Journalistiek tussen wantrouwen en vertrouwen
Samenvatting
Draagt de manier waarop de journalistiek opereert bij aan het vertrouwen in de samenleving, of eerder aan de toename van wantrouwen? In een democratische rechtsstaat is persvrijheid een groot goed, juist omdat onafhankelijke media burgers over van alles informeren en machtsmisbruik van overheden, bedrijven en instanties kunnen tegengaan. Maar gaan media ook goed met deze vrijheid om?
In dit themanummer van Christen Democratische Verkenningen behandelen we de vragen die worden opgeworpen in de voorgaande introductie, en we doen dit vooral in samenspraak met en via inbreng van journalisten. Directe aanleiding is de verzuchting van oud-minister Grapperhaus vorig jaar in CDV dat er te weinig zelfreflectie bij de media is, dat journalisten zich onvoldoende laten corrigeren, en dat ze met hun artikelen zelfs het wantrouwen richting de overheid kunnen aanwakkeren.1
Nieuw is deze kritiek niet. Frits van Exter, voorzitter van de Raad voor de Journalistiek, wijst er in een interview op dat ze eerder eveneens uit christendemocratische hoek kwam, onder anderen van toenmalig minister Donner. En ook recente publicaties, vaak van journalisten zelf, gaan in op de kritiek dat media steeds meer bijdragen aan het wantrouwen in de samenleving. Wantrouwen in de wandelgangen heet het dit jaar verschenen boek van Jan Tromp en Coen van de Ven, waarin zij beschrijven hoe de parlementaire pers en de Haagse politici elkaar steeds argwanender bejegenen.2 Politici – onder anderen oud-CDA-leider Buma wordt genoemd – zien journalisten als mensen die vanwege de gewenste kijk- en leescijfers vooral uit zijn op ophef en sensatie en daarbij niet schromen politici onheus te behandelen. Journalisten op hun beurt hekelen dat politici omgeven worden door spindoctors, die omwille van de beeldvorming hun politieke bazen ervan weerhouden diep inhoudelijk met journalisten te praten. Ophef en wantrouwen zijn in onze consumptiemaatschappij zelfs het verdienmodel van de journalistiek geworden, stelt journalist Rob Wijnberg in zijn eveneens dit jaar uitgekomen boek Voor ieder wat waars.3 Media creëren immers via sensatie meer aandacht en daarmee inkomsten of rechtvaardiging van hun bestaan.
Ontzuiling
Ook in deze CDV zijn de zorgen over de wijze waarop de journalistiek functioneert niet afwezig, hoewel de schuld daarvan niet uitsluitend in de schoenen van de media wordt geschoven. Pieter Heerma, tot voor kort Kamerlid namens het CDA, wijst erop dat pers en politiek samen in een gevaarlijke tango zijn beland, waarin beide groepen via boosheid en ophef de aandacht proberen te trekken. Achtergrond is de versnippering die zich zowel bij media als in de politiek voordoet. Er lopen steeds meer journalisten in Den Haag rond, die allemaal hun publiek willen trakteren op iets wat eruit springt. Tegelijk doen ook politieke partijen verwoede pogingen om maar op te vallen te midden van de veelheid aan Kamerfracties.
Het paradoxale is echter dat deze toename van media eerder tot kluitjesvoetbal onder de Haagse journalistiek heeft geleid dan tot pluriformiteit. Dit zou weleens te maken kunnen hebben met wat ook in het boek van Tromp en Van de Ven naar voren komt: de ontzuiling. Niet alleen de politiek, ook de media hebben eind vorige eeuw hun ideologische overtuiging afgeworpen, waardoor ze meer op elkaar zijn gaan lijken. Dit heeft hen, hoewel ze neutraal willen zijn, in een gevaarlijke en wat onberekenbare macht veranderd, omdat ze op een andere manier dan via de ideologie hun bestaansgrond moeten bewijzen. En dit gebeurt vaak via ophef. ‘Eigenlijk is de journalistiek in de jaren negentig en de jaren nul ook paars geworden’, zegt Coen van de Ven treffend in Wantrouwen in de wandelgangen. ‘Het is voor mij een nieuw inzicht dat het voor politici heel bedreigend is om niet te weten wie er tegenover je zit.’ Gevolg van het al dan niet bewuste nieuwe journalistieke verdienmodel (dat via ophef) is dat politici zich verschanst hebben achter de hoge muren die voorlichters optrekken, hoewel ook verdedigbaar is dat de wat cynische journalistiek juist een reactie is op de dominantie bij politici en overheden van beeldcultuur en spindoctors. Wat kip of ei is valt niet altijd duidelijk te maken, maar onmiskenbaar is er sprake van een risicovolle dans tussen pers en politiek, die ook als een neerwaartse spiraal gezien kan worden.
