Boycot: de politiek brandt er haar handen niet meer aan
Samenvatting
De politiek houdt zich afzijdig als het gaat om topsporttoernooien in landen met discutabele regimes. Dat is de lijn sinds CDA-minister Til Gardeniers in 1980 het oordeel over deelname aan de sportbonden zelf overliet. Hieraan vooraf ging een motie van partijgenoot Sytze Faber, die de regering juist opriep tot een gedragslijn. Van Agt sprak zich uit voor boycot van de Olympische Spelen in Moskou, maar nadat het NOC hieraan geen gehoor gaf, kwam Gardeniers tot het nog altijd geldende standpunt. Een reconstructie.1
De aanleiding
In 1978 beleeft Nederland flinke heisa rond het wereldkampioenschap voetbal in Argentinië, met cabaretgroep Neerlands Hoop en hun voorstelling Bloed aan de paal, en al de rest. Argentinië wordt onder de duim gehouden door de militaire junta van generaal Jorge Videla. Mensenrechten worden op grote schaal geschonden, en de bevolking wordt geterroriseerd met martelpraktijken en verdwijningen. Nederland heeft sinds december 1977 een regeringscombinatie van CDA en VVD onder minister-president Dries van Agt, die is aangetreden nadat de formatie van een tweede kabinet-Den Uyl, als voortzetting van het eerste (dat later bekend werd als ‘het meest linkse kabinet ooit’), was stukgelopen. Noch Van Agts regering, noch de Tweede Kamer is te verenigen achter een boycot van het WK. Ook onderschrijft volgens peilingen een meerderheid van de bevolking zo’n boycot niet. Het gevolg is bekend: verlies van het gastland in de finale en een gênante prijsuitreiking door de juntaleider.
In mei 1979 doet zich het volgende geval voor van ‘sport ontmoet politiek’. Het wereldkampioenschap tafeltennis vindt plaats in de Noord-Koreaanse hoofdstad Pyongyang, in een land geleid door de marxistische autocraat Kim Il-sung. ‘Pingpong’ heeft weliswaar, althans in Nederland, een aanzienlijk mindere status dan voetbal, maar toch ontstaat er heibel. Een paar weken voor aanvang weigeren de organisatoren Israël toe te laten tot het toernooi. Dat raakt een snaar in de Nederlandse politiek. CDA’er Sytze Faber betoogt in de Tweede Kamer: er is ‘grote onduidelijkheid in de sportwereld ten aanzien van Israël. Met Zuid-Afrika en Rhodesië weet iedereen wel ongeveer waar hij aan toe is, maar ten aanzien van Israël tast iedereen in de sportwereld in het duister.’ Hij dient op 2 mei een motie in die de regering aanspoort tot een ‘gedragslijn’ in zulke zaken. Als de motie wordt aangenomen belooft VVD-staatssecretaris Gerard Wallis de Vries van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) aan de slag te gaan.2 De internationale tafeltennisbond ITTF spreekt aanvankelijk harde taal tot de Noord-Koreaanse organisatie, maar als het WK nadert bindt men simpeltjes in. De 17-jarige Bettine Vriesekoop haalt een plaats bij de laatste zestien.
Sytze Faber vormt vanaf 1977 met Ype Schaaf de hoofdredactie van het Friesch Dagblad. Van huis uit antirevolutionair, wordt hij in dat jaar ook fractielid in de Tweede Kamer voor het nieuwe Christen-Democratisch Appèl. Hij wordt binnen het CDA gerekend tot de ‘AR-dissidenten’, vanwege zijn onafhankelijke standpunten, zoals bij zijn gewetensbezwaar rond de plaatsing van Amerikaanse kruisraketten in Nederland, in afwijking van de partijlijn.3 Hij licht in 1979 zijn motie toe met een blik op de nabije toekomst, want: zonder de gevraagde richtlijn ‘kun je wel inpakken straks bij de Olympische Spelen in Moskou’, waarbij hij doelt op een te verwachten uitsluiting van Israël bij dat snel naderende evenement (1980). Het loopt totaal anders.
