Op de kale vlakte van de christendemocratie
Samenvatting
Met zijn boek Politieke filosofie van de christen-democratie geldt hij als de huisdenker van het CDA. Maar in 2010, bij de samenwerking van zijn partij met de PVV, heeft Henk Woldring zijn lidmaatschap opgezegd. ‘Ik ben christendemocraat in hart en nieren’, zegt hij, ‘en eigenlijk wachtend om weer partijlid te worden.’ Veel hoop dat het met het CDA goed komt, heeft hij echter niet. ‘Heel soms komt er op een boom van dor hout toch een spruitje. Maar dan moet de partij wel het Program van Uitgangspunten serieus nemen. En dat doet ze al jaren niet.’
Het ouder worden is bij Henk Woldring (78) met bepaalde gebreken gekomen. Zijn gezichtsvermogen ging steeds meer achteruit en sinds enkele jaren is hij aan beide ogen blind. Maar dat weerhoudt hem er niet van om het dagelijkse nieuws te volgen en zelfs nog boeken te publiceren. Hij had al diverse studies over de zeventiende-eeuwse theoloog en filosoof Jan Amos Comenius gepubliceerd, en in november kwam er nog een laatste boek over deze Tsjechisch-Nederlandse geleerde bij. Woldring, emeritus hoogleraar politieke filosofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, was van 1999 tot 2007 lid van de Eerste Kamer namens het CDA, en heeft binnen die partij en haar voorloper de ARP diverse bestuursfuncties vervuld.
Maar de verhoudingen zijn inmiddels vertroebeld. In 2010 zegde hij zijn lidmaatschap van het CDA op uit onvrede met de samenwerking met de PVV, en tot op heden ziet hij geen reden om op dat besluit terug te komen. ‘De partij is destijds werkelijk in de wortel gespleten en ik had toen niet kunnen denken dat dat ruim elf jaar later nog steeds het geval zou zijn. Het zelfcorrigerend vermogen is helaas onvoldoende gebleken, hoewel ook ik weet dat er individueel allerlei mensen zich inzetten voor de christendemocratische zaak.’ Slechts op één manier kan het CDA zijns inziens de weg omhoog hervinden, en dan heeft hij het niet eens over een opleving in de kiezersgunst. ‘Pas als de partij weer politiek gaat bedrijven vanuit haar Program van Uitgangspunten, kan er hoop ontstaan. Het bizarre is dat dit programma al sinds 1994 niet is geactualiseerd. Daarmee heeft de partij laten gebeuren dat er een hele generatie is ontstaan die niet eens meer weet dat zoiets bestaat. “Program van Uitgangspunten? Waar heeft die man het over?”’
U bent destijds lid geworden van de ARP, naast KVP en CHU een van de voorlopers van het CDA. Wat was voor u de aanleiding? U kwam niet uit een AR-gezin, toch?
‘Dat klopt. Mijn ouders waren gereformeerdvrijgemaakt, de kerk die in de oorlog is ontstaan en waaruit later het Gereformeerd Politiek Verbond is voortgekomen. Toch had mijn vader niets met de kerkelijke binding van het GPV, en hij was daarom lid geworden van de Reformatorische Politieke Federatie, de RPF, de andere voorloper van de ChristenUnie. In mijn studententijd, eind jaren zestig in Groningen, heb ik echter bewust gekozen voor de ARP, mede door mijn contacten met het Groningse gemeenteraadslid L.P. Laning, die van het GPV naar de ARP was overgestapt en een bijzonder bekwaam politicus was. Toen ik in 1968 in Amsterdam ging studeren, ben ik lid van de ARP geworden. Het was een ontdekking: ik kwam in aanraking met een rabbijn, katholieken en andersgelovigen met wie ik in een Amsterdams café gesprekken meemaakte over de betekenis van de Bijbel voor de politiek. Bij het GPV en later de ChristenUnie had ik me niet kunnen aansluiten. De economische politiek van Piet Jongeling was me te liberaal en hun afkeer tegen de Europese integratie kon me niet bekoren.