Er is sprake van een risicovolle dans tussen pers en politiek, die ook als een neerwaartse spiraal gezien kan worden
Die bijzondere tango of dat moeizame samenspel is er ook wat betreft de relatie tussen woordvoerders en journalisten. Als iets de verhouding tussen politiek en media heeft beïnvloed, is het wel de komst van een tussenlaag van communicatieadviseurs, die op beide groepen grote invloed uitoefent. Zo zijn politici en bestuurders veel meer het belang van communicatie en beeldvorming gaan erkennen, wat journalisten enerzijds een belangrijkere rol geeft maar hen anderzijds vatbaar maakt voor beïnvloeding.
Ton van der Ham, onderzoeksjournalist bij Zembla, heeft dit jaar eveneens een boek uitgebracht met het woord ‘wantrouwen’ in de titel: Voorbij het wantrouwen.4 In deze bundel doet hij verslag van gesprekken met woordvoerders bij zowel overheden als bedrijven. Bestuurders en woordvoerders verwijten hem dat zijn werk bijdraagt aan het wantrouwen in de samenleving, en om die reden wordt hij met zoveel achterdocht behandeld dat het zijn werk is gaan bemoeilijken. Volgens hem speelt naast de dominantie van reputatiedenken ook de afrekencultuur een grote rol, waardoor niemand meer een fout durft te maken of deze durft toe te geven. In gesprek met CDV doet Van der Ham een beroep op woordvoerders en bestuurders om hun krampachtigheid richting journalisten los te laten. Maar hij roept ook zijn eigen beroepsgroep op tot meer zelfreflectie, want aan die afrekencultuur draagt ook de pers bij. Zo moeten journalisten beseffen wat het met politici en bestuurders kan doen als deze via snedige typeringen worden weggezet.
Voor Van der Ham is de Wet open overheid (Woo, de opvolger van de Wob) een belangrijk middel om informatie los te krijgen, maar ook die roep om transparantie kan bijdragen aan het wantrouwen richting de overheid. Als alles immers zichtbaar wordt, kunnen kleine hobbels in het besluitvormingsproces of een korte ruzie via de app tot nieuws verheven worden en lijkt het of er niets meer goed gaat. Ook kan het de creativiteit en mondigheid van ambtenaren dichtslaan, omdat die hun bazen niet meer durven tegenspreken uit angst dat dit later via onderzoeksjournalistiek op straat komt te liggen. Zowel Van der Ham als de Volkskrant-journalisten Frank Hendrickx en Erik Verwiel gaan op dit punt in en erkennen dat journalisten verantwoord en proportioneel met hun Woo-verzoeken moeten omgaan. Ze geven aan dat het voor hen ongemakkelijk voelt als radicale groepen hun verhalen misbruiken ten behoeve van de eigen agenda. Tegelijk wijzen ze erop dat de overheid nog altijd erg laks is als het gaat om transparantie, die niet als echte prioriteit wordt gezien.
Politiek, pers en publiek
Media mogen dan zo onafhankelijk mogelijk van politiek en overheid opereren, uit alles blijkt dat beide groepen veel invloed op elkaar uitoefenen. De derde groep daarbij is het publiek, dat zowel bestaat uit de kiezers van politici als uit de kijkers, lezers en luisteraars van de media. De directe rol van politiek en overheid richting pers en publiek is het gemakkelijkst aanwijsbaar bij de publieke omroep, die uit belastinggeld gefinancierd wordt. In diverse artikelen komt naar voren dat dit voor commerciële media in oneerlijke concurrentie kan uitmonden. Publieke omroepen én private media bevinden zich immers allemaal op het internet, waarbij de eerste door de overheid gestimuleerd worden om gratis artikelen op hun websites te zetten. Voor de media die via abonnementen en advertenties hun broek moeten ophouden, betekent dit forse en in hun ogen oneerlijke concurrentie. ‘Het is alsof je een gratis supermarkt neerzet naast de vertrouwde winkel waar mensen van oudsher hun boodschappen deden’, schrijft Corine de Vries, hoofdredacteur van diverse regionale kranten. Publiek geld zou op een of andere manier daarom ook de commerciële mediabedrijven ten goede moeten komen, stelt ze.
Rinder Sekeris, directeur-uitgever van het Nederlands Dagblad, doet hiervoor concrete voorstellen. De overheid heeft zijns inziens ten onrechte nooit een goede visie ontwikkeld op het belang van de hele journalistieke sector en de rol die deze in een democratische rechtsstaat inneemt. Vanuit de terechte gedachte dat de journalistiek onafhankelijk opereert is de onterechte conclusie getrokken dat de overheid niet of nauwelijks een rol speelt ten aanzien van private of commerciële media. Dat is in deze tijden van nepnieuws, sociale media, digitale revolutie en wantrouwen richting journalisten niet vol te houden.
Omwille van het behoud van de democratische rechtsstaat zouden kwaliteitsmedia daarom op een of andere manier door de overheid ondersteund moeten worden, betoogt Sekeris. Concreet oppert hij de mogelijkheid dat iedereen een bedrag van de belasting kan aftrekken wanneer hij of zij een abonnement op een privaat medium neemt, of dat elk adres in Nederland een voucher krijgt voor een (digitaal) abonnement naar keuze. Ook zouden kwaliteitsmedia ingezet kunnen worden voor al dan niet verplichte media-educatie op scholen.
