangend theologisch verhaal opkomt uit dit alles, dan is het een theologie die fundamenteel positief staat tegenover de wereld, vanuit de overtuiging van de missio Dei’ (p. 264). Het vraagt om de erkenning dat geloof en theologie contextueel bepaald zijn en juist daarom iets te zeggen hebben in elke cultuur en elke situatie. ‘Daarbij hoort ook dat je bereid bent je controle over het evangelie los te laten omwille van het evangelie. Dat wil zeggen: het risico nemen dat de ander het evangelie op een heel andere manier zal verstaan dan jijzelf’ (pp. 265-266).
De consequenties van deze rigoureuze splitsing van lichaam en ziel zijn niet zonder gruwelijke maatschappelijke gevolgen gebleven
Dat boodschapper en ontvanger het evangelie radicaal anders kunnen verstaan, is het schrijnendst aan het licht gekomen in de situatie van de Afrikaanse slaafgemaakten in de Verenigde Staten.
Recht doen
Toen ik als jochie op de basisschool zat, kreeg ik een spitsvondige uitleg over het feit waarom zwarte mensen zoveel leed treft, waarom ze arm zijn in hun landen van herkomst, waarom ze tot slaaf gemaakt zijn. Het kwam, zo vertelde de juf, omdat ze de nakomelingen zijn van Cham. Cham is een van de drie zoons van zondvloed-overlevende en Bijbelse held Noach. Noach ligt op een gegeven moment naakt een roes uit te slapen. Cham lacht hem uit, Sem en Jafeth bedekken hun vader discreet. Noach vervloekt vervolgens zijn zoon Cham, en met die vloek hebben zijn nakomelingen te dealen. Het is een schrijnend voorbeeld van hoe theologische taal misbruikt kan worden om gruwelijk onrecht te rechtvaardigen en ons te onttrekken aan een moreel appel.3
Paas besteedt uitvoerig aandacht aan deze cognitieve dissonantie en disfunctionele theologische redeneringen. Tegelijk is er sprake van een paradox. Juist het ‘geloof in de absolute noodzaak van het redden van de ziel was het belangrijkste argument om de degradatie van het lichaam te accepteren’ (pp. 191192). Maar ook lieten predikanten zien ‘in de zoektocht naar verloren zielen dat zij zich niet wilden laten verleiden door racistische argumenten dat Afrikanen geen ziel hadden en “te onbeschaafd” waren voor het evangelie’ (p. 191).
Het is niet verwonderlijk dat juist binnen evangelicale en piëtistische kring daarom ook veel kritiek ontstond op de praktijk van slavernij. Paas concludeert op een ander moment in het boek al dat het piëtistische bekeringsdrama dan ook in veel opzichten op een kruispunt van de geschiedenis staat: ‘de nadruk op het bekeerde individu dat zich samen met andere bezielde burgers toelegt op maatschappelijke verandering weerspiegelt een nieuwe tijd – een tijd van beginnend democratisch denken en toenemende mogelijkheden’ (p. 173).
Leeswijzer voor politici
Waarom zou je als politicus of bestuurder deze, zeker voor politici, forse theologische pil moeten lezen? Wel, bijvoorbeeld vanwege het mooie hoofdstuk over heil en schepping, de schepping als de plaats waar leeuweriken dansen. Theologiseren, geloven (en neem dat maar ruim) gebeurt in ‘het volle leven van elke dag, in verbondenheid met de aarde. In het nadenken daarover begint de theologie’ (p. 297).
Lees het boek ook omdat theologische reflectie, zeker in de stijl van Stefan Paas, een verfrissend perspectief biedt op de werkelijkheid, op het leven van alledag. Vooral in een context waarin het leven bij voorkeur gereduceerd wordt tot krampachtig neutrale omschrijvingen. Paas stelt dat we zo gewend zijn geraakt ‘aan die manier van kijken dat we vergeten dat er geen neutrale blik bestaat […]. Het feit dat we de wereld kunnen beschrijven als niet meer dan atomen en krachten, overleving en voortplanting, betekent niet dat het moet’ (p. 283).
Vooral zou ik het boek willen aanbevelen vanwege het scherpe pleidooi voor het opsporen en aan de kaak stellen van onrecht. Als politiek niet over het rechtzetten van onrecht gaat, waar gaat ze dan wel over? Volgens Paas stelt het zoeken naar het Koninkrijk en zijn gerechtigheid een duidelijke agenda voor de theologie. En lees waar ‘theologie’ staat ook ‘politiek’, wat mij betreft. Deze zoektocht ‘betekent dat theologie moet beginnen in het biddend zoeken naar recht, het herstellen van onrecht’ (p. 218).
Het CDA als partij is gezegend met de ‘C’. Het evangelie is een duidelijk appel om recht te doen. En ook als we niet beantwoorden aan die evangelische eis, is het evangelie aanwezig, zoals dat ook voor slavenhouders gold. Het evangelie ‘was aanwezig in elke naakte die zij niet kleedden, in elke gevangene die zij niet bevrijdden, in elke hongerige die zij niet voedden, elke eenzame die zij van kinderen beroofden’ (pp. 225-226).
Als politiek niet over het rechtzetten van onrecht gaat, waar gaat ze dan wel over?
Theologie is zo het verhaal van rechtvaardigheid, van verzoening en van heling. Het wijst ons op hoe dichtbij dat verhaal is. Als we maar goed kijken, luisteren, ons openstellen. ‘Het Koninkrijk is niet ver van jullie, zegt Jezus. Het ligt binnen je bereik’ (p. 226).
Noten
- 1.Allard Amelink en André Poortman (hosts), ‘Waarom zijn excuses voor het slavernijverleden belangrijk? (met Kathleen Ferrier)’, in: BRAM de podcast, Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, 2 mei 2022. Zie https://open.spotify.com/episode/5UKEiST90NzdoADulnq19T?si=50db0a32572047ee
- 2.Martha Nussbaum, The Cosmopolitan tradition. A noble but flawed ideal. Cambridge: Harvard University Press, 2021.
- 3.Literatuurhistoricus Bert Paasman heeft deze ‘Chamtheorie’ onderzocht. Zie daarover: Elian Yahye, ‘Voorstanders van de slavernij susten hun geweten met de vloek van Cham. “Het verhaal was gericht op het hart”’, Nederlands Dagblad, 29 juni 2023.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.