Tolerantie als deugd en opgave
Samenvatting
Piet de Jong was duikbootkapitein voor hij de politiek in ging. Aan boord verbood hij de bemanning te discussiëren over vrouwen en religie. Want dat wat mensen ten diepste raakt, kon aanleiding geven tot de grootste conflicten – en daarvoor was een duikboot te klein.
Het was deze pragmatische houding waarmee De Jong in de roerige jaren zestig als premier meebewoog op de golven van de maatschappelijke veranderingen. Ideologische scherpslijperij was aan hem niet besteed; een politicus had in zijn opvatting geen andere taak dan bij te dragen aan ‘vrede en recht’ in de samenleving. De Jong verstond de tijdgeest. Het waren de jaren van ontkerkelijking en ontzuiling, van provo’s, drugs en de Maagdenhuisbezetting, en ook van de komst van de eerste gastarbeiders. De Jongs pragmatisme was geen onverschilligheid. Hij was zelf diepgelovig katholiek, maar noemde het in de Rijnhal in Arnhem ‘onbestaanbaar’ dat je mensen om een ‘ander’ geloof uitsluit.1
De Jongs tolerantie is vandaag de dag minder vanzelfsprekend dan ze lijkt. In het wokedebat worden mensen met een afwijkende mening gecanceld. Social media hebben van onverdraagzaamheid en polarisatie een verdienmodel gemaakt, en wereldwijd prediken oude en nieuwe autoritaire leiders het idee van een homogene samenleving van één volk met één waardepatroon. In de woorden van de Britse historicus Simon Schama moeten westerse samenlevingen opnieuw ‘leren samenleven in een gezamenlijke ruimte zonder elkaar af te maken’.2
Maar: ‘Hoeveel tolerantie heeft een pluralistische samenleving nodig om met fatsoen en beschaving redelijk te functioneren? Hoeveel tolerantie kan een samenleving verdragen?’ Met deze vragen opent emeritus-hoogleraar sociologie Kees Schuyt zijn nieuwe boek Begrensde tolerantie (p. 7). De eerste vraag is vanzelfsprekend; de tweede vraag klinkt paradoxaal. Kan een samenleving ook doorschieten in tolerantie?
Gedoogcultuur
Op zoek naar antwoorden reconstrueert Schuyt de ontstaansgeschiedenis van het begrip tolerantie sinds de zestiende eeuw. Het is een verhaal van vrijheid en emancipatie. Een boeiend verhaal van godsdiensttwisten, ketterverbrandingen, revoluties, terreur en slavernij tot de strijd om vrouwenrechten, mensenrechten en de typisch Nederlandse gedoogcultuur. In de oorspronkelijke betekenis staat tolerantie voor de ruimte die een kerkelijke of wereldlijke machthebber liet voor religieuze overtuigingen die afwijken van de officiële leer. Vanaf de achttiende eeuw verlegt de discussie zich meer naar het politiek-maatschappelijke discours over burgerlijke vrijheden. In die jaren veranderde het karakter van tolerantie van een gunst in een democratisch recht.

Kees SchuytBegrensde tolerantie. Over verdraagzaamheid, onverdraagzaamheid en het ondraaglijke Boom I 2023 | 368 pp. | € 29,90 | ISBN 9789024432400
Schuyt beschrijft drie gradaties van tolerantie. De minimale vorm bestaat uit de behoefte aan vreedzame co-existentie, als modus vivendi om met elkaar samen te leven zonder ‘elkaar af te maken’. Een beetje zoals katholieken en protestanten elkaar in Noord-Ierland hebben gevonden. De tweede gradatie bestaat uit tolerantie als erkenning. Tolerantie veronderstelt altijd beslissingsmacht in de zin dat het gaat om een bewuste keuze om iets toe te staan wat men eigenlijk niet wil. Die keuze volgt uit een afweging van verschillende waarden en doelen: moet ik rechtzinnig zijn in de leer of is het middel erger dan de kwaal? Dit is tolerantie in de vorm van het typisch Nederlandse gedogen. De hoogste vorm van tolerantie is de tolerantie als deugd: het vermogen om te leren omgaan met verschillen. Deze vorm vereist een ander mensbeeld, waarbij de ander en het andere juist omdat zij verschillend zijn worden gewaardeerd.
