Geld als cultuursymbool
Samenvatting
Veel economen hanteren een functionele definitie van geld: het is een betaalmiddel, spaarmiddel en/of rekenmiddel. Deze praktische definitie belemmert een meer fundamentele bezinning op het fenomeen geld. De manier waarop wij met geld en schuld omgaan staat symbool voor onze moderne cultuur en levenshouding. Diezelfde houding zorgt er tegelijkertijd voor dat een fundamentele verandering in het geldsysteem heel moeilijk te bewerkstelligen zal zijn.
Op zondagavond 15 augustus 1971 beëindigt de Amerikaanse president Richard Nixon publiekelijk het systeem van Bretton Woods, het internationale monetaire systeem van vaste wisselkoersen. Dat doet hij met één zin, uitgesproken in een televisietoespraak tot het Amerikaanse volk: ‘I have directed Secretary Connally to suspend temporarily the convertibility of the American dollar except in amounts and conditions determined to be in the interest of monetary stability and in the best interests of the United States.’1 Met ingang van maandag 16 augustus 1971, de ochtend na de toespraak, is het voor andere landen tijdelijk niet mogelijk om hun valuta voor een vaste prijs in te ruilen tegen de Amerikaanse dollar. ‘Tijdelijk’ blijkt al snel definitief, en uiteindelijk wordt het systeem van Bretton Woods in 1973 officieel afgeschaft. Hoewel de dollar ruim vijftig jaar later nog steeds functioneert als de facto wereldmunt, is er sindsdien geen formele, harde standaard meer voor de waarde van geld. De internationale monetaire handel werkt nu op basis van ‘zwevende wisselkoersen’. Ons geldsysteem heet nu daarom ook wel een zuiver fiduciair systeem2 (ook wel fiatsysteem). Die ene zin van Nixon is zo het begin geweest van een nieuwe fase in de geschiedenis van de moderne (monetaire) economie.
Sinds het einde van Bretton Woods vindt geldcreatie in principe plaats op de markt van vraag en aanbod, met een spilfunctie voor commerciële banken. Naar rato van een wettelijk bepaalde kapitaalbuffer (nu ongeveer 3 procent) is het banken toegestaan om nieuw geld in de markt te brengen. Daar is sinds de jaren zeventig dan ook uitbundig van gebruikgemaakt. Behulpzaam was daarbij dat in dezelfde periode de regels voor het verstrekken van krediet wereldwijd werden versoepeld, en dat de technologische mogelijkheden voor het (internationaal) verhandelen van financiële producten snel toenamen. De groeiende geldhoeveelheid manifesteert zich sindsdien met name op plekken waar geld zich makkelijk ophoopt: op de beurs, in de handel in (complexe) financiële producten, en in vastgoed.
Een paar voorbeelden. De waarde van alle beursgenoteerde bedrijven wereldwijd bij elkaar genomen is sinds 1975 toegenomen met meer dan een factor 80 (ongeveer 1.143 biljoen dollar in 1975, tegenover 93.686 biljoen dollar in 2020);3 de huizenprijzen in Nederland zijn met 1.306 procent gestegen tussen 1971 en 2020;4 en de waarde van alle uitstaande derivaten (een vorm van financiële verzekeringsproducten) wereldwijd is gestegen van 90 biljoen dollar in 2000 tot 610 biljoen dollar in 2021.5 Evenredig aan de geldgroei zien we logischerwijs de laatste jaren ook de schuldhoeveelheid groeien: van ongeveer 120 procent van het mondiale bbp in 1970 tot ongeveer 350 procent van het mondiale bbp in 2022.6 Wat de dekking van deze schulden betreft doen de centrale banken de laatste jaren overigens een stevige duit in het zakje. De balans van de Europese Centrale Bank (ECB) is gegroeid van 800 miljard euro in 2000 naar 7 biljoen euro in 2021.7
Wie deze cijfers ziet, verwondert zich niet over de zorgen onder veel economen over de onhoudbaarheid van de kolossale schuldenberg en de noodzaak om de groei van de hoeveelheid geld een halt toe te roepen. Om de technische maatregelen die door veel economen worden bepleit (zoals de herintroductie van de goudstandaard, een einde aan geldcreatie door commerciële banken) op hun merites te kunnen beoordelen, is het de moeite waard om terug te keren naar een fundamentele vraag: wat is geld?
