CDA moet staan voor de goede initiatieven in de samenleving
Samenvatting
De kleine, maar veelbetekenende coöperatieve initiatieven in de samenleving zijn hoopvolle tekens dat de burger het heft in eigen hand neemt, omdat hij de schraalheid van de markt en de regelzucht van de overheid zat is. Ook de onderwijsvrijheid moet in dit licht bezien worden, aldus Pieter Heerma. ‘Ik voorspel dat artikel 23 een positief onderdeel gaat zijn van het nieuwe coöperatieve maatschappelijke denken. Juist waar het op scholen nu niet goed gaat, zullen ouders de handen ineenslaan en zelf voor alternatieve vormen van onderwijs zorgen.’
CDV sprak met Pieter Heerma, fractievoorzitter van het CDA, ruim een week voor de gemeenteraadsverkiezingen en deels vlak erna. Heerma is meer dan een ‘tussenpaus’ gebleken. Alleen dat al is genoeg reden voor een gesprek over zijn visie op Nederland en de staat van de christendemocratie. De samenleving hunkert volgens hem naar gemeenschapszin, maar het CDA is nog wat beschroomd om vol voor dat punt uit te komen. ‘Er is gebrek aan zelfvertrouwen in het CDA. De vraag is steeds: Zal die boodschap wel landen? Wat vinden anderen daarvan?’ Heerma gaat verder op lijnen die door zijn voorganger Sybrand Buma zijn uitgezet, en geeft er tegelijkertijd een eigen positieve en coöperatieve wending aan, zonder daarbij naïef of soft te willen zijn. ‘De coöperatieve burger is de keerzijde van de boze burger’, stelt hij. Ergens in het gesprek zegt hij het zo: ‘De schreeuw van frustratie is tegelijkertijd een roep om gemeenschapszin. Het boek van Sybrand heette niet voor niets Tegen het cynisme.1 Dat wordt weleens vergeten. Burgers denken: als de overheid het niet doet, dan doen wij het zelf wel. En de meesten handelen dan niet uit boosheid, maar vanuit een coöperatieve gezindheid.’
Waar haalt u uw inspiratie vandaan?
‘Het CDA heeft een rijkdom aan mensen met een enorme staat van dienst. Ik probeer ze geregeld te spreken. Zij houden mij door hun kennis en ervaring een spiegel voor. Zo kwam het inzicht dat het nieuwe maatschappelijk middenveld gevormd wordt door al die kleine coöperaties en verenigingen van onderop, voort uit een gesprek met Aart Jan de Geus in de zomer van 2019. Hij zei: “De mensen van die nieuwe coöperaties moeten je ambassadeurs zijn. Zij zijn degenen voor wie het CDA echt wil gaan staan.” Dat is een uitspraak die in mijn hart gegrift staat en die een leidraad van mijn politieke handelen is geworden.’
‘Maar voor alles haal ik de meeste inspiratie uit de initiatieven in de samenleving zelf. Zij laten mij dagelijks zien hoe de goede samenleving eruit kan zien en waar we allemaal naar verlangen. Iedereen, van links tot rechts, herkent die hang naar meer samenleving en gemeenschapszin. Dat geldt ook voor liberalen en socialisten, die in hun denken de samenleving helemaal tussen haakjes hebben gezet.’
Hoe bedoelt u dat?
‘Toen ik in juni 2019 net fractievoorzitter was, begon ik met het voeren van tal van gesprekken in het land: zo’n honderd tot honderdtwintig. Dat waren gesprekken met allerlei mensen uit het maatschappelijk middenveld: bestuurders, wetenschappers, jongeren, mensen van andere partijen van links tot rechts. Mijn insteek was: hoe gaat het met Nederland? Bijna iedereen zei dat het goed lijkt te gaan, maar dat er onderliggend veel onvrede is. We hebben te veel individualisme en we moeten weer terug naar gemeenschapszin. Mensen uit andere partijen zeiden tegen ons: “En jullie hebben het antwoord!” We zouden als CDA daaraan wat meer zelfvertrouwen kunnen ontlenen.’