Ook de ChristenUnie is me te eurosceptisch met haar gemakkelijke kritiek op de Europese vlag en grondwet, alsof er een soort superstaat zou ontstaan. Wel heb ik na 2010 gehandeld conform het motto dat ik mijn studenten altijd voorhield: goed burgerschap impliceert het lidmaatschap van een politieke partij. Ik ben voorlopig lid van GroenLinks geworden. In die partij heb ik veel meer besef gevonden van de wezenlijke crises die gaande zijn. Dan gaat het in de eerste plaats om een crisis in solidariteit tussen Noord en Zuid in de wereld – het is toch te gek dat we de coronavaccins niet eerlijk over de wereld kunnen verdelen? –, maar daarna komen crises ten aanzien van klimaat en energie, voedsel, onze verhouding tot de NAVO en ga zo maar door. Daarvoor is in het CDA altijd al weinig oog geweest.’

Henk Woldring
Foto: ANP, Werry Crone
Dr. Abraham Kuyperstichting
Hoe is uw relatie met het CDA vanaf zijn ontstaan geweest? Had u altijd al kritiek of heeft u zich er ook echt thuis gevoeld?
‘Ik heb mij in het CDA thuis gevoeld en er mijn eigen weg in kunnen vinden, mede doordat ik vooral bestuurlijke functies heb vervuld: zowel binnen de Dr. Abraham Kuyperstichting, de AR-voorloper van het huidige Wetenschappelijke Instituut, als in het WI-bestuur, het ARP-partijbestuur, het CDA-partijbestuur en in het bestuur van de lokale en regionale CDA-afdelingen.’
De totstandkoming van het CDA eind jaren zeventig had uw steun?
‘Zeker. Ik ging destijds veel om met Bob Goudzwaard, die ook uit de ARP afkomstig was en zich toen al uit het CDA terugtrok, mede uit onvrede over de koers van de partij ten aanzien van de NAVO en de afschrikking met de neutronenbom. Ik hield mij vast aan het Program van Uitgangspunten, dat in 1980 tot stand kwam en in 1994 werd geactualiseerd. Daarin staat krachtig verwoord wat het evangelie via de vier uitgangspunten voor de politiek kan betekenen. Macht speelt in een politieke partij altijd een zekere rol, maar dat mag er nooit toe leiden dat het primair om de machtsvraag gaat en dat ideeën daaraan ondergeschikt zijn. Helaas heeft het Program van Uitgangspunten binnen het CDA altijd een beperkte rol gespeeld.’
Het vage begrip ‘centrum’ of ‘centrumpartij’ vind ik, net als ‘middenpartij’, een ontzettende verarming
Toch stonden de eerste CDA-premiers Van Agt en Lubbers als voluit christendemocraten te boek.
‘Van Agt heb ik als politicus niet sterk gevonden. Hij kreeg vooral de wind in de rug omdat mensen door Joop den Uyl naar het CDA toe werden gedreven. Den Uyl had zo’n hekel aan het CDA – die partij mocht er van hem gewoon niet komen – en verkondigde dat op zo’n autoritaire manier dat men van de weeromstuit juist vóór het CDA koos. Om die reden is het tweede kabinet-Den Uyl er in 1977 niet gekomen. Den Uyl had de verkiezingen gewonnen maar de formatie verloren, en maakte zo de weg vrij voor het CDA.’
‘Lubbers heb ik altijd een indrukwekkend politicus gevonden, die te midden van PvdA en VVD en met een eigen partij waarbinnen alle bloedgroepen aan hun trekken moesten komen, knap overeind bleef. Neem het debat over de neutronenbom of andere zaken van de internationale politiek. Hij had de hele politieke breedte in zijn hand en bespeelde de details met zijn vingertoppen. Wie kan dat? Wat sociaal beleid betreft had hij liever misschien een andere koers gevaren; dat heeft hij later ook wel toegegeven. Maar ook ten aanzien van economie en onderwijs kwam hij vaak met normatieve ideeën.’