Men moet de ‘ander in zijn andersheid eerbiedigen’, zoals de remonstrantse predikant H.J. Mispelblom Beyer dit noemde.3
Tolerantie brengt spanningen teweeg. Tolerantie moet schuren en doet pijn, schreven Maarten Neuteboom en Evert Jan Slootweg als medewerkers van het WI voor het CDA in de Volkskrant.4 Zij keerden zich tegen een SIRE-spotje waarin tolerantie werd voorgesteld als het openstaan voor ‘andere meningen, culturen en gewoonten’. De begeleidende beelden van een islamitische maaltijd, een Joodse bruiloftsdans en een wedstrijd Turks worstelen gingen volgens hen voorbij aan de essentie van tolerantie. Aan tolerantie gaat een gevoel van afkeuring, bezwaar of zelfs veroordeling vooraf, zo stellen zij. ‘Tolerantie hangt (...) samen met de vraag of de verdraagzame persoon bij machte is om datgene wat hij afkeurt te veranderen. Als je er niets tegen kunt doen, is eerder sprake van berusting.’
Het tegenovergestelde van tolerantie is niet intolerantie, maar fanatisme
Schuyt volgt die redenering en stelt dat tolerantie niet gelijk kan staan aan onverschilligheid. Tolerantie is een actieve houding die erop gericht is de ander ‘beter te begrijpen’ (zu verstehen).5 Het tegenovergestelde van tolerantie is niet intolerantie, maar fanatisme. Intolerantie gaat over het ondraaglijke, wat je onder geen beding wilt toestaan. Dat is inherent verbonden aan het begrip tolerantie. Ze liggen in elkaars verlengde.
Fanatisme daarentegen gaat over een consequente houding van onverdraagzaamheid tegen over iets wat anders is. Het woord ‘fanatisme’ komt van het Latijnse fanum, wat ‘tempel’ of ‘heilige plaats’ betekent. De fanaticus was degene die alleen de eigen God en géén andere God kan en wil erkennen, aldus Schuyt. ‘De kern van het probleem van tolerantie is een heilig geloof in het eigen gelijk in combinatie met de macht om dit gelijk door en voort te zetten. Deze combinatie ondermijnt ten gronde een samenleving die bestaat uit een pluraliteit van waarden en zelfgekozen levenswijzen.’
Verzuiling
Hier stuit Schuyt op een fundamenteel probleem van de moderne tijd, waarop hij in zijn slotbeschouwing maar ten dele een antwoord heeft. Dit betreft de eerder gestelde vraag of een samenleving ook een teveel aan tolerantie kan verdragen. Door de toegenomen welvaart, technologische veranderingen en de liberale nadruk op individuele vrijheid is de samenleving fundamenteel veranderd. Economische waarden hebben het morele debat verdrongen, en in de traditie van de polder werden apolitieke oplossingen gezocht en gevonden om afwijkende gedragingen en levensstijlen vrolijk naast elkaar te laten bestaan in cultuur van dulden en gedogen.
Tegelijk heeft de verticale verzuiling van de jaren van de wederopbouw (op grond van levensovertuigingen) in de afgelopen decennia plaatsgemaakt voor een horizontale verzuiling op grond van sociale status, opleiding en inkomen. In onze persoonlijke bubbels ervaren we steeds minder onderdeel te zijn van een groter geheel en ontstaan nieuwe vormen van intolerantie, zoals de verharde tegenstelling tussen stad en platteland of sommige uitingen in het kader van het wokedebat.
Grove generalisaties, desinformatie en de enorme versnippering van het politieke landschap zijn uitingsvormen van dit gebrek aan gemeenschappelijkheid. Ze vormen een serieuze bedreiging voor onze democratische rechtsstaat (alsook voor die in vele andere landen). Al in 1967 voorzag Ed van Thijn hoe een stabiele ‘waaierdemocratie’ als de Nederlandse in onrustige tijden kon verharden tot een ‘tangdemocratie’, waar antisysteempartijen met ‘onwrikbare standpunten’ op de flanken het gematigde midden konden verpletteren.6 De omschrijving vertoont zorgelijke gelijkenissen met de versnippering en verharding van het huidige politieke klimaat in ons eigen land. De vraag voor de komende verkiezingen is niet of de ‘onwrikbare’ flankpartijen groot zullen worden, maar hoe groot dat zal zijn, en welke coalitie van constructieve partijen daarna nog haalbaar is.
Wederkerigheid
Schuyt biedt (deels) een normatieve uitweg uit deze tangconstructie in een pleidooi voor wederkerigheid en deep pluralism: ‘Democratie en pluralisme gaan hand in hand. Pluralisme en tolerantie eveneens, met name indien dit pluralisme wordt opgevat als een dubbele loyaliteit, zowel ten aanzien van de eigen opvattingen, godsdienst of levensovertuiging als ook en tegelijk ten aanzien van het politieke systeem van de democratie’.7 Deep pluralism is de tolerantie van Piet de Jong: zeker zijn van je eigen zaak zonder dogmatisch te zijn in het algemeen belang. Maar dat is nog niet genoeg.