De schuldhoeveelheid groeide van ongeveer 120 procent van het mondiale bbp in 1970 tot ongeveer 350 procent van het mondiale bbp in 2022
Van functie …
De vraag naar geld is in de nasleep van de financiële crisis van 2007-2008 plots weer ter tafel gekomen in de economische wetenschap. Economen voelden blijkbaar aan dat er íéts was met geld en schuld wat heeft bijgedragen aan de grootschalige ontsporing van de economie. Zo opent de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) zijn rapport Geld en schuld met de volgende basale vraag: ‘Wat is geld?’ Het ontnuchterende eerste antwoord luidt: ‘Voor iets dat zoveel gebruikt wordt, is het opmerkelijk hoe weinig overeenstemming er bestaat over wat geld precies is.’8 Desalniettemin, zo meent de WRR, kan worden vastgesteld dat er een aantal voorwaarden bestaat voor het functioneren van geld als geld in een samenleving. Daarbij gaat het zowel om de praktische noodzaak van juridische en institutionele kaders en garanties voor het functioneren van geld als ook om de betrouwbaarheid van het voorhanden middel. Vertrouwen, zo stelt de WRR, is immers de voornaamste grondslag van het geld. Dit is de kern van het fiduciair geld. Zo komt de WRR in ieder geval wel tot een functionele of pragmatische definitie van geld, die vooral benadrukt waar geld vandaan komt en wat het doet: geld is een sociale conventie die in de loop van de geschiedenis is ontstaan om betalen, rekenen en sparen eenvoudiger en efficiënter te maken.9
Hoewel deze functionele bepaling van geld heel zinvol is voor het alledaagse gebruik en voor praktische economische analyse, laat de WRR de vraag naar de aard van geld zo grotendeels buiten beschouwing. Zo mist de raad echter ook een kans om zich te bezinnen op een andere dimensie van geld: de culturele. Met andere woorden: de vraag naar de context waarin geld zijn betekenis krijgt, wordt niet gesteld.
… naar symbool
Socioloog David Graeber haalt in zijn boek Debt. The first 5,000 years het voorbeeld aan van de kerfstok.10 Dat is een economische identificatiemethode die eeuwen teruggaat: twee stukken van één stok, die werden ‘ingekerfd’ om een bepaalde waarde of schuld te registreren, waarop de eigenaren hun wederzijdse verplichtingen konden bijhouden. Dankzij een aantal overgeleverde kleitabletten weten we dat er in Mesopotamië al in 1754 v.Chr. sprake was van geld als schuldbewijs, vergelijkbaar met de manier waarop ook wij dat kennen.11 Hoewel voor veel historische geldvondsten geldt dat onduidelijk is naar welke specifieke maatschappelijke context en/of sociale praktijk de betreffende tekens verwijzen, zijn zij in de monetaire geschiedenis ijkpunten geworden voor de ontwikkeling van het moderne geldwezen en de economie. De verzameling tekens die samen het geld uitdrukken is de economische of financiële taal die ‘wij’ met elkaar spreken – en dat lijkt al eeuwen of millennia zo te zijn.
Een symbool was van oorsprong een herkenningsteken van verbondenheid en goede trouw
Uit de geschiedenis van de kerfstok als identificatiemethode spreekt duidelijk de symbolische betekenis van het verschijnsel geld. Dat correspondeert met de etymologie van het woord ‘symbool’. De Griekse term sumbolon (sumbolon) betekent letterlijk ‘samentrekken’ of ‘bijeenbrengen’, van sym (‘samen’, ‘bijeen’) en balein (‘brengen’, ‘trekken’).12 Sumbolon sloeg van oorsprong dan ook op een bekende Griekse praktijk: die van het breken van een object (een steen, ring of staf) in twee delen, die dan samen ter identificatie konden dienen. Wanneer twee bevriende families, bijvoorbeeld, op grote afstand van elkaar leefden, konden wederzijdse afgezanten zich als ‘vrienden’ aan elkaar bekendmaken door de afgebroken delen steen tegen elkaar te houden: wanneer die precies op elkaar pasten, was dat het herkenningsteken van hun verbondenheid en goede trouw.13 Volgens deze oorsprong is het begrip ‘symbool’ op te vatten als een ‘sociaal contract’ dat zijn weerslag krijgt in een (fysiek) teken,14 maar waarvan de betekenis nooit alleen of helemaal in het teken zelf vervat ligt. Het is de symbolische lading die het teken zijn be-teken-is geeft, zodat een steen meer kan zijn of worden dan een steen, en een stuk briefgeld meer dan papier alleen. Het symbolische teken verwijst terug naar een omvattend geheel, een bepaalde manier van doen, een bepaalde zin:15 hoe iets is en waarom het zo is. Omgekeerd geldt: met het wegvallen van de betekenisverlenende omgeving verliest ook het teken logischerwijs zijn zin of nut. Denk bijvoorbeeld aan de hypothetische situatie waarin men iets zou willen betalen met euro’s of dollars bij een inheemse stam in de Amazone: absurd. Het symbool brengt een betekenisvolle context en een reële uitwisselingspraktijk bijeen in een herkenbare substantie die het symbool tekent. De vraag – ook in relatie tot geld – is dus altijd: naar welke context van zin of betekenis verwijst het symbool terug, en hoe wordt dat manifest in het teken zelf?
