Het ene liberalisme is het andere niet
Samenvatting
Is er een toekomst na het liberalisme, en hoe ziet die er dan uit? Het is een vraag die lastig te beantwoorden is, omdat het liberalisme veel gezichten kent. Het neoliberalisme, dat in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw krachtig aan terrein won en zich kenmerkt door een grote gerichtheid op de markt, door behandeling van burgers als consumenten en door privatisering van allerlei publieke diensten, ligt de laatste jaren behoorlijk onder vuur. Het heeft niet waargemaakt wat het beloofde, namelijk meer welvaart en welzijn voor iedereen, maar daarentegen de kloof tussen rijk en arm alleen maar groter gemaakt. Bovendien heeft de onstuimige markt de staat eerder machtiger en bureaucratischer gemaakt dan kleiner, omdat er – vanuit een vaak onuitgesproken wantrouwen – wel gecontroleerd moest worden of mensen zich aan de regels hielden.

Patrick Overeem en Hans-Martien ten Napel (red.)
Het radicale midden overzee. Verkenningen van het postliberalisme
Eburon | 2021 | 208 pp. | € 19,90 | ISBN 9789463013819
Een andere vorm van het liberalisme, het progressief-cultureel liberalisme, lijkt daarentegen nog altijd aan een onstuitbare opmars bezig. Dit liberalisme, prominent naar voren gekomen in de jaren zestig van de vorige eeuw maar uiteindelijk wortelend in de romantiek, stelt de gevoelens van het individu centraal en vat vrijheid niet zozeer op als vrijheid van de markt of consument dan wel vrijheid om het goede te doen, maar als vrijheid om volledig jezelf te zijn. Wetgeving en overheidshandelen, maar ook de regels van instituties als de kerk zijn een sta-in-de-weg om zo veel mogelijk in overeenstemming met je eigen innerlijk te leven. Het genderdenken komt voort uit dit ‘liberalisme’, dat vrijheid vooral opvat als ongebondenheid aan van buiten afkomstige regels en mores.
En dan is er nog een derde vorm van liberalisme, een die vaak gepaard gaat met het begrip ‘democratie’, wat – zeker in de Engelse woorden (liberal democracy) – gezamenlijk staat voor de democratische rechtsstaat: vrije verkiezingen, onafhankelijke rechtspraak, vrije pers en voldoende ruimte voor oppositionele krachten. Deze vorm van liberalisme wordt ook door socialisten en christendemocraten omarmd, die daarmee zonder schroom kunnen verklaren dat ze aanhangers van de liberale democratie zijn, zonder daarmee aan te geven of ze de (neo) liberale politieke of culturele overtuiging zijn toegedaan.
In de recent uitgekomen bundel Het radicale midden overzee van het Thijmgenootschap maken diverse auteurs een helder onderscheid tussen deze verschillende vormen en opvattingen van liberalisme, die zelfs nog met andere aan te vullen zijn. En dat is een goede zaak. De bundel neemt het zogenoemde postliberalisme onder de loep en behandelt diverse denkers die tot de ‘postliberalisten’ worden gerekend, zonder dat dit een aanwijsbare club is die elkaar als zodanig ontmoet. De bundel is divers en bespreekt niet alleen het postliberalisme in de politieke of economische wetenschap, maar ook dat in de theologie of in de studie van de internationale betrekkingen. Hoewel de bijdragen elk hun eigen invalshoek hebben, komt een aantal denkers geregeld langs, onder wie de Amerikanen Patrick Deneen (1964), die in 2018 zijn boek Why liberalism failed publiceerde,1 en Michael Sandel (1953), die zich recent vooral roerde met zijn kritiek op de meritocratie, maar ook de Brit Phillip Blond (1966), die eerder al in CDV werd geïnterviewd,2 en de Pool Ryszard Legutko (1949), die op dit moment voor de conservatieve Poolse partij PIS in het Europees Parlement zit.
Onafhankelijke rechtspraak
Om de positie van al deze denkers maar vooral de waarde van het postliberalisme in het huidige politieke en maatschappelijke debat te begrijpen, is het onderscheid tussen de verschillende vormen van liberalisme essentieel. Het maakt immers uit of iemand alleen maar kritiek heeft op het neoliberalisme, dat tegenwoordig zelfs binnen de VVD onder vuur ligt, dan wel het progressief-cultureel liberalisme met zijn ‘vrijheid, blijheid’ bekritiseert, óf het niet meer zo nauw neemt met de waarden van de democratische rechtsstaat. Dit is al helemaal van belang omdat er in Europa ook politici zijn – niet alleen in Polen en Hongarije maar ook in Nederland – die niet alleen kritiek hebben op wat bekendstaat als wokeness, maar en passant ook de vrije pers en onafhankelijke rechtspraak onder vuur nemen. Zij leunen op denkers die gerechtvaardigde kritiek hebben op de teloorgang van deugdethiek, tradities en de rol van religieuze en culturele gemeenschappen, maar koppelen dit aan een gevaarlijke ondermijning van de trias politica en gezonde checks-and-balances in de vorm van de scheiding der machten.