Sytze Faber wordt binnen het CDA gerekend tot de ‘AR-dissidenten’, vanwege zijn onafhankelijke standpunten
Het COSEM
Op 3 mei 1979, de dag na Fabers aangenomen motie, presenteert zich in Den Haag het zogenoemde Comité Olympische Spelen en Mensenrechten (COSEM). Ook dit comité ziet de Spelen van Moskou naderen, zij het vanuit een heel ander perspectief: dat van de Helsinki-akkoorden van 1975 over internationale mensenrechten, ondertekend door 35 landen van Oost en West, waaronder de Sovjet-Unie. Het concrete doel van het comité is om te ‘praten met betrokkenen uit de sportwereld en met vertegenwoordigers van de Sovjet-Unie’ om ‘te bereiken dat politieke gevangenen in de Sovjet-Unie amnestie krijgen’.4 Voorzitter van het COSEM is het PvdA-Tweede Kamerlid Ed van Thijn. In totaal elf parlementariërs maken er deel van uit, van alle gezindten, onder wie VVD-politica en oud-topzwemster Erica Terpstra (dan Verkerk-Terpstra) en PvdA’er Relus ter Beek. Geen Sytze Faber, maar wel CDA-dissident Hans de Boer. Daarnaast zo’n zestig prominente Nederlanders, onder wie Freek de Jonge en Bram Vermeulen van Neerlands Hoop en de (oud-)sporters Paul Litjens, Tom Okker, Anton Geesink en Enith Brigitha. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling tot een boycot van de Spelen op te roepen; Van Thijn rekent dat ‘niet tot de realistische mogelijkheden’, zegt hij. In juni blijkt Amnesty International ook een boycot af te wijzen.
Algauw blijkt dat het COSEM zich breed wil profileren. De Paralympische Spelen van 1980 zijn toegewezen aan Nederland, waar ze in juni-juli in Arnhem zullen worden gehouden. Al in juni 1979 uit het comité zijn bezorgdheid over de deelname van een ploeg Zuid-Afrikaanse g-sporters, als een schending van de sinds 1970 geldende sportboycot van dat land. Het Komitee Zuidelijk Afrika sluit zich erbij aan, net als de Arnhemse gemeenteraad en verschillende sportbonden. Op 19 oktober wordt een motie van Relus ter Beek aangenomen waarin de regering wordt gevraagd geen medewerking te verlenen aan de Paralympics als Zuid-Afrika deelneemt. De Paralympics zijn onmogelijk zonder regeringssteun, en Zuid-Afrika zal inderdaad ontbreken.5 Het blijkt een vingeroefening voor de Nederlandse route naar Moskou.
Afghanistan en Sacharov
Met kerst 1979 valt de Sovjet-Unie Afghanistan binnen ter ondersteuning van het communistische regime tegen de islamitische oppositie, en eind januari 1980 wordt de prominente dissident Andrej Sacharov, atoomgeleerde en winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede van 1975, na kritiek daarop in Moskou gearresteerd en naar Gorki (het huidige Nizjni Novgorod) verbannen.6
De Amerikaanse president Jimmy Carter roept na de inval op tot een internationale boycot van de Moskouse Spelen, maar de reactie in Nederland is veel gematigder. Desondanks slaagt de regering erin controverse te veroorzaken, met name door ambigue uitspraken van minister-president Van Agt. Hij laat op zijn wekelijkse persconferentie weten: ‘De verantwoordelijkheid voor het al dan niet meedoen aan de Olympische Spelen in Moskou [ligt] in de eerste plaats bij de betrokken organisaties en de sportbeoefenaars zelf’, want dat zijn ‘volwassen, mondige mensen’. Tegelijkertijd besluit hij losjes met ‘dat hijzelf zeker niet zou gaan wielrennen in Moskou’. Uit een enquête van Het Vrije Volk onder tien kandidaat-Olympiërs blijkt dat zij een boycot unaniem afwijzen.7
Van Agt zegt losjes ‘dat hijzelf zeker niet zou gaan wielrennen in Moskou’
Dan dient de zaak-Sacharov zich aan. Van Agt laat op 25 januari 1980 weten dat het kabinet nu besluit tot bevriezing van de culturele en commerciële contacten met de Sovjet-Unie, en het Nederlands Olympisch Comité (NOC) wordt verzocht ‘het daarheen te leiden dat Nederlandse sportlieden onder de huidige omstandigheden zich niet zullen begeven naar Moskou’. De Tweede Kamer neemt dat standpunt over: CDA en VVD stellen zich vierkant achter een boycot, de PvdA is verdeeld, en ‘uiterst links’ (PSP en CPN) is tegen.8 Opvallend is de reactie van het COSEM, via Van Thijn: hij laat weten nu achter een boycot te staan, want de behandeling van Sacharov kan niet anders gezien worden dan als een nieuwe schending van de Helsinki-akkoorden. De partijraad van de PvdA tikt hem op de vingers, omdat deze meer ziet in ‘ontspanning’ dan in ‘koude oorlog’. Van Thijn reageert daarop met: ‘Mijn opvatting verandert er geen millimeter door’, en ook COSEM-lid Hans de Boer verdedigt deze koerswijziging, op een bijeenkomst van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren: ‘Maar ook sportmensen zijn staatsburgers, die rekening moeten houden met politieke beslissingen.’9