Cultuurteken: geld en de moderniteit
De context van betekenis, of cultuur, die ons nu omgeeft, kan worden gedefinieerd als de ‘moderniteit’. Dat begrip wordt doorgaans gebruikt om de dominante levens- en wereldopvatting aan te duiden die is ontstaan in de periode sinds de verlichting. In zijn boek Embedding Technopolis komt filosoof Haroon Sheikh tot drie belangrijke kenmerken van de moderniteit:16
- In navolging van Max Webers these van de onttovering stelt Sheikh dat de wereld in de moderniteit ‘neutraal wordt’. De vanzelfsprekendheid dat wereld, tijd en ruimte een moraal of betekenis in zich dragen verdwijnt. Er is geen metafysische horizon meer waartegen het leven zich voltrekt; geen van God gegeven orde der mensen en dingen. Dat is duidelijk zichtbaar in onze wijze van het categoriseren van de wereld. Geografie is in de moderniteit een kwestie van kilometers en coördinaten; tijd van seconden en uren; biologie van cellen en moleculen; natuurwetenschap van chemische processen en fysische constanten. Aan deze neutrale wereld is geen waarde of idee van goed of fout meer te ontlenen – er is slechts nog kennis van te nemen.
- Een tweede kenmerkende verschuiving in de moderniteit is volgens Sheikh niet alleen de onttovering van de wereld maar juist ook de betovering van het subject. Het moderne subject komt oppermachtig te staan tegenover een neutrale, kneedbare wereld. Het legt aan haar zijn betekenis op en beheerst haar, met behulp van de moderne techniek, op een wijze die tot diep in de middeleeuwen alleen aan magiërs, profeten en sjamanen werd toegedicht. De subjectieve wil is nu de enige en ultieme maatstaf voor de wijze waarop de wereld wordt begrepen en is ingericht.
- Het kenmerk van de nieuwe verhouding tussen magisch zelf en neutrale wereld is volgens Sheikh de onthechting (disembedding). Wij zijn niet meer vanzelfsprekend geplaatst in een sociale orde, lokale omgeving of institutionele structuur, maar zijn stippen op een leeg vel: onbepaalde mensen in een ongedefinieerde ruimte. Onze zelfverhouding verandert overeenkomstig; we nemen, in de woorden van onder anderen Ulrich Beck, de ‘reflexieve houding’ aan: een continue stroom van (zelf)onderzoek, ont- en herwaardering en herpositionering. Ervaringen, betekenissen en overtuigingen staan niet vast, maar worden voortdurend opnieuw ontwikkeld en onderhandeld.
Ons geld is niet meer verbonden aan een fysiek kenmerk of object: het is een vrijwel volledig abstract en rekenkundig medium geworden
Hedendaags geld is in verschijningsvorm (teken) én als zinnebeeld (symbool) een medium dat de kenmerken van de moderniteit die Sheikh noemt in zich draagt. Ten eerste is ons geld niet meer verbonden aan een fysiek kenmerk of object: het is een vrijwel volledig abstract en rekenkundig medium geworden. De afschaffing van de goudstandaard is daar een voorbeeld van: goud is grotendeels een willekeurig edelmetaal. Geld is voor ons vooral een mathematische functie: een ‘datapunt’ dat uitdrukking geeft aan een (anonieme) afspraak of hoeveelheid.
Ten tweede: de betekenis van het medium geld is nu volledig gelegen in de waarde die wij eraan toekennen c.q. het vertrouwen (‘fiducie’) dat wij stellen in een bepaalde verschijningsvorm. We hebben er bovendien altijd toegang toe en beheersing over. Met name digitaal geld is altijd ‘dichtbij’. Met een druk op de knop of een swipe met de vingers is het hier, daar, overal. Kwantiteit is daarbij geen beperkende factor: met hetzelfde gemak waarmee we persoonlijk een digitale bankrekening beheren worden ook miljardentransacties op de financiële markten verzonden.
Ten derde is geld als onthecht medium volledig ‘toevallig’ geworden. De waarde van geld bestaat alleen nog in verhouding tot zichzelf. Dat is onder andere zichtbaar op de internationale geldmarkten, waar louter de vraag-aanbodrelatie bepaalt wat de waarde is van geld. Die kan vandaag X zijn en morgen Y. Zie ter illustratie het grillige koersverloop van de Turkse lira van de laatste jaren.