Christendemocratie
De nu uitgekomen bundel laat zien dat de meeste postliberale denkers – maar niet allemaal – de democratische rechtsstaat volmondig blijven omarmen, maar wel kritiek hebben op de eerste twee vormen van liberalisme. In die zin kunnen zij van waarde zijn, ook voor de christendemocratie, zoals Maarten Neuteboom in een artikel uiteenzet, omdat ze de beperktheden van het (neo- en progressief-)liberalisme ontmaskeren. ‘De verheerlijking van de ongebonden individuele autonomie baart het “dikke ik” dat vervolgens vanwege zijn gebrek aan morele deugden met wet- en regelgeving door de overheid in het gareel moet worden gedwongen om de samenleving leefbaar te houden of publieke voorzieningen te beschermen tegen freeriders. Zo gaan individualisering en verstatelijking hand in hand’, schrijft hij. En: ‘De kracht van de postliberale analyse schuilt onder meer in de wijze waarop wordt blootgelegd dat het liberalisme meer omvat dan het neutrale staatkundige raamwerk waarvoor het vaak wordt gehouden. Het liberalisme is een sociale en psychologische orde die door de meeste mensen is verinnerlijkt.’
Zo neutraal is het liberalisme dus niet, althans het liberalisme dat meer is dan de regels zoals we die in de rechtsstaat hebben afgesproken. Waardevol is in dit verband de bijdrage van Ronald van Raak, die beschrijft dat ook binnen het liberalisme zelf deze correctie van het postliberalisme al gelegen is. Hij gaat daarvoor terug naar grote liberalen uit de negentiende en van begin twintigste eeuw, zoals de politici Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872) en Samuel van Houten (1837-1930), maar ook de liberale filosoof en pedagoog Philip Kohnstamm (1875-1951). Thorbecke was volgens Van Raak vooral een constitutioneel liberaal, bij wie ‘niet zozeer het vrije individu centraal [stond] en nog minder de vrije markt, maar juist de samenleving als geheel’.
De spannendste vraag in de bundel stelt Patrick Overeem, die overigens ook waardevolle opmerkingen maakt over de beperkingen van het denken in termen van een ‘sociaal contract’. Overeem vraagt zich af in hoeverre de verschillende vormen van liberalisme aan elkaar gerelateerd zijn. ‘Is er niet een inherent verband tussen de individuele rechten en rechtsstaat enerzijds en het individualisme, materialisme en atheïsme anderzijds? Leidt acceptatie van het een niet onvermijdelijk tot het ander?’ Met andere woorden: is de ene vorm van liberalisme een voorwaarde voor de andere en wellicht ook vice versa? In mijn eigen woorden: moeten we progressiefliberaal zijn dan wel worden om ook de verworvenheden van de democratische rechtsstaat te behouden?
Dat deze vraag niet denkbeeldig is en zelfs politiek actueel, liet onlangs GroenLinks-Kamerlid Corinne Ellemeet zien, toen ze in Buitenhof stelde dat de abortuswetgeving de kanarie in de kolenmijn van de democratie is. ‘In landen waar de democratie onder druk staat, kijk naar Polen en Hongarije, daar staat ook het recht op abortus onder druk of is zelfs al afgeschaft. Dat is geen toeval’, aldus de politica.3 Conservatieve krachten die zich tegen abortus verzetten – zelf wil GroenLinks abortus uit het Wetboek van Strafrecht halen, zei Ellemeet in dezelfde uitzending – vormen daarmee een ondermijning van de democratische rechtsstaat.
Deze opvatting – cru geformuleerd: je bent alleen een goede democraat als je je achter de verworvenheden van een progressief-cultureel liberalisme schaart – is mijns inziens een gevaarlijke ontwikkeling, en ze druist ook in tegen het heldere onderscheid tussen de vormen van liberalisme dat in de bundel van het Thijmgenootschap wordt gemaakt. In feite zet Ellemeet bepaalde opvattingen politiek buitenspel en meent ze dat de eigen visie als enige neutrale opvatting bij een democratische rechtsstaat hoort. Dat getuigt eerder van een antidemocratische instelling dan van een democratische, die juist gericht zou moeten zijn op pluriformiteit, maar miskent bovendien dat het liberalisme in zijn geschiedenis zelf andere visies op de verhouding tussen individu en samenleving kende.
Moeten we progressief-liberaal zijn om ook de verworvenheden van de democratische rechtsstaat te behouden?
Diepgang
Het radicale midden overzee gaat op dit actuele vraagstuk niet verder in, maar levert wel waardevol materiaal om actuele debatten van diepgang te voorzien. Nu zien we in dat de uitwassen van het neoliberalisme kunnen schuren met de rechtsstaat omdat burgers in de knel komen, terwijl velen lange tijd dachten dat er voor dit neoliberalisme geen alternatief was. Evenzo kunnen we de democratische rechtsstaat niet plichtmatig koppelen aan de zogenaamde verworvenheden van het progressiefliberalisme, eenvoudig omdat ook die verworvenheden op grenzen stuiten en gecorrigeerd kunnen worden door postliberaal en christendemocratisch denken. Als de bundel van het Thijmgenootschap iets duidelijk maakt is het dit: het ene liberalisme is het andere niet, en daarmee is ook de ene postliberalist de andere niet.
Noten
- 1.Patrick J. Deneen, Why liberalism failed. New Haven/ Londen: Yale University Press, 2018.
- 2.Diederik Boomsma en Maarten Neuteboom, ‘Big Society: minder staat, meer samenleving. In gesprek met Phillip Blond’, Christen Democratische Verkenningen 33 (2013), nr. 1, pp. 117-123.
- 3.Buitenhof, 8 mei 2022. De uitzending is terug te zien via NPO Start.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.