Tijd voor gokken met het klimaat is allang voorbij
Samenvatting
Of het een trend is weet ik niet, maar de laatste jaren verschijnen er steeds vaker gepopulariseerde versies van het werk van winnaars van de Nobelprijs voor Economie. In 2020 ging het onder meer om de boeken Hoe economie de wereld kan redden van Abhijit V. Banerjee en Esther Duflo, de winnaars uit 2019, en Het klimaatcasino, van de winnaar uit 2018, William Nordhaus. Het is goed dat topeconomen voor een breed publiek hun bevindingen delen, want daarmee worden hun uitkomsten onderdeel van het publieke debat.

William Nordhaus
Het klimaatcasino. Risico, onzekerheid en de economie van een opwarmende wereld
De Geus | 2020 | 448 pp. | € 24,99 | ISBN 9789044541953
De schrijver en het boek
Nordhaus is als econoom verbonden aan Yale University. Hij is geboren in 1941 in Albuquerque, New Mexico. Hij was medewerker van Paul Samuelson, Nobelprijswinnaar in 1970, bij de latere edities van Economics. Dit boek, vertaald in zeventien talen, wordt gezien als het standaardwerk van het mainstream economisch denken. Nordhaus heeft zich in zijn eigen werk voornamelijk gericht op hoe je de milieukosten en -baten kunt meenemen in economische berekeningen en modellen.
Het klimaatcasino is opgebouwd in vijf delen. Het eerste deel behandelt de wetenschap van de klimaatverandering. In dit deel wordt duidelijk dat het verbranden van fossiele brandstoffen leidt tot de uitstoot van CO2 (broeikasgassen). Deze uitstoot veroorzaakt opwarming van de aarde. Heel duidelijk toont hij aan dat er geen enkele verklaring bestaat voor de opwarming zonder de invloed van de mens. Deze opwarming heeft directe gevolgen voor het voortbestaan van levende wezens, maar ook voor het economische potentieel. Het economische aspect is dat degenen die de uitstoot produceren niet betalen voor dit voorrecht, en dat degenen die eronder lijden er niet voor worden gecompenseerd. Er is dus sprake van een extern effect waarvan de kosten niet verdisconteerd zijn in de marktprijs.
Het tweede deel geeft een analyse van de effecten van klimaatverandering. Opvallend is dat hij in eerste instantie helemaal niet zo negatief lijkt over wat we als mensen kunnen doen om de gevolgen van de opwarming van de aarde op te vangen. Zo verwijst hij naar het Fourth Assessment Report van het IPCC, dat constateert: ‘Wereldwijd zal het vermogen om voedsel te produceren naar verwachting toenemen naarmate de plaatselijke temperatuur toeneemt binnen een bereik van 1-3 graden Celsius, maar daarboven zal het weer afnemen.’ Een beetje opwarming zorgt er dus zelfs voor dat we in totaal méér kunnen verdienen, waardoor we – in een ideale politieke context – de verliezers kunnen compenseren. Hoewel Nordhaus zich ten zeerste afvraagt of dat in de praktijk ook gaat slagen, zit daar niet zijn grote zorg. Die is dat er binnen die opwarming van 1 tot 3 graden omslagpunten geraakt worden in de systemen van de aarde. In de rekenmodellen mogen de effecten van gematigde opwarming goed te ondervangen zijn, indien de natuurlijke systemen zich gematigd gedragen – maar wat als de natuurlijke systemen op hol slaan? Denk aan enorme orkanen. De huidige modellen houden geen rekening met omslagpunten en veranderingen in wereldwijde weerpatronen. Zijn de effecten voor de economie dan niet zo nefast dat er nergens meer winnaars zijn die verliezers kunnen compenseren?
Het derde deel bespreekt de economische aspecten van strategieën om de klimaatverandering te vertragen. De effectiefste strategie is volgens Nordhaus de verhoging van de prijs van CO2. Hierdoor krijgen consumenten en producenten het juiste signaal om te kiezen voor zo koolstofarm mogelijke producten. Bovendien creëer je mogelijkheden voor uitvinders om middelen aan te trekken teneinde koolstofarme producten te ontwikkelen. Stel dat deze effectiefste strategie zou worden gevolgd, dan komen de kosten van een beperking tot 2,5 à 3 graden Celsius op ongeveer 1 procent van het wereldinkomen, zo berekent Nordhaus.
Nordhaus biedt aanknopingspunten voor een effectief klimaatbeleid
In het vierde deel worden de belangrijkste vragen van het beleid met betrekking tot klimaatverandering onderzocht. Welke instituties en mechanismen moeten worden gebruikt om mensen en bedrijven ertoe te brengen om de CO2-uitstoot te verminderen? Volgens Nordhaus is de belangrijkste manier om die doelstelling te bereiken de introductie van het marktmechanisme. De eenvoudigste manier is het heffen van een belasting op CO2-uitstoot: een koolstofheffing. Mensen en bedrijven betalen op hun uitstoot, zoals je nu ook belasting betaalt op benzine. De indirecte methode werkt met rechten waarover een bedrijf moet beschikken om CO2 uit te stoten, en die rechten kunnen worden verhandeld. In de modellen van Nordhaus zal de prijs, de heffing, beginnen met 25 dollar per ton CO2-uitstoot, om vervolgens – wil je tenminste de doelstellingen behalen – door te groeien naar een bedrag van 93 dollar in 2040. Natuurlijk kan dit alleen effectief zijn wanneer alle landen zich hieraan houden; er zal dus een internationale overeenkomst moeten worden gesloten. Er moet een wereldwijde coördinatie komen die erop toeziet dat de grote landen de prijs van koolstof belasten, en profiteurs moeten effectief worden ontmoedigd.