Waarom lijkt het alsof we de grip op (de groei van) geld kwijt zijn? Omdat het een symbool is zonder kwaliteiten. Modern geld is intrinsiek betekenisloos; een functie zonder inhoud. Geld was altijd al een bijeenbrenger van cultuur, moraal en politiek, maar in de moderniteit wordt het ook alléén nog door deze subjectieve sentimenten gevuld. Dat is de keerzijde van geld als vertrouwen. Zo is het geld bovendien – hoe paradoxaal dat ook klinkt – waardeloos geworden. Want: heeft iets wat in essentie niets is, nog waarde? Dit verklaart ook de kwantificering van het geld: er is niets meer in het medium zelf wat een grens stelt aan zijn mogelijk eindeloze groei (of ineenstorting).
Niets in het medium geld zelf stelt een grens aan zijn mogelijk eindeloze groei of ineenstorting
Geld opnieuw inbedden: een politieke uitdaging?
Geld is het moderne medium bij uitstek: gemankeerd symbool van een onderliggende dynamiek in onze economie en samenleving. Juist tegen de achtergrond van die constatering zullen we moeten nadenken over onze problemen met geld. De grote uitdaging waar we voor staan in de economie is niet het omgaan met schaarste (het klassieke kernprobleem van de economische wetenschap) maar het herintroduceren van schaarste überhaupt. De vraag is: hoe doen we dat? Hoe begrenzen we bijvoorbeeld het geld? Daar worden in het economische en politieke debat nu twee soorten antwoorden op gegeven.
Allereerst wordt er naar de staat gekeken, als dé actor die nog grip kan krijgen op de creatie en distributie van geld, en diens waarde of betekenis kan ‘vastmaken’. Omdat de financiële markten inmiddels volledig grenzeloos zijn, kan dat eigenlijk alleen wanneer er mondiaal geldende politieke afspraken worden gemaakt: een nieuw Bretton Woods. Voor politiek realisten is dit geen serieuze optie: het is simpelweg ondenkbaar dat er nu levensvatbare mondiale politieke afspraken te maken zijn die dit systeem werkbaar houden.
Het tweede antwoord is volkomen tegengesteld, anarchistisch van aard: het radicaal decentraal organiseren van de creatie en distributie van geld, met behulp van digitale systemen zoals blockchain. Dit is de gedachte achter de bitcoin en andere cryptovaluta. Zoals we de laatste jaren echter ook zien (onder andere aan de extreem volatiele koersen van deze munten) is het de vraag of decentrale anonieme afspraken (hoe ingenieus vormgegeven ook) tussen computersystemen voldoende zijn om vertrouwen in een munt te garanderen.
Samenlevingsvraag
In beide oplossingsrichtingen staat een antwoord op de kern van ons geldprobleem centraal: het gebrek aan begrenzing en beperking in onze (monetaire) economie.
Beide doen echter onvoldoende recht aan de aard van geld zoals hiervoor beschreven: technocratisch en politiek (de)centralisme adresseren het symbool, maar missen het gesymboliseerde. Als we daarentegen erkennen dat geld zijn betekenis ontleent aan een morele en culturele context, zullen we ons er ook van bewust moeten zijn dat een nieuw idee van waarde eerst in die context zal moeten groeien, voordat we kunnen verwachten dat zij in het geld manifest zal worden. Dit is geen economisch probleem; dit is een samenlevingsvraag. Hoe ingrijpend deze opgave is, van het ombuigen van een lange ontwikkelingslijn van de moderniteit, werd al beschreven door onder anderen paus Franciscus. In zijn encycliek Laudato Si’ schrijft hij over de ‘lange regeneratieprocessen’ die nodig zijn voor het herstel van de sociale, ecologische en economische scheefgroei die in de moderniteit is ontstaan.17
Dé monetair-economische opgave voor de politiek is niet technisch maar sociaalcultureel van aard
Op kleine schaal zien we de laatste jaren interessante experimenten. Denk aan ‘lokale munten’ zoals de Utrechtse Euro en de Westlandse Watermunt, die zijn gekoppeld aan een bepaald (winkel)gebied, een groep ondernemers of productcategorie. Of dit werkelijk de initiatieven zijn die ons geldsysteem op een ander spoor gaan zetten valt nog te bezien, maar ze geven wel uitdrukking aan een behoefte die ook in de samenleving wordt gevoeld: geld als manifestatie van een in een betekenisvolle context verankerde uitwisseling van goederen en diensten. Dé monetair-economische opgave voor de politiek is daarom niet technisch maar sociaal-cultureel van aard. Laat politici en bestuurders die daarmee aan de slag willen liever Laudato Si’ lezen dan het volgende rapport van de ECB, DNB of WRR.