De eerste versie van uw boek over de filosofie van de christendemocratie verscheen in de jaren negentig. Was het de bedoeling om de dagelijkse politiek van een filosofische basis te voorzien?
‘Het boek is voortgekomen uit ontmoetingen met Paul Cliteur en Bart Tromp. De eerste werkte samen met de Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD, en had veel over het liberalisme geschreven. Tromp, in Groningen een studiegenoot van mij, was politicoloog, lid van de PvdA en schreef over de sociaaldemocratie. Ik voelde me door hen uitgedaagd om iets vergelijkbaars over de christendemocratie te doen, wat in 1996 resulteerde in De christendemocratie. Een kritisch onderzoek naar haar filosofie, dat in 2003, in een tweede editie, veranderde in Politieke filosofie van de christen-democratie. Ik wilde laten zien dat er wel degelijk een grondige fundering ligt onder de christendemocratie, die teruggaat op denkers als Augustinus en Thomas van Aquino.’
‘Ook toen bestond er in het CDA al de neiging om de basis van het gedachtegoed te veronachtzamen en met gemakkelijke formuleringen de eigen positie te vervlakken. Minister Jan de Koning had het bijvoorbeeld over het vage begrip “centrum” of “centrumpartij”, dat ik, net als “middenpartij”, een ontzettende verarming vind. Je laat je positie dan bepalen door naar verschillende politieke kanten te kijken en te zeggen: wij gaan daartussenin zitten. Dat is iets heel anders dan wanneer je vanuit de eigen uitgangspunten als solidariteit, rechtvaardigheid, gespreide verantwoordelijkheid en rentmeesterschap je positie in het politieke spectrum bepaalt. Dan kun je ook nog in het midden uitkomen, maar dan dus als conclusie, en niet als uitgangspositie. In het laatste geval bepalen anderen je koers, in het eerste doe je dat zelf, op basis van je ideeën.’
Een christendemocraat moet de diepgang en de normativiteit van de kernbegrippen achter het politieke beleid kunnen laten zien
Zelfgekozen omstandigheden
Zijn de vier christendemocratische begrippen uitgangspunten waaraan het CDA zijn politiek beleid moet toetsen, of belichamen ze een bepaalde praktijk die blootgelegd of gestimuleerd moet worden? Met andere woorden: dient de politiek de samenleving solidariteit en gerechtigheid voor te houden, of moet ze ervoor zorgen dat het goede dat al in de samenleving is, tot zijn recht kan komen?
‘Beide. Het zijn natuurlijk normatieve ideeën, maar ten dele zijn die al wel gerealiseerd, in verschillende tijden en op verschillende manieren. Dat kan in een onderneming zijn, in een school of in een vakbond. De politiek moet er dan voor zorgen dat deze organisaties niets in de weg staat om het goede te doen. Marx heeft ooit gezegd: de mensen maken de geschiedenis, maar niet onder zelfgekozen omstandigheden. Politici moeten daarom altijd handelen, afhankelijk van wat er aan problemen maar ook aan mogelijkheden in een samenleving aanwezig is. En dat handelen, of antwoord geven op wat er al is, gebeurt voor de christendemocratie aan de hand van principes zoals die in het Program van Uitgangspunten zijn beschreven. Tussen deze principes en de werkelijkheid kan natuurlijk een spanning liggen, maar dat is dan ook de uitdaging voor christendemocratische politici.’
Hoe taxeert u de huidige omgang binnen het CDA met de vier christendemocratische begrippen?
