Verbod homogenezing dringt onterecht kerk binnen
Samenvatting
Het initiatiefvoorstel dat Kamerleden van VVD, D66, PvdA en GroenLinks aanhangig willen maken en dat strekt tot een verbod op conversietherapie (‘homogenezing’, ofwel: een meestal psychologische therapie om lhbti+’ers te veranderen in heteroseksueel) gaat om twee redenen te ver. Het voorstel treedt in religieuze erediensten en beperkt het zogeheten forum internum, de innerlijke geloofsbeleving van personen.
Vooropgesteld: conversietherapie is een kwalijke zaak. Het gaat uit van de onjuiste veronderstelling dat lhbti+- gerichtheid afwijkend is, en te ‘genezen’. Het heeft diepgaande psychische gevolgen voor degenen die de therapie (moeten) ondergaan. Voor een verbod op het aanbieden en het praktiseren van deze therapie zijn daarom goede argumenten.1 Dat neemt niet weg dat ook dit wetsvoorstel grondrechtelijke grenzen in acht moet nemen.
Inbreuk op religieuze eredienst
Dat geldt in de eerste plaats voor de inbreuk op religieuze erediensten. Conversietherapie geschiedt ook tijdens deze erediensten, bijvoorbeeld door gebedssessies (of donderpreken). In de toelichting maken de initiatiefnemers duidelijk dat hun voorstel mede betrekking heeft op besloten bijeenkomsten van een kerkgenootschap, waaronder dus erediensten. De bevoegd heid van de wetgever om de godsdienstvrijheid te beperken, varieert naargelang locatie. Deze vrijheid is strikter indien zij binnen gebouwen en besloten plaatsen plaatsvindt. Daarbuiten is zij makkelijker in te perken. Binnen gebouwen en besloten plaatsen geldt dat alleen de wetgever beperkingen mag stellen, omdat de geloofsuitoefening niet de openbare, maar de eigen sfeer betreft. De Grondwet stelt daarover dat iedereen vrij zijn godsdienst mag belijden, ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. Dat is dan (voornamelijk) de strafwet, die bijvoorbeeld haatzaaien verbiedt. Theoretisch gezien laat art. 6 Grondwet dus ruimte voor overheidsingrijpen ‘achter de kerkdeur’, maar de wetgever heeft zo’n bevoegd heid nooit willen vastleggen.2 Dat is begrijpelijk, omdat hij dan zou ingrijpen in de cultus en riten van een kerkgenootschap. Anders gezegd:
hij zou treden in de kerkelijke autonomie, hetgeen in strijd is met de scheiding van kerk en staat.
Om dezelfde reden zal strafrechtelijke vervolging van een voorganger vanwege handelingen of uitlatingen tijdens een eredienst niet snel voorkomen. Voorbeelden daarvan zijn in ieder geval niet bekend. Het moet om zeer ernstige zaken gaan, voordat het Openbaar Ministerie wil ingrijpen in de uitoefening van de eredienst.
Een voorbeeld dat in de buurt komt, is het verbod op het gebruik van ayahuasca (een verdovend middel) tijdens de erediensten van de Santo Daimekerk,3 wegens strijd met de Opiumwet. De verboden gedraging betrof echter het vervoer van het middel naar de kerk, niet het gebruik tijdens de eredienst zelf.4 Een ander voorbeeld is de veroordeling van een islamitische catecheet die tijdens een videocollege vrouwenbesnijdenis propageerde. Maar ook hiervoor geldt: dat was niet tijdens de eredienst.5 Er is wel een civielrechtelijke casus over een predikant die in een gebed tijdens de kerkdienst een (oud-)gemeentelid krenkt.6 Dat is echter een civiele procedure, waarin de overheid niet is betrokken. Bovendien lijkt het erop dat dit een eenmalige uitspraak was, die geen navolging heeft gekregen.
Het initiatiefvoorstel omvat een beperking van de godsdienstvrijheid die zich uitstrekt tot de eredienst
Het voorgaande betekent dat hoe sterker religieuze handelingen of uitlatingen de taak of de roeping van een kerkgenootschap aangaan, hoe terughoudender de overheid is in de regulering daarvan. Anders gezegd: liturgische aangelegenheden behoren tot de kerkelijke autonomie, waar de overheid in beginsel zo veel mogelijk buiten blijft. Handelingen of uitlatingen die daarvan verder afstaan, zijn makkelijker te beperken.7
Innerlijke vrijheid van godsdienst
Onderdeel van de godsdienstvrijheid is ook het forum internum. Daaronder is te verstaan de innerlijke vrijheid om een godsdienst te hebben. Deze vrijheid is juridisch niet te beperken. Art. 9 EVRM bevat voor de wetgever daartoe géén bevoegd heid. Dat is ook logisch, omdat het dan niet om een uitingsvorm van godsdienst gaat, maar om de innerlijke geloofswereld. Die is (juridisch) onaantastbaar. In de toelichting op het voorstel stellen de initiatiefnemers dat ook gebedssessies onder de reikwijdte van het voorstel vallen. Deze raken echter het forum internum. Als gebedssessies al beperkt kunnen worden, kan dat niet gelden voor stil gebed, dat nu eenmaal niet te reguleren valt.
Nogmaals: er zijn goede gronden voor een verbod op conversietherapie. Het initiatiefvoorstel gaat niettemin wel erg ver. Het omvat een beperking van de godsdienstvrijheid, die zich ook uitstrekt tot de eredienst, en daarmee tot de liturgie. Daarmee gaat het initiatiefvoorstel verder dan wij in de Nederlandse verhoudingen van kerk en staat gewend zijn. Mijns inziens te ver.
Noten
- 1.Overigens biedt het strafrecht nu al mogelijkheden. Zie: L. Postma en J. Verhagen, ‘Een wettelijk verbod op conversietherapie. Symboolwetgeving of bittere noodzaak?’, Ars Aequi (2022), AA20220098.
- 2.Zie bijvoorbeeld art. 12 Algemene wet op het binnentreden, met als uitzondering de ontdekking van strafbare feiten op heterdaad.
- 3.De Santo Daimekerk is een kerkgenootschap dat zich baseert op oude tradities uit voornamelijk Brazilië. Het kerkgenootschap kent momenteel twee kerken in Nederland.
- 4.HR 9 januari 2007, AB 2007, 181, m.nt. Vermeulen en Groen.
- 5.Rechtbank Den Haag 19 juni 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:5469.
- 6.Vz. Rb. Arnhem 24 februari 1989, ECLI:NL:RBARN:1989:AH2585.
- 7.Vergelijk: S.C. van Bijsterveld, ‘Kerken in wetgeving en rechtspraak’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid (2021), nr. 1, pp. 45-68.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.