Pieter Heerma
Kunt u voorbeelden noemen van die gemeenschapszin en inspirerende initiatieven?
‘Absoluut. Als je er een beetje naar durft te kijken zie je die gemeenschapszin op allerlei plekken ontstaan. De problemen van het neoliberale denken en het doorgeslagen individualiseringsdenken zijn nu zo hoog dat de samenleving zelf met oplossingen komt. Dat begint op microniveau. De zogenoemde knarrenhofjes zijn een mooi voorbeeld.2 Of neem Tynaarlo, een gemeente van dertigduizend inwoners in de top 10 van gemeenten die coöperatief aan de slag willen met een woon-zorgcoöperatie. Wij moeten deze initiatieven volop de ruimte geven; zij zijn de levende belichaming van het CDA-gedachtegoed.’
‘Een ander voorbeeld, hier in Den Haag, is de inkoopcoöperatie Lekkernassûh. Deze zorgt voor verse biologische groenten uit de regio, geteeld zonder gif en kunstmest en zonder verpakkingsmateriaal. Zonder enige vorm van winst te maken. Zo kan een nieuwe duurzame toekomst eruitzien. Van minder ik naar meer wij.’
Er wordt wel gezegd: ‘Dat is maar klein grut; wat haalt dat nu uit?’
‘Dat is een cynische reactie, en ook een die van weinig zelfvertrouwen getuigt. Dat kom ik vaak in het CDA tegen. Ook van “minder ik, meer wij” wordt wel gezegd dat het niet meer van deze tijd zou zijn, of zelfs dat het van een saaie eenvormigheid zou getuigen. Maar niets is minder waar. Denk alleen al aan de honderden coöperaties en aan de rijke variëteit van honderdduizenden verenigingen in Nederland. Het is deze enorme hoeveelheid aan kleine initiatieven die de samenleving vormgeeft. Zij zijn geen concurrent van de markt en de overheid. Wij zouden ze moeten toejuichen in plaats van ze in de weg te zitten. Het gaat erom als overheid ruimte te geven aan pluriformiteit in de samenleving. Het gaat om het vieren van wat ooit “soevereiniteit in eigen kring” heette. De kleine initiatieven maken juist goed zichtbaar waar het misgaat en hoe uniforme regels van de overheid de pluriforme initiatieven uit de samenleving smoren.’
Hoezo?
‘Een van mijn eerste casussen was een peuterspeelzaal, ’t Hinnepykje in Sneek. Die draaide helemaal op vrijwilligers, die ook nog eens allemaal gekwalificeerde beroepskrachten waren. Maar wat zegt de wet? Je bent een ongekwalificeerde vrijwilliger of je bent een gekwalificeerde betaalde beroepskracht. De werkelijkheid van deze peuterspeelzaal paste daar niet in. De conclusie was daarom: ’t Hinnepykje voldoet niet aan de wet, dus moet men de deuren sluiten óf overheidssubsidie voor loon accepteren.’
Bizar.
‘Precies. Je kunt denken: het is maar een klein voorbeeld en het stelt niet veel voor. Maar dit laat precies zien hoe het denken moet omslaan. Bijna altijd wijzen die voorbeelden, of het nu de knarrenhofjes zijn of de zorgcoöperaties, ons ook de weg naar een goede samenleving. Alleen zullen we daaraan met elkaar ook iets meer moeten doen, en er ook echt in geloven.’
Van Rawls naar Tocqueville
Hoe verklaart u dat het zo kon misgaan? Dat regels en de samenlevingspraktijk elkaar zo in de weg zijn gaan zitten?
‘De casus van ’t Hinnepykje laat zien waarin wij na dertig jaar individualisering en neoliberalisme zijn terechtgekomen. Dat is een wereld waarin we zijn gaan geloven dat individuen alleen hun eigenbelang najagen en zich niet zomaar voor de samenleving zullen inzetten.’