Op 10 en 11 april houdt het COSEM een groot geafficheerde internationale bijeenkomst in Den Haag, waar de uitgenodigde Russische dissidenten hartstochtelijk pleiten voor een boycot. Trouw had gehoopt op een ‘internationale toetsing van meningen’, maar ervaart slechts ‘een smakeloos herkauwen van reeds lang bekende standpunten’. Van Thijn spreekt daarentegen van een succesvolle bijeenkomst, want: ‘Menselijke integriteit is meer waard dan brons, zilver of goud.’10
Van Agt brengt vrijwel tegelijkertijd met VVD-minister Chris van der Klaauw van Buitenlandse Zaken een bezoek aan het generaalsregime van Indonesië, waar zij weliswaar de kwestie van de vele politieke gevangenen naar eigen zeggen ‘op gepaste wijze’ aanroeren, maar daarvoor maar weinig begrip ontmoeten en te horen krijgen dat ‘Amnesty International is geïnfiltreerd door communisten’. Van Agt verklaart na afloop dat de gesprekken verliepen ‘in een vriendschappelijke sfeer’, en zegt ook ‘nog nooit met zoveel hartelijke gastvrijheid te zijn ontvangen’.11 Op de een of andere manier slaagt hij erin het een (standpunt Djakarta) met het ander (standpunt Moskou) te verenigen.
Het NOC-besluit
Wel of niet naar Moskou gaan hangt uiteindelijk af van het NOC, dat erover vergadert op 18 en 19 mei in Den Haag. In de voorafgaande week bevestigt de Tweede Kamer zijn proboycotstandpunt nog eens met dezelfde verhoudingen als in januari, en daaropvolgend stuurt Van Agt een brief aan het NOC waarin hij de druk flink opvoert. ‘Ik kan me nauwelijks voorstellen’, schrijft hij, ‘dat het NOC in zijn vrijheid zou besluiten in afwijking van een herhaalde uitspraak van de volksvertegenwoordiging.’12 Eerst spreekt het achtkoppige NOC-bestuur zich uit tegen een boycot, met uitzondering van voorzitter Koos Idenburg, oud-aanvoerder van het Nederlandse hockeyteam. De volgende dag conformeert de ledenraad zich aan het bestuursstandpunt. De hockeybond, de ruiters en de gymnasten zien vervolgens toch af van deelname.13 Achtentwintig landen zullen uiteindelijk de Amerikaanse boycot van Moskou volgen, waaronder Israël en als enig prominent West-Europees land West-Duitsland. Ondanks de afwezigheid van heel wat wereldtoppers zijn de prestaties van de 75 Nederlandse deelnemers teleurstellend: een zilveren medaille van Gerard Nijboer op de marathon en twee bronzen medailles.
Achtentwintig landen volgen de Amerikaanse boycot van Moskou, waaronder Israël en West-Duitsland
Het antwoord
Op 5 juni 1980 verschijnt Sytze Faber weer in beeld, met een vraag: of de regering zich zijn motie herinnert over de gedragslijn voor Nederlandse sportorganisaties bij dreigende boycots van Israël.14 De Spelen zijn al weer enige weken achter de rug als begin september CDA-minister Til Gardeniers van CRM aan de Kamer een antwoord presenteert. Er is zoveel gebeurd het afgelopen jaar dat Faber en de Nederlandse sportwereld veel meer krijgen dan Israël alleen. ‘Hoewel de Regering in aangelegenheden, die in eerste instantie om een beoordeling door de landelijke sportorganisaties vragen, evenzeer een standpunt kan bepalen, ligt de verantwoordelijkheid voor de beslissingen uiteindelijk bij die organisaties zelf.’15
De Kamer gaat over tot de orde van de dag en Gardeniers’ brief trekt weinig aandacht in de media. Een uitzondering is de Volkskrant, die in een begeleidend commentaar de brief maar slappe hap vindt. Ironisch constateert de krant dat de regering blijkbaar ‘van geval tot geval [wil] bezien of er aanleiding is de sportbonden een bepaalde gedragslijn in overweging te geven’, en vervolgt: ‘Voor het geval, van geval tot geval, ingeval: in geen geval zal de Regering na “Moskou” nog ooit met een heldere aanbeveling komen.’