Tot slot bespreekt Nordhaus de politieke vraagstukken. Waar het vierde deel behandelt wat er moet gebeuren, gaat het vijfde deel in op de mogelijke obstakels en tegenstand. Hoe de invloed van sceptici te overwinnen? Nordhaus is redelijk somber op de korte termijn. Hij ziet in zijn eigen land steeds meer mensen geloof hechten aan klimaatsceptici. En hij ziet scherp dat er economische krachten zijn die vooral twijfel proberen te zaaien, waardoor noodzakelijke maatregelen niet worden genomen. Maar op de langere termijn is hij hoopvol, waarbij hij wijst op wat er met de tabaksindustrie is gebeurd.
Nordhaus slaagt erin aanknopingspunten te geven voor een effectief klimaatbeleid. Elementen van zijn denken zijn ook zichtbaar in de Europese Green Deal. Neem bijvoorbeeld de maatregel dat er een CO2-belasting aan de EU-grens wordt ingevoerd, om oneerlijke concurrentie van minder duurzaam geproduceerde producten te voorkomen: die maatregel lijkt zo uit het vierde deel van dit boek te zijn overgenomen. Toch denk ik dat hij verder redelijk sceptisch is over veel van de voorgestelde maatregelen. Nordhaus denkt als econoom, en vindt maatregelen als ‘Driekwart van het transport van goederen over de weg moet naar spoor- en waterwegen verplaatst worden’ of ‘Tegen 2030 moeten alle verpakkingen recyclebaar zijn’ suboptimaal, zeker als de overheid dat via regels wil afdwingen. Het leidt af van het zijns inziens krachtigste instrument, namelijk dat er – zoals hiervoor besproken – wereldwijd voor CO2-uitstoot betaald moet gaan worden.
Dat het prijsmechanisme een belangrijke bijdrage kan leveren wordt voldoende aangetoond. Maar de politiek zal daarna twee belangrijke vragen moeten behandelen. Ten eerste is er het verdelingsvraagstuk. Mensen met een relatief grote beurs kunnen zich veroorloven om klimaatneutraal te leven. Ze kunnen snel dure innovaties overnemen, zeker als die ook nog eens door de overheid worden gesubsidieerd. Maar dat betekent dat mensen met een kleine beurs twee keer de prijs betalen. Zij zien de kosten omhooggaan en zijn niet in staat, zeker niet op korte termijn, om een auto met een hoge koolstofuitstoot te vervangen door een exemplaar met geen of een geringe uitstoot. Daarnaast zullen zij vaker wonen in gebieden die eerder getroffen worden door de gevolgen van klimaatverandering. Het is dan ook aan de politiek om te zorgen dat ook middengroepen en mensen met een lager inkomen in staat worden gesteld om klimaatneutraal te leven. Geen prijsmechanisme kan dat vanzelf oplossen.
Een Europees hof voor afdwingen afspraken CO2-heffing
Het andere vraagstuk voor politici is het internationale discours. Kleinere kwetsbare economieën moeten in staat worden gesteld om deze transitie mee te maken. Nederland, gelegen in een delta, heeft daar alle belang bij. Een deel van de coördinatie zal Europees moeten worden gemaakt. Ik hoop dat Nederland hierin een leidende rol speelt. Niet door een potje verplassen met telkens weer verdergaande afspraken over met hoeveel procent de CO2-uitstoot nu weer moet worden teruggebracht.
Ik hoop dat Nederland een leidende Europese rol gaat spelen
Nordhaus is optimistisch over de vraag of een aantal grote economieën hun verantwoordelijkheid gaat nemen om afspraken te maken om CO2 te verminderen. Dat betekent ook dat landen producten van hun thuismarkt moeten kunnen weren die geproduceerd zijn met heel veel CO2-uitstoot. Wanneer bedrijfstakken zich namelijk verplaatsen naar die landen, tast je wel je eigen economie aan, maar verbetert er qua CO2-uitstoot wereldwijd niets. De ideale weg zou zijn dat binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) een afspraak komt over de prijs van CO2-verbruik. De WTO is nu de plek waar afspraken over handel worden gemaakt. Lukt het daar niet, dan zouden landen die deze problematiek wel willen aanpakken een internationaal hof moeten oprichten: een hof dat toezicht houdt en handhaving kan afdwingen. Kom je als land de afspraken van een CO2-heffing niet na, dan mogen andere landen producten weren of extra heffingen opleggen. Zou een land in een kwetsbare delta, met een lange traditie wanneer het gaat om internationale publiekrechtelijke afspraken (teruggaande op Hugo de Groot), niet de ideale plaats zijn om zo’n hof te vestigen?
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.