Bijna altijd wijzen kleine voorbeelden ons ook de weg naar een goede samenleving
‘Het startpunt van dat denken ligt in de jaren negentig. Ik zag het bij mijn studie politicologie aan de VU gebeuren. Aan denkers als Plato werd amper aandacht besteed, maar aan de Amerikaanse filosoof John Rawls en diens Theory of justice des te meer.3 Dit wordt niet voor niets wel als het invloedrijkste politieke werk van de twintigste eeuw gezien. Rawls is nog heel populair in de Nederlandse politiek; denkers van links tot rechts verklaren hem tot hun held. Rawls vroeg zich af: wat maakt een samenleving rechtvaardig? Stel dat rationele individuen voor de vraag zouden worden gesteld om hiervoor regels te ontwerpen, zonder dat zij weten in welke positie en met hoeveel talenten ze zelf in zo’n samenleving zouden terechtkomen, waar komen ze dan op uit? De gedachte daarbij was: laat iedereen zo goed mogelijk zijn eigen geluk nastreven, en laat het systeem voor voldoende verdelende rechtvaardigheid zorgen. Ieder voor zich en de staat voor ons allen.’
‘Maar dat denken loopt spaak in de praktijk. Je kunt niet, zoals Rawls dacht, een rechtvaardige samenleving bouwen door eerst de moraal uit mens en samenleving te slopen en die vervolgens in een systeem te stoppen. Dan gaat rechtvaardigheid de deur uit en komt rechtmatigheid naar binnen. Dat uit zich in vragen als de volgende: Zijn de juiste procedures gevolgd? Zijn de formulieren goed ingevuld? Is het vinkje juist gezet? Dan krijg je gevallen zoals dat van ’t Hinnepykje in Sneek. Weet u wat daar trouwens uiteindelijk de oplossing was? “Het voldoet misschien niet helemaal aan de regels, maar we gaan er toch mee door.” Toen was het probleem weg.’
‘Er moet een omslag komen bij de overheid: het efficiëntie- en rechtmatigheidsdenken moet overboord worden gezet, zodat de overheid haar kerntaken weer kan oppakken en de samenleving weer de ruimte geeft in plaats van haar in de weg te zitten.’
‘Ieder voor zich en de staat voor ons allen.’ Is dat het wereldbeeld van wat u in het debat over de regeringsverklaring ‘de liberale consensus’ heeft genoemd?
‘Ja, dit was de tijdgeest na de val van de Muur en “het einde van de geschiedenis” van Francis Fukuyama in de jaren negentig.4 Een kleine overheid en zelfredzame burgers die zo veel mogelijk individueel de ruimte moeten krijgen: dat was de leidende gedachte. Het was niet vreemd dat vervolgens de samenhang in de samenleving erodeerde en dat solidariteit onder druk kwam te staan. Met meer ik krijg je vanzelf minder wij. Dat is ook waarom ik in het debat over de regeringsverklaring dit regeerakkoord een spiegelbeeld van paars heb genoemd.5 Een samenleving zonder moraal werkt eenvoudigweg niet, en de gedachte dat de staat vervolgens een soort van toverstafje heeft om alles weer rechtvaardig te maken, overschat zijn mogelijkheden. Dit denken heeft twintig tot dertig jaar lang alles gedomineerd, en nu zien we de nadelige gevolgen ervan. Het combineerde niet het beste van het liberalisme en het socialisme, zoals Rawls dacht, maar haalde het slechtste van beide naar boven: het zorgde voor een overdadige concurrentiedrift en een overmaat aan bureaucratie. Want als iedereen alleen maar voor zijn eigen belang gaat, kan hij dus zomaar een fraudeur zijn. Het gevolg is een overmaat aan regels en formulieren die alleen maar méér regels en formulieren oproepen. Met elke slimmerik die een maas tussen de regels vindt, worden weer nieuwe regels geboren. De welwillende burger of organisatie loopt ondertussen vast in een woud van regels, maar degenen die het best calculeren weten er nog steeds tussendoor te komen. Daaruit komt dus de honger in de samenleving naar iets anders voort, naar een andere verhouding tussen staat en markt, een waarbinnen gemeenschapszin weer centraal staat. Tocqueville waarschuwt in zijn boek Over de democratie in Amerika al voor een overheid die alle tegenkrachten wegduwt.6 Hij beschrijft de houding van een burger die alleen maar klaagt over de overheid, maar op het moment dat er een probleem is diezelfde overheid wel als probleemoplosser ziet. Als je dat beeld van Tocqueville legt op de samenleving van nu, lijkt het wel alsof hij een tijdmachine gehad heeft.’