Dat klopt. Men wil niet meer het risico lopen van nog eens een blauwtje, zoals bij het echec van de interventie bij de Spelen van Moskou.
Fut eruit
Bij de tegenbeweging raakt de fut eruit. Nog diezelfde september 1980 start een Nederlandse wielerploeg in de Ronde van Chili, een land dat al sinds 1973 zucht onder de junta van generaal Augusto Pinochet. Het Nederlands elftal doet rond de jaarwisseling mee aan het Mundalito-toernooi in Uruguay, ter viering van vijftig jaar WK voetbal sinds Montevideo 1930. Ook hier is sprake van een militaire dictatuur. De KNVB schuift protesten, ook uit eigen kring, terzijde en minister Van der Klaauw herinnert de Tweede Kamer aan de nu bestaande politieke richtlijn: weliswaar worden ‘in het dictatoriaal geregeerde Uruguay de mensenrechten vertrapt’, maar ‘als mondige burgers moeten de KNVB-bestuurders nu zelf uitmaken of ze gaan’.16 Het Nederlands elftal strandt in een drielandenpoule achter Uruguay, waarna het gastland in de finale Brazilië verslaat.
De Olympische Zomerspelen in Beijing (2008), de Olympische Winterspelen in Sotsji (2014) en straks weer in Beijing (2022), het WK voetbal in Qatar (2022): sinds 1980 weten we dat de Nederlandse politiek zich er liever verre van houdt.
Tweede Kamer: conferentie Olympische Spelen en mensenrechten op 10 april 1980; v.l.n.r. David Owen, Til Gardeniers en Ed van Thijn. Foto: Koen Suyk, Nationaal Archief
Artikel in het kort:
- Kabinet-Van Agt, Tweede Kamer en meerderheid bevolking waren niet voor boycot van WK voetbal in Argentinië, dat zuchtte onder regime Videla
- De Kamer riep via motie CDA’er Sytze Faber naar aanleiding van WK tafeltennis in 1979 in Noord-Korea en Olympische Spelen in 1980 in Moskou regering op tot gedragslijn
- Het Comité Olympische Spelen en Mensenrechten (COSEM) zag aanvankelijk niets in boycot Spelen
- Na de arrestatie van dissident Sacharov pleitte zowel de Tweede Kamer als het COSEM toch voor boycot
- Druk van premier Van Agt op NOC baatte niet: met uitzondering van hockeyers, ruiters en gymnasten gingen Nederlandse sporters alsnog naar Moskou
- Na hernieuwd aandringen van Faber formuleerde minister Gardeniers het tot vandaag geldende standpunt dat de overheid de beslissing voor boycot aan de landelijke sportorganisaties laat
Noten
- 1.Deze bijdrage is een iets ingekorte versie van: Wim Zonneveld, ‘Sport en politiek: veertig jaar motie Faber’, De Sportwereld (2020), nr. 94, pp. 4-9.
- 2.de Volkskrant, 24 april 1979; De Telegraaf, 25 april 1979.
- 3.Zie nl.wikipedia.org/wiki/Sytze_Faber.
- 4.Het Parool, 4 mei 1979. Voor meer over de rol van het COSEM 1979-1980, zie: Aad Haverkamp, De politieke Spelen? De dynamiek van de maatschappelijke discussies over het boycotten van de Olympische Spelen van 1936, 1956 en 1980 (masterscriptie). Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 2012.
- 5.Trouw, 19 oktober 1979; de Volkskrant, 20 oktober 1979.
- 6.Voor een interpretatief overzicht, zie: Paul Karsmakers, ‘De Russische interventie in Afghanistan’, op www.historien.nl/de-russische-interventieafghanistan. Voor Andrej Sacharov, zie: en.wikipedia.org/wiki/Andrei_Sakharov.
- 7.De Telegraaf, 4 januari 1980; de Volkskrant, 12 januari 1980; Het Vrije Volk, 23 januari 1980.
- 8.Het Parool, 26 januari 1980; De Telegraaf, 31 januari 1980.
- 9.Het Vrije Volk, 4 februari 1980; Trouw, 27 maart 1980.
- 10.NRC Handelsblad, 10 april 1980; Trouw, 11 april 1980.
- 11.Trouw, 18 en 19 april 1980.
- 12.Trouw, 16 mei 1980.
- 13.de Volkskrant, 19 en 20 mei 1980.
- 14.Trouw, 6 juni 1980.
- 15.de Volkskrant, 15 september 1980.
- 16.Leeuwarder Courant, 4 december 1980; de Volkskrant, 5 december 1980.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.