‘In een democratie gaat het erom tegenstanders te blijven zien als “loyale oppositie”, als opponenten, en ze niet als vijand te beschouwen en te benoemen. De eigen ervaringen, het eigen belang, de eigen groep, de eigen categorie zijn altijd een deel van het geheel (pars in toto) en kunnen nimmer voor het geheel worden gehouden (pars pro toto)’, schrijft Schuyt.
Pluralisme moet worden opgevat als dubbele loyaliteit, zowel aan de eigen opvattingen als aan het politieke systeem van de democratie
Marcel ten Hooven omschrijft deze onmisbare democratische attitude als de kunst van het samenleven: ‘het besef dat je met anderen leeft en lang niet altijd het laatste woord zult hebben of volledig je zin kunt krijgen’.8
In zijn laatste boek Waakzaam burgerschap verbreedt Ernst Hirsch Ballin deze grondhouding tot het ‘ethos van een democratische rechtsstaat’, waarbij ‘burgers van een politiek verband zich aangesproken weten op verantwoordelijkheid, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen en voor hun gezamenlijke toekomst’.9 Solidariteit vereist een basis van tolerantie. Daarmee is tolerantie niet alleen een recht, maar ook een morele opgave voor iedere burger in een democratische samenleving.
Het groepsdenken in het huidige versnipperde en gepolariseerde landschap staat haaks op dit idee van burgerschap. Het verharde politieke debat vanuit dogmatisch verwoorde deelbelangen (‘halveren veestapel’), diskwalificaties (‘u liegt’) en onverholen dreigementen (‘er komen tribunalen’) bemoeilijkt steeds meer het vinden van gedragen compromissen. Het politieke midden wordt steeds verder ‘in de tang genomen’.
Van Thijns schrikbeeld was de Duitse Weimarrepubliek van de jaren dertig, toen het politieke midden werd vermorzeld door de nazi’s aan de ene kant en de communisten aan de andere kant. Eerder was de Vierde Republiek in Frankrijk al ten onder gegaan aan deze sterke middelpuntvliedende krachten. Maar ook de val van Rutte IV voldoet in hoge mate aan de definitie van de tangdemocratie: geen van de vier coalitiepartijen voelde onder de druk van de flanken nog de ruimte om te bewegen tot een haalbaar compromis op een relevant thema als het migratiebeleid.
Onze democratie is fragieler dan we denken. De instabiliteit wordt veroorzaakt door het ontbreken van een gemeenschappelijke basis voor urgente veranderingen.10 De huidige spanningen wijzen daarom niet op een teveel, maar op een grondig tekort aan tolerantie. Het herstel van het maatschappelijk vertrouwen begint dan ook met een geloofwaardig politiek discours over solidariteit, saamhorigheid en tolerantie. Over zorg voor elkaar en seeing us in them. Dat is een prima slogan voor de komende verkiezingen!
Noten
- 1.Jaap Stam en Peter de Greef, ‘Gelovige katholiek met onverwoestbaar humeur’, de Volkskrant, 1 augustus 2016.
- 2.Zie Buitenhof, 23 november 2014.
- 3.H.J. Mispelblom Beyer, Tolerantie en fanatisme. Een studie over verdraagzaamheid. Arnhem: Van Loghum Slaterus, 1948.
- 4.Maarten Neuteboom en Evert Jan Slootweg, ‘Tolerantie? Maak dan een SIRE-spotje over rituele slacht’, de Volkskrant, 16 oktober 2012.
- 5.Deze omschrijving ontleent Schuyt aan de Duitse psycholoog Mitscherlich: Alexander Mitscherlich, Toleranz. Überprüfung eines Begriff. Frankfurt am Main: Suhrkamp, 1974.
- 6.Ed van Thijn, ‘Van partijen naar stembusaccoorden’, in: E.C.M. Jurgens e.a., Partijvernieuwing? Amsterdam: de Arbeiderspers, 1967.
- 7.William E. Connolly, Pluralism. Durham: Duke University Press, 2005.
- 8.Marcel ten Hooven, ‘De sociale ontbinding. Hoe democratie en tolerantie lijden onder de neoliberale sloop’, in: Marcel ten Hooven (red.), Ware tolerantie. Hoe we onszelf kunnen zijn en elkaar toch kunnen verdragen. Amsterdam: Van Gennep, 2022.
- 9.Ernst Hirsch Ballin, Waakzaam burgerschap. Vertrouwen in democratie en rechtsstaat herwinnen. Amsterdam: Querido Facto, 2022.
- 10.Hirsch Ballin 2022, p. 15.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.