Artikel in het kort:
- De geldhoeveelheid is sinds het loslaten van de gouden standaard en de liberalisering van de kapitaalmarkten enorm gegroeid, en daarmee ook de schuldenbergen
- Al ver voor de christelijke jaartelling was sprake van geld als schuldbewijs, via de methode van de ‘kerfstok’: twee stukken van een stok werden ingekerfd om een bepaalde waarde of schuld te registreren, een specifiek herkenningsteken van verbondenheid en trouw
- Hedendaags geld draagt alle betekenissen van de moderniteit in zich: het is neutraal, abstract en ongebonden. Zijn waarde wordt alleen nog bepaald door subjectieve elementen en is in zichzelf intrinsiek betekenisloos
- Het gebrek aan begrenzing en beperking in onze monetaire economie is het kernprobleem: het opnieuw inbedden en begrenzen van geld wordt de politieke uitdaging én het komende samenlevingsvraagstuk
- Niets minder dan herstel van de sociale, ecologische en economische scheefgroei die in de moderniteit is ontstaan staat daarbij op de agenda
- Laat politici en bestuurders die daarmee aan de slag willen liever Laudato Si’ lezen dan het volgende rapport van de ECB, DNB of WRR
Noten
- 1.Richard Nixon, The Challenge of Peace (Address to the Nation Outlining a New Economic Policy), 15 augustus 1971.
- 2.Het begrip ‘fiduciair’ is afgeleid van het woord ‘fiducie’: vertrouwen. In het Engels wordt meestal het begrip ‘fiat’ gebruikt. In een fiduciair of fiatgeldsysteem is de waarde van geld afhankelijk van het vertrouwen dat men stelt in zijn verschijningsvorm (het gebruik van papiergeld is bijvoorbeeld helemaal afhankelijk van het vertrouwen in zijn waarde dat we er collectief aan toekennen) en in de stevigheid van de achterliggende garanties voor die waarde, meestal afgegeven door de overheid (bijvoorbeeld in de vorm van een centrale bank).
- 3.TheWorld Bank, Market capitalization of listed domestic companies (current US$). Zie https://data.worldbank.org/indicator/CM.MKT.LCAP.CD
- 4.The Data Team, ‘Global house prices’, The Economist, 16 april 2021. Zie https://www.economist.com/graphicdetail/global-house-prices
- 5.Bank for International Settlements, OTC derivatives notional amount outstanding by risk category, 2022.
- 6.Institute of International Finance, Global Debt Monitor, 12 september 2022.
- 7.Europese Centrale Bank, Consolidated balance sheet of the Eurosystem as at 31 December 2021, 18 februari 2022.
- 8.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Geld en schuld. De publieke rol van banken. Den Haag: WRR, 2019, p. 21.
- 9.WRR 2019, pp. 21-25.
- 10.David Graeber, Debt. The first 5,000years. New York: Melville House, 2011.
- 11.Een modern geldbiljet is in zekere zin niet veel anders dan een schuldbewijs. Op Britse pondbiljetten staat bijvoorbeeld nog altijd: ‘I promise to pay the bearer on demand the sum of (x) pounds.’ Het biljet is niet letterlijk een x-aantal pond waard, maar symboliseert het alleen. Zie: Dirk Bezemer, Money and its uses. Development or wealth? Utrecht: Triodos Bank, 2019.
- 12.Zie het lemma σύμβολον in: Henry George Liddell en Robert Scott, A Greek-English lexicon. Oxford: Clarendon Press, 1940.
- 13.Idem.
- 14.Een van de betekenissen van het woord ‘symbool’ is ‘ken-teken’. Zie het lemma ‘symbool’ in het Etymologisch woordenboek door J. de Vries en F. de Tollenaere (twintigste druk, 1997).
- 15.Een andere betekenis van het woord ‘symbool’ is ‘zinnebeeld’; zie wederom De Vries & De Tollenaere 1997.
- 16.Haroon Sheikh, Embedding Technopolis. Turning modernity into a home. Amsterdam: Boom, 2017.
- 17.Paus Franciscus, Laudato Si’ / Wees geprezen. Over de zorg voor het gemeenschappelijke huis. Vaticaanstad/ Poeldijk: Libreria Editrice Vaticana/Stg. InterKerk, 2015, zesde hoofdstuk, 202.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.