Met meer ik krijg je vanzelf minder wij
Toverstokje
Zit die gedachte van de overheid die als bij toverslag de problemen gaat oplossen niet ook in het huidige regeerakkoord? Het valt mij op hoe ambitieus en weinig bescheiden de toon is. De gedachte is toch: de schouders eronder; we gaan als overheid problemen oplossen met veel geld?
‘Het is niet zo vreemd dat wanneer we als partij van de samenleving een regeerakkoord sluiten over de vraag wat de overheid gaat doen, dit de reactie is. Toch zie ik wel degelijk een omslag in het denken over wat de overheid moet en kan doen; er komt meer ruimte voor de samenleving. Het regeerakkoord is inderdaad ambitieus, maar dat is ook een kwestie van achterstallig onderhoud met een overheid die niet meer haar eigenlijke taken behartigt. Niet voor niets is het zorgen voor voldoende betaalbare woningen een grondwettelijke taak. De woningmarkt zorgt niet vanzelf voor voldoende betaalbare en beschikbare woningen. Op dit moment zijn woningen vooral speculatieobjecten geworden. Dat is een vanuit de markt gedachte pervertering van waar het om gaat bij de volkshuisvesting. Die gaat om het recht om in een betaalbaar huis te kunnen wonen. Datzelfde geldt voor de arbeidsmarkt, waar arbeid een zo goedkoop mogelijk te verhandelen product is geworden. Ook hier is je eigen boterham kunnen verdienen, trots zijn op je werk als bron voor een zinvol bestaan, niet meer het centrale vraagstuk.’
Meer samenleving gaat dus niet zozeer over mínder overheid, zoals ook binnen het CDA zelf gedacht is, maar over een ándere overheid?
‘Dat klopt. Ook wij als CDA zijn onderdeel geweest van de neoliberale tijdgeest. Mijn vader Enneüs heeft ooit de bruteringsoperaties uitgevoerd; dat was om de woningcorporaties onder het knellende juk van de staat vandaan te halen. Ik kan het er niet meer met hem over hebben, maar ik denk niet dat men in 1995 de intentie had om er marktpartijen van te maken. Het doel zal toch zijn geweest om ruimte te geven aan de samenleving. Dat is toen niet gebeurd, maar nu zie ik die omslag wel. We zijn op weg van een overheid met veel bureaucratische rompslomp achteraf, naar een overheid die de juiste voorwaarden schept ten dienste van de samenleving. Dat betekent, om weer het voorbeeld wonen te nemen, de omslag maken van woningmarkt naar volkshuisvesting. Dat vraagt om een overheid die meer de regie gaat nemen, iets waar Hugo de Jonge nu mee bezig is. Om in de uitvoering vervolgens, binnen dat door de overheid bepaalde speelveld, de samenleving meer ruimte te geven.’
In het regeerakkoord zitten allerlei haakjes naar de coöperatieve samenleving van de toekomst
Geven wij daadwerkelijk voldoende ruimte aan de samenleving?
‘Er zitten kleine zinnetjes in het regeerakkoord die precies hierover gaan. Dan gaat het om the right to challenge, burgers die de plannen van de overheid uitdagen door zelf met betere alternatieven te komen, de maatschappelijke diensttijd koppelen aan inburgering, de wet op maatschappelijke bv, de ruimte voor woningcoöperaties in het volkshuisvestingsdeel. Dat zijn allemaal haakjes naar de coöperatieve samenleving van de toekomst.’