‘Het is belangrijk dat politici deze fundamentele waarden niet alleen kennen en noemen, maar ze ook kunnen uitleggen en laten zien waar en hoe ze in de praktijk kunnen worden gerealiseerd. Ik hoor de huidige partijleider wel het belang van “onze waarden” noemen, maar hij werkt niet uit hoe hij dat dan voor zich ziet. Wat is een eerlijke economie, hoe begrens je die? Dit is een moreel concept dat vraagt om politieke vertaling. Wat betekenen sociale rechtvaardigheid en solidariteit voor de verhoudingen in de wereld, voor zaken die recht horen te zijn maar krom zijn, voor klimaatontwikkelingen, voor het energievraagstuk? In de geschiedenis van de christendemocratie betekent solidariteit, conform het Latijnse in solidum, dat burgers ten aanzien van een bepaald politiek belang niet elk voor een deel maar elk voor het geheel mede verantwoordelijk zijn. Hetzelfde geldt voor het begrip “sociale rechtvaardigheid”. Thomas van Aquino en andere denkers uit de geschiedenis van de christendemocratie hebben daar prachtige dingen over geschreven: hoe krijgen we niet alleen rechtvaardige burgers en een rechtvaardige samenleving, maar ook een rechtvaardige overheid? Natuurlijk hoeft een politicus niet steeds met Thomas aan te komen, maar een christendemocraat moet wel de diepgang en de normativiteit van de kernbegrippen achter het politieke beleid kunnen laten zien.’
Zijn de kernbegrippen aan herziening toe?
‘In principe zou je andere begrippen kunnen toevoegen of sommige vervangen. Ik ben niet van de school die zegt dat het vroeger altijd beter was en dat we vooral niets moeten veranderen. Neem een begrip als vrijheid: dat is, op een eigen manier ingevuld, natuurlijk ook een christendemocratisch uitgangspunt. Ook broederschap in de zin van naastenliefde had er prima bij gekund. Tegelijkertijd moet je je ook beperken: als je te veel zaken een basiswaarde noemt, gaat het effect verloren.’
De profeten in het Oude Testament ketteren en knetteren tegen het vele onrecht in de wereld
‘Laten we liever echt werk maken van principes als solidariteit en sociale rechtvaardigheid in de praktijk. Neem de situatie rond het gas in Groningen. Ik vind het zó terecht dat de Groningers ontzettend boos zijn geworden en dat nog steeds zijn. Zelf kan ik er nog steeds boos om worden. De NAM is nu pas bereid financiële compensatie te geven, nadat ze daartoe door de rechter veroordeeld is. Als ze nou tien jaar geleden had ingezien dat ze onrechtvaardig bezig was. Iets vergelijkbaars zagen we in Zuid-Limburg, toen de mijnen in de jaren zestig moesten sluiten. We hebben die regio jarenlang in de steek gelaten; pas na zo’n tien jaar zijn we gaan helpen. En dan hebben we het nog niet eens over het grove onrecht dat mensen ondergaan hebben in de huidige toeslagenaffaire.’
Progressief of conservatief
Zit christendemocratische politiek meer op de lijn van progressieve politiek, in de zin van ‘werken aan een betere toekomst’, of op de lijn van conservatieve politiek, in de zin van ‘het goede dat er is bewaren’?
‘Ik vind dat een verkeerde tegenstelling. In “christendemocratisch” zitten de woorden “christen” en “democratie”. We moeten kijken naar wat er in het evangelie aan inspiratie en aan politieke en maatschappelijke richtlijnen besloten ligt: de goede boodschap en de oproep om ons leven zó in te richten dat we tot vernieuwing daarvan in staat zijn. Dat geldt ook voor het leven van anderen. Er is sprake van ongelofelijk veel armoede, pijn en lijden, nationaal en internationaal, persoonlijk en ver weg. Christendemocratische politiek gaat erom hoe we de samenleving op een haalbare manier kunnen vernieuwen, niet alleen voor jezelf, maar ook voor de ander en het collectief. Kijk naar de profeten in het Oude Testament. Ze ketteren en knetteren tegen het vele onrecht in de wereld. Dan gaat het over onrecht op allerlei gebied, bijvoorbeeld ten aanzien van arbeidsverhoudingen. Deze drang tot vernieuwing en rechtzetting overstijgt het dilemma tussen conservatieve of progressieve politiek.’
Christendemocratische politiek betekent daarmee ook cultuurkritiek?