Dat media het moeilijk hebben, blijkt vooral lokaal en in de regio. René van Zanten beschrijft dat de nationale politiek dit steeds meer beseft en het ook met gerichte subsidies wil tegengaan, maar hij vraagt zich af of dat genoeg is. Als er te weinig journalisten in de dorpen en steden zijn, zet dit de democratie onder druk, omdat transparantie en onafhankelijke verslaggeving ontbreken. Dit wreekt zich vooral op het gebied van de primaire taak van de journalistiek, stelt Frits van Exter, namelijk vastleggen wat er in een gemeenteraad of provinciehuis gebeurt. De journalisten die er nog zijn, hebben zo weinig tijd dat ze direct een persbericht van de overheid overnemen of beginnen te duiden, zonder zelf eerst goed onderzoek te doen.
In haar bijdrage stelt Corine de Vries dat kranten bij het schrijven tegenwoordig geholpen worden door digitale data, die aangeven welke artikelen goed gelezen worden. Tegen de kritiek, in deze CDV door Van Exter verwoord, dat journalisten hierdoor verleid worden om verhalen te schrijven die gemakkelijk scoren, zodat het ‘u vraagt, wij draaien’ wordt, brengt ze in dat juist ook onderzoeksjournalistiek en lokale human-interestverhalen over bakkers en kappers het goed doen. Uit onderzoek is weliswaar gebleken dat koppen met een negatief woord meer lezers trekken dan positieve koppen, wat volgens Rob Wijnberg woede en wantrouwen kan aanwakkeren,5 maar De Vries stelt dat kranten zich sowieso verre moeten houden van clickbait: artikelen met sappige koppen waar mensen massaal op klikken om vervolgens teleurgesteld af te haken.
Er is in Nederland slechte journalistiek en goede; er zijn hoopvolle ontwikkelingen maar ook zorgelijke
Ongehoord Nederland
Draagt de journalistiek bij aan wantrouwen, of juist aan het vertrouwen in de samenleving? Uit deze CDV blijkt dat dit vooral afhangt van de volgende kwesties: vanuit wiens perspectief bekijk je dit – enig wantrouwen bij journalisten is goed om de kritische functie te kunnen waarmaken –, op welke ontwikkelingen vestig je de aandacht – de toename van onderzoeksjournalistiek wordt gewaardeerd –, en over welke journalistiek heb je het precies? Frits van Exter typeert de nieuwe omroep Ongehoord Nederland als ronduit slechte journalistiek, omdat deze enkel zijn achterban in bestaande meningen bevestigt. Hans Hillen stelt dat de opkomst van ON aangeeft dat het omroepbestel door de ontzuiling achterhaald is: liever een kleine, gesloten publieke omroep met objectieve informatievoorziening en verslaggeving van culturele en religieuze activiteiten, dan een grote open publieke omroep waarbinnen allerlei groepen met zendingsdrang, ook dubieuze, op kosten van de overheid opereren.
Er is in Nederland sprake van slechte journalistiek en van goede; van hoopvolle ontwikkelingen maar ook van zorgelijke. Goede journalistiek is kritisch, ook naar zichzelf, en reflecteert over hoe ze haar eigen functioneren kan verbeteren en hoe ze een waardevolle bijdrage aan de samenleving als geheel kan leveren. Ten aanzien van die zelfreflectie is, zeker in collectief verband, nog wel wat te winnen.
En soms is daarbij humor op zijn plaats. De journalist als nar die, zoals Bas Aghina in zijn bijdrage over journalistiek entertainment aangeeft, de kijker informeert, een spiegel voorhoudt en tot nadenken aanzet. Een dergelijke reflectie hopen we met deze CDV in ieder geval te bereiken.
Noten
- 1.Marc Janssens, ‘Vanuit de basis: “Overheid wordt met te veel wantrouwen bejegend”’, Christen Democratische Verkenningen 42 (2022), nr. 4, pp. 16-25.
- 2.Jan Tromp en Coen van de Ven, Wantrouwen in de wandelgangen. Hoe pers en politiek van elkaar vervreemd raakten. Amsterdam: Balans, 2023. Deze uitgave is tot stand gekomen op initiatief van het perscentrum Nieuwspoort. Zie voor een korte bespreking de rubriek ‘Gesignaleerd’ in deze CDV.
- 3.Rob Wijnberg, Voor ieder wat waars. Hoe waarheid ons verdeelt en ons weer kan samenbrengen. Amsterdam: De Correspondent, 2023. Zie voor een korte bespreking de rubriek ‘Gesignaleerd’ in deze CDV.
- 4.Ton van der Ham, Voorbij het wantrouwen. Onderzoeksjournalist Ton van der Ham voert indringende gesprekken met woordvoerders. Gouda: Leene Communicatie, 2023.
- 5.Wijnberg 2023, p. 105 en 106. Hij verwijst naar: Claire E. Robertson e.a., ‘Negativity drives online news consumption’, Nature Human Behaviour 7 (2023), pp. 812-822.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.