Boter bij de vis
Zijn christendemocratische partijen, vroeger en nu, ook daadwerkelijk de vaandeldragers van woningcoöperaties? Wouter Beekers, die in het vorige CDV-nummer over de coöperatieve samenleving schreef, vindt van niet.7
‘Dat is een terechte vraag die ik mij aantrek. Sterker nog: de vraag of de samenleving wel voldoende de ruimte krijgt is voor mij cruciaal. In het debat over de regeringsverklaring heb ik gezegd dat “meer wij, minder ik” niets minder is dan de toetssteen voor het beleid. Gaan we die initiatieven van onderop, in dit geval dus de woningverenigingen, ook echt de ruimte geven om te experimenteren met nieuwe woonvormen? Dat betekent dus ook, zoals Beekers aangeeft, dat ze fouten moeten kunnen maken zonder er direct voor te worden afgestraft.’
Als die coöperatieve samenleving zo belangrijk is, is het dan niet tijd voor boter bij de vis? Er wordt nu een wetsvoorstel gemaakt over de maatschappelijke bv (BVm). De maatschappelijke organisatievorm die we al hebben, de coöperatie, wordt daarin niet genoemd. Volgens betrokkenen in het veld is dat een gemiste kans. Wat vindt u daarvan?
‘Wij moeten de coöperaties zonder meer de ruimte geven. Ik twijfel echter nog of de wet op de maatschappelijke bv daar de plek voor is. Deze wet dient ook een ander doel, namelijk om het beeld van ondernemerschap als zodanig te kantelen. Het bestaande beeld is dat ondernemers er allemaal op uit zijn om in zo min mogelijk tijd zo veel mogelijk geld te verdienen. Maar dat beeld klopt niet. Veel bv’s zijn maatschappelijk bezig, zonder winstoogmerk. Dat moet ook gehonoreerd worden; zie het voorbeeld uit mijn congresspeech in 2019 over een man in Friesland die een bv heeft en probeert om jongeren die tussen wal en schip vallen, een perspectief te bieden op een goede plek in de samenleving, waarbij het maken van winst helemaal geen doel is.8 De discussie hoe we het best de coöperaties meer ruimte kunnen geven lijkt me legitiem. Dat ze in deze wet niet worden genoemd, wil nog niet zeggen dat we er niets mee doen.’
Sommigen zeggen: ‘Het CDA is zodanig een bestuurderspartij geworden dat het niet meer die ambassadeur van de initiatieven in de samenleving is.’ Wat vindt u van dat verwijt?
‘Daarom houd ik ook een pleidooi voor meer ombudspolitiek. Dat is erg belangrijk om midden in de samenleving te staan en de kloof tussen de systeemwereld en de leefwereld te overbruggen. Vaak wordt vanuit bestuurlijk perspectief gezegd dat ombudspolitiek een vorm van cliëntelisme is, maar dat is het niet. Een volksvertegenwoordiger kan terechte zorgen uit de samenleving vertolken om zo het goede in de samenleving te versterken.’
De staat van het CDA
Hoe kijkt u terug op de afgelopen periode, voor het CDA toch vrij desastreus verlopen, en hoe staat de partij er nu inhoudelijk voor?
‘Wij hebben een heel zware tijd achter de rug, met een stikstofcrisis, een coronacrisis en een crisis binnen het CDA. Als reactie daarop kwamen de rapporten van Spies en Van Rooy.9 Ook verscheen, als een mooi vervolg op Zij aan zij,10 het rapport-Van Zwol.11 Voor nu licht ik vooral dat laatste rapport er even uit. Van Zwol biedt namelijk uitstekende handvatten om het inhoudelijke debat aan te gaan, passend bij het zelfvertrouwen dat we moeten hebben als we goed kijken naar wat er in de samenleving gebeurt. Dat is veel beter dan het wantrouwen dat we kunnen hebben op grond van de heftige interne strubbelingen binnen het CDA.’
Ombudspolitiek is de manier om de kloof tussen de systeemwereld en de leefwereld te overbruggen
Hoe ziet die vertrouwenwekkende aanpak er dan uit?
‘Op basis van de inhoudelijke beoordeling van de huidige toestand in de samenleving kunnen we het debat weer terughalen naar het politieke midden. Dat is hoognodig, omdat er anders alleen maar polarisatie vanuit de flanken is. Het is onze opdracht om daar met goede antwoorden tegenwicht aan te bieden.’