‘Die zit er per definitie in verweven. Maar begrijp me goed: het gaat niet om de persoonlijke geloofsovertuiging van de politicus. Het CDA heeft terecht vanaf het begin gezegd dat het een politieke partij is en geen kerk. Iedereen kan zijn of haar bijdrage leveren: katholieken, protestanten, maar ook zij die zich geen christen noemen: joden, moslims en anders- en niet-gelovigen. We spreken elkaar aan op ons christendemocratisch gedachtegoed, maar dat moet dan ook wel gebeuren.’
Vanaf 1999 was u acht jaar Eerste Kamerlid voor het CDA. Hoe verhielden uw liefde tot de christendemocratie en de in uw ogen gebrekkige vormgeving daarvan in het CDA zich toen tot elkaar?
‘Als senatoren konden wij prima over en vanuit de christendemocratische principes spreken, ook in de Kamerdebatten. Ik herinner me dat we het er onderling tijdens fractieoverleg ook over hadden. Mijns inziens was dat in de Tweede Kamerfractie toen veel minder het geval. Ik weet zelfs dat vóór mijn tijd een Eerste Kamerfractie drie keer bij elkaar is gekomen om mijn boek over de christendemocratie te bespreken. Maar de partij zelf was zich toen al aan het ontwikkelen op een manier die op zeer gespannen voet stond met wat ik onder christendemocratische politiek versta.’
De minderheid werd als mastodonten weggezet, een soort oerwezens naar wie je niet meer hóéfde te luisteren
‘Het dieptepunt was dat tijdens een van de verkiezingscampagnes de hypotheekrente als breekpunt werd geformuleerd. Dat was dwaas en had op geen enkele manier te maken met christendemocratische uitgangspunten als solidariteit en sociale rechtvaardigheid. Na de oorlog had de hypotheekrenteaftrek een andere functie, namelijk om het huizenbezit te stimuleren, maar inmiddels is het een middel geworden om de huizenprijzen op te drijven, waardoor alleen de relatief rijken een huis kunnen kopen en van de aftrek kunnen profiteren. Het kost de staat vele miljarden euro’s per jaar, geld dat dus vooral de rijken toekomt. Zeg me: wat is daar solidair aan?’
Toen kwam 2010, het jaar van de samenwerking met de PVV. Voor veel mensen is dit een pijnlijk gebeuren geweest, maar ze zijn wel lid van het CDA gebleven. Wat bracht u ertoe om uw lidmaatschap op te zeggen?
‘Ik wilde een daad stellen. En het ultieme middel dat een partijlid heeft is het opgeven van zijn lidmaatschap. Het was voor mij evident dat samenwerking met een partij als de PVV, die geleid wordt door een politicus die al van tevoren had gezegd dat hij zijn eigen weg zou gaan en dat verantwoordelijkheid niets voor hem was, geen optie was. Sommigen in de partij zeiden dat we toch ook via moties en amendementen al met de PVV samenwerkten en dat de gedoogconstructie dus geen wezenlijk verschil zou vormen. Die redenering vond ik een vorm van bedrog. Bij een kabinetsformatie gaat het altijd om een totaalbeleid.’
‘Maar het ergste was dat er aan de wezenlijke kritiek dat de samenwerking inging tegen het Program van Uitgangspunten, geen enkel gehoor werd gegeven. Critici werden aangehoord, maar op argumenten werd totaal niet ingegaan. Erger nog: degenen die zich verzetten, de minderheid, werden als mastodonten weggezet. Ze waren dus een soort oerwezens naar wie je niet meer hóéfde te luisteren. Het was pure opportunistische machtspolitiek die met de inhoud van de christendemocratie niets meer van doen had en de partij tot in de wortel spleet. Om die reden ben ik weggegaan, en ik had toen niet kunnen denken dat de partij elf jaar later nog steeds in de wortel gespleten zou zijn.’
Slechts peptalk
Toch zijn veel critici, weliswaar met pijn, gebleven, en zij houden het CDA tot op vandaag de principes van de christendemocratie voor. U bent lid geworden van GroenLinks, een partij die op andere principes is gefundeerd en bijvoorbeeld de vrijheid van onderwijs ter discussie stelt. Die partij kunt u niet houden aan de christendemocratische principes die u zelf in uw boek beschreven heeft.
‘Ik heb na vijf jaar inderdaad voorlopig politiek onderdak bij GroenLinks gevonden, omdat ik in die partij op dit moment het meeste besef zie van de huidige mondiale crises. Dat ik nog niet ben teruggekeerd naar het CDA is omdat ik geen zelfcorrigerend vermogen in de partij zie om weer wezenlijk vanuit de christendemocratische principes politiek te bedrijven. Van een kennis heb ik na 2010 nog jarenlang het CDA-blad ontvangen, waarin steeds een column van de CDA-fractievoorzitters in de Eerste en Tweede Kamer stond. Ik heb hen werkelijk nooit op een christendemocratische gedachte kunnen betrappen. Het was alleen maar peptalk. Natuurlijk weet ik dat binnen het CDA mensen hun best doen om vanuit de christendemocratie politiek te bedrijven, en ook in mijn omgeving word ik gewezen op nieuwe Kamerleden die het goed zouden doen. Maar werkelijke hoop heb ik op dit moment niet. Daarvoor is de partij als geheel te ver weggezakt en afgedreven.’
Een volkspartij is solidair met slachtoffers, en die zijn er in onze liberale samenleving helaas steeds meer
Ligt de hoop er niet in dat op puinhopen het besef leeft dat alleen de bron nieuw leven kan bieden en dat deze gedachte inmiddels ook steeds meer geuit wordt, tot in de Kamer aan toe?
‘In de tuin van mijn ouders stond ooit een boom die helemaal verdord en kaal was en die mijn vader wilde omhakken. Maar verdraaid: op een gegeven moment ontsprong er op twee plekken toch iets groens: een nieuwe spruit op die oude, dode boom. Ik weet dat uit iets ouds en doods toch iets nieuws kan ontkiemen. Het is zelfs een zeer Bijbelse gedachte. Maar ik zie het niet gebeuren. Er zit te veel dor hout aan de boom; het is zelfs overheersend geworden, niettegenstaande het ongetwijfeld goede werk van enkelingen. Ik vrees dat het voorbij is, want in een tijd van crisis is het noodzakelijk terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen.’
Is daarmee de gedachte van het CDA als brede volkspartij die vanuit heldere principes politiek wil bedrijven, volgens u een anomalie of utopie gebleken?
‘Een volkspartij impliceert niet dat je het het volk naar de zin moet maken of dat je een massapartij moet zijn. Een herkenbare volkspartij is solidair met het volk en dat betekent ook solidair met verschillende generaties, wat bijvoorbeeld zijn weerslag krijgt in een goed pensioen- en klimaatbeleid. Een volkspartij is solidair met de slachtoffers van de maatschappij, en die zijn er in onze liberale samenleving helaas steeds meer.
Natuurlijk is het van belang een volkspartij te zijn, maar dat betekent niet dat je je principes opzij kunt zetten. Ik spreek mensen uit ngo’s die zeggen dat ze vroeger CDA’er waren maar zich al jaren niet meer in de partij herkennen.’
U bent wachtend om weer partijlid te worden, zei u. Wat zou er in het CDA moeten gebeuren om u weer aan boord te krijgen?
‘De samenleving is meer dan ooit toe aan een politiek die vanuit christendemocratische principes wordt gevoerd. We zijn los zand geworden, en het onrecht tiert welig. Pas als de partij het Program van Uitgangspunten weer serieus neemt en actief bij de politiek betrekt, kan er hoop ontstaan. Er is te lang geprobeerd om iedereen te vriend te houden, waardoor je op een gegeven moment er bijna voor niemand meer bent. Pas als er weer echt politiek vanuit de christendemocratie bedreven wordt, kan er hoop gloren. Ik zie het nog niet, maar vooruit: die hoop zou ik wel willen delen.’
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.