‘Neem alleen al de titel van Van Zwols rapport: Recht doen, gezond leven, verschil verbinden. Samen verantwoordelijk zijn voor Nederland. Zonder dat er op de trom is geslagen wordt hier met nieuwe woorden inhoud gegeven aan het christendemocratische gedachtegoed, en tegelijk wordt het verbonden met onze grondbeginselen. Als fractie zijn we ook bezig om diezelfde inhoud centraal te stellen in ons handelen via fractienotities, zoals de landbouwvisie van Derk Boswijk, de klimaatvisie van Henri Bontenbal of het stuk van Jacco Geurts over de volkshuisvesting. Die fractienotities zijn de manier waarop we het christendemocratisch gedachtegoed in het WI-rapport vertalen naar politiek handelen. De coöperatieve samenleving is daarbij een heel belangrijke onderlegger. Voor mij persoonlijk is het niet voor niets de rode draad in mijn hele politieke carrière. Nogmaals: de samenleving schreeuwt hierom. De individualistische reflex is dat mensen hier helemaal geen zin meer in hebben, of dat het ze anders ontbreekt aan tijd, maar dat hebben we ons te veel wijs laten maken.’
Misschien zijn mensen na dertig jaar neoliberaal beleid vooral consument geworden?
‘Dat zal zeker zo zijn, maar mijn punt is juist dat de coöperatieve tegenkrachten veel sterker zijn dan gedacht. Daar moeten wij als antipolarisatiepartij voor staan. Gemeenschapszin is het medicijn tegen het afhaken van mensen in de politiek. Daar is nooit rekening mee gehouden. Dat zoveel mensen politiek afhaken, is niet los te zien van het gegeven dat ze veelal van de markt en de overheid het slechtste krijgen. Mensen voelen zich niet gehoord, niet gezien en niet gewaardeerd. Zij hebben het gevoel er niet meer bij te horen en maken zich grote zorgen over hun toekomst en die van hun kinderen. Dat groeiende ongemak gaat mijns inziens leiden tot nieuwe emancipatiebewegingen van onderop. Een interessante constatering in dit verband, uit Atlas van Afgehaakt Nederland,12 is dat er substantieel minder mensen afhaken in een band die midden door Nederland loopt, van het zuidwesten naar het noordoosten. Dat komt niet doordat mensen daar hoger opgeleid zijn of rijker dan elders, maar omdat hier sprake is van een rijker verenigings- en vrijwilligersleven. Overal zijn voor dat afhaken een lager inkomen en sociale positie belangrijke voorspellende factoren, behalve in deze zogenoemde burgerschapszone die dwars door Nederland loopt. Onze visie is daar te vinden, midden op straat, in de buurten van Nederland. Zo’n knarrenhof of ’t Hinnepykje in Sneek: dat zijn ambassadeurs van het goede in de samenleving. Het CDA moet voor hen in het geweer komen wanneer zoiets door de markt of door de overheid niet wordt herkend; als ze in de weg worden gezeten, of soms zelfs stukgemaakt. Wij moeten hun de kans geven om volop te bloeien.’
Gemeenschapszin is het medicijn tegen het afhaken van mensen in de politiek
Wat zegt de teleurstellende verkiezingsuitslag bij de gemeenteraadsverkiezingen u in dit verband?
‘De verkiezingsuitslag onderstreept alleen nog maar de noodzaak voor het CDA om ambassadeur van het goede in de samenleving te zijn. Alleen zo’n verbindende politiek vanuit geloof in de samenleving en de burgers die haar dragen, kan de kloof overbruggen tussen enerzijds de systeemwereld met zijn regels die zijn losgezongen van de werkelijkheid, en anderzijds de leefwereld van burgers.’
Onderwijsvrijheid
De PvdA wil morrelen aan artikel 23 van de Grondwet, over de vrijheid van onderwijs. Hoe kijkt u naar dit debat? Met hetzelfde vertrouwen als naar de coöperatieve samenleving?
‘Jazeker. Ik durf te voorspellen dat we over tien jaar totaal anders naar artikel 23 kijken dan nu. Dan zal de onderwijsvrijheid onderdeel van de emancipatiebeweging van onderop zijn. Dat zijn de mensen die zeggen: dan doen wij het zelf wel, juist in arbeiderswijken of wijken waar forse onderwijsachterstanden zijn. Nu gaat het debat over een school waar iets fout is gegaan of waar kwestieuze methoden worden onderwezen die aantoonbaar slecht zijn voor het kind. Maar de vrijheid van onderwijs is geen vrijbrief om slecht onderwijs te geven of om antidemocratisch onderwijs in het kind te pompen. De vrijheid van onderwijs gaat om het recht dat ouders hebben op goede scholen voor hun kinderen in hun buurt. Ik voorspel dat dit artikel een positief onderdeel gaat zijn van het coöperatieve maatschappelijke denken. Juist op de plekken waar het nu niet goed gaat, zullen ouders zelf de handen ineenslaan, voor goede alternatieven zorgen, en zelf zorg dragen voor de vormgeving van nieuwe innovatieve leerhuizen in hun buurt.’
Meer ruimte aan de samenleving laten betekent naast een andere overheid ook het stellen van grenzen aan de markt. Hebt u daar meer voorbeelden van, behalve volkshuisvesting?
‘Ik noemde al de te flexibele arbeidsmarkt, waar wij naar een nieuwe balans toe moeten, met een grote rol voor de sociale partners. Of kijk naar onze te grote afhankelijkheid van wereldwijde productieketens en de ongezonde tendens om daarbij zo goedkoop mogelijk te willen produceren. Corona heeft ons ook duidelijk gemaakt dat zo’n just in time economy ons kwetsbaar maakt voor schokken. Om nog maar te zwijgen van onze kwetsbare energieafhankelijkheid in het licht van de huidige wereldwijde gespannen situatie. Een project als Lekkernassûh gaat dus niet alleen over coöperatief werken, maar ook over goed, duurzaam voedsel bij de lokale boer halen, in plaats van overal in de wereld. Ook het klimaatvraagstuk vraagt mijns inziens om duidelijke grenzen en een andere economie.’
Noten
- 1.Sybrand Buma, Tegen het cynisme. Voor een nieuwe moraal in de politiek. Amsterdam: Prometheus, 2016.
- 2.Zie www.knarrenhof.nl.
- 3.John Rawls, A theory of justice. Cambridge: Belknap Press, 1971.
- 4.Francis Fukuyama, The end of history and the last man. New York: Free Press, 1992.
- 5.De hele inbreng van Heerma, uitgesproken op 18 januari 2022, is terug te vinden via het volgende artikel: https://www.cda.nl/actueel/nieuws/minder-ik-meer-wij-bepaalt-het-succes-van-het-nieuwe-kabinet
- 6.Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika. Integrale editie. Rotterdam: Lemniscaat, 2011 (oorspronkelijk 1835 en 1840).
- 7.Wouter Beekers, ‘Christelijk-sociale partijen praktiseren de coöperatieve samenleving niet’, Christen Democratische Verkenningen 41 (2021), nr. 4, pp. 106-111.
- 8.De speech, uitgesproken op 9 november 2019, is hier terug te zien: https://www.cda.nl/actueel/nieuws/heerma-meer-oog-voor-het-andere-nederland
- 9.Commissie-Spies, Zij aan zij werken aan herstel! Evaluatie Tweede Kamerverkiezingen 17 maart 2021. Den Haag: CDA, juli 2021; en Commissie-Van Rooy, Rapport Taskforce Governance. Den Haag: CDA, juli 2021.
- 10.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Zij aan zij. Toekomstperspectief voor Nederland in 2030. Den Haag: CDA, juli 2020.
- 11.Richard van Zwol, Recht doen, gezond leven, verschil verbinden. Samen verantwoordelijk zijn voor Nederland. Verslag ‘Naar een herkenbaar CDA’. Den Haag: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, 6 september 2021.
- 12.Josse de Voogd en René Cuperus, Atlas van Afgehaakt Nederland. Over buitenstaanders en gevestigden. Z.p., december 2021, p. 6 en 33.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.