Maar de meeste van deze is de sport
Samenvatting
Om aan het morele verval te ontsnappen dat de topsport kenmerkt, zou er een scheiding van sport en staat moeten komen. Juist omdat sport – net als religie – van grote waarde is, moet ze met gezond wantrouwen worden bejegend.
De kerkvader Augustinus schreef ooit dat een volk ‘een gezelschap’ is van ‘vele met rede begaafde wezens, bijeengebracht door een eendrachtig deelgenootschap in dingen die ze liefhebben’.1 Augustinus verbond aan zijn definitie ook een kwaliteitskeurmerk: men kan een volk beoordelen aan de hand van de dingen die het liefheeft. ‘Het is uiteraard een beter volk, naarmate het over betere dingen eensgezind is.’2 Moraal en liefde horen voor Augustinus dus bij elkaar: de morele waarden die we hebben vloeien voort uit wat we nastreven. Neem een volk dat verbonden wordt door liefde voor welvaart en rijkdom. Dit volk zal deugden cultiveren als spaarzaamheid, discipline en betrouwbaarheid. Een volk dat gedreven wordt door liefde voor vrijheid zal juist weer nadruk leggen op autonomie en zelfbeschikking. En een volk dat zoekt naar liefde voor God en de naaste – het hoogst denkbare voor Augustinus – zal deugden laten zien van nederigheid, zorgzaamheid, vergevingsgezindheid en eerbied voor het heilige.
Zou Augustinus door een tijdmachine naar Nederland anno nu getransporteerd worden, hoe zou hij dan ons ‘eendrachtig deelgenootschap’ typeren? Welke dingen hebben Nederlanders lief? Ik denk dat sport een goede kans zou maken. Sommigen zien sport eerder als een symbool of rituele verbeelding van wat we écht liefhebben, maar zou het niet simpeler kunnen zijn? In onze ontzuilde, geseculariseerde en pluralistische samenleving is sport een van de weinige dingen die Nederlanders nog samenbrengen. Bijna iedereen doet eraan, praat erover, kijkt ernaar. Velen leven naar grote toernooien toe, en juichen als ‘we’ gewonnen hebben. Het maatschappelijk belang van sport is nauwelijks te overschatten. Het is, denk ik, niet overdreven om te stellen dat sport – zeker topsport – zo ongeveer de plek inneemt van de Kerk in de middeleeuwen: een enorme symbolische kracht, een bezielend verband om de samenleving, en haast onschendbaar voor morele kritiek. Want ook dat heeft de sport gemeen met religie indertijd: in elke kroeg werd gemopperd over geestelijken (de bondscoaches van toen), maar dat kon prima samengaan met een enorme mobiliserende kracht en een groot vermogen tot bezieling. Evenals toen het geval was met religie, is sport nu een staatszaak. We hebben er zelfs een ministerie voor. Een premier die zegt dat hij ‘zonder geloof niet kan functioneren’ (Balkenende, weet u nog?) krijgt de wind van voren, maar een overheidspersoon die uit de doeken doet hoe idolaat hij is van Feyenoord is er één van ons.3
Evenals in de middeleeuwen het geval was met religie, is sport nu een staatszaak
Nederlanders zijn dus ‘bijeengebracht door een eendrachtig deelgenootschap in liefde voor sport’. Laat ik, bij wijze van disclaimer, hier mijzelf nadrukkelijk onder scharen. Theologen roepen al snel de verdenking op te behoren tot het bleekneuzige deel van de natie, die hun pappige spieren slechts prikkelen door wekelijks de treden van de preekstoel te bestijgen. Preekstoelen bestijg ik zelden. Maar ik lees Voetbal International en ik kan een behoorlijk geïnformeerde boom opzetten over onze nationale Liefde. En wie dat een te talige benadering vindt (ik blijf theoloog): ik heb jaren gevoetbald, gejudood, getafeltennist en geschaakt in clubverband. Tot op de dag van heden blijven vrouw en dochters bij mij uit de buurt als ik op de bank plaatsneem voor een interland en al whatsappend met mijn uitwonende zoon de wedstrijd volg. Ik bedoel maar: ik ben Nederlander.
Mammon
Terug naar Augustinus voor de gewetensvraag die volgt uit deze sportliefde.
Wat doet dit met onze moraal? Welke deugden worden gevormd in een land waar sport zo belangrijk is dat alles ervoor wijkt? Ik herken me hier in de hartenkreet van dominee Klaas Vos, oud-sportverslaggever en verklaard Ajax-fan. Zijn sportliefde krijgt hij ‘er niet uit(gebeden)’, zegt hij.4 Maar och, wat zorgt het voor ongemakkelijke gewetensvragen. Vooral de professionalisering en de daarmee samenhangende commercialisering van de sport heeft voor hem alles verziekt. Er is inmiddels zo ontzettend veel geld gemoeid met topsport, althans met de populairste vormen ervan (voetbal, wielrennen), dat het een bron van corruptie is geworden. Het is de wederopstanding, zegt Vos, van de oude god Mammon. ‘We weten het eigenlijk allemaal al heel lang: in de topsport draait het uiteindelijk alleen maar om geld, geld en nog eens geld. Het is één dans om het gouden kalf.’5
Iets ‘religie’ noemen is zelden een compliment; maar iets ‘topsport’ noemen is altijd positief geladen
Professionele sport is net zoiets als professioneel eten of professionele seks. Het kan en het bestaat, maar het zou niet de norm moeten zijn. Tussen gezond bewegen en professionele topsport zit een breed spectrum, en ergens onderweg wordt het ongemakkelijk. Daar komen we matchfixing, doping, corruptie, slavenarbeid, misbruik en zo nog wat tegen. En hoe hoger je komt, hoe erger het wordt. Het zou logisch zijn als we als het ware ‘van onderop’ naar sport zouden kijken. Dus vanuit het belang van gezondheid, kameraadschap, dienst aan de samenleving – dat wat we ‘breedtesport’ noemen. En dan moeten meer geprofessionaliseerde en gecommercialiseerde vormen van sport maar bewijzen wat hun toegevoegde waarde is.
Het zou logisch zijn, maar zo werkt het niet. Integendeel, sport wordt alom benaderd ‘van bovenaf’: topsport is de norm waaraan de rest zich spiegelt. Dat zie je trouwens ook bij eten en seks. Gewoon eten op tafel zetten wordt steeds lastiger in een tijd van televisiekoks en Heel Holland Bakt. En wat in de slaapkamer gebeurt, schijnt ook al onderhevig aan pornoficatie. Met sport is het niet anders. Je ziet het in de taal van elke dag. Iets ‘religie’ noemen is zelden een compliment (‘klimaatreligie’). Iets ‘topsport’ noemen daarentegen is eigenlijk altijd positief geladen. ‘Het is ergens toch topsport wat wij bedrijven’, zei het ondernemersechtpaar Melles onlangs in NRC.6 Ik neem aan dat ze daarmee niet bedoelden dat zij de belasting tillen, hun personeel misbruiken, overtredingen faken, de overheid omkopen, en verboden pepmiddelen slikken.
Waar topsport de ongeschreven norm is, vreet het morele verval dat de topsport kenmerkt zich door naar de onderkant. Topsport is een morele vervuiler. Wie zich zorgen maakt dat jongeren tegenwoordig hun seksuele normen ontlenen aan de porno-industrie, zou zich nog veel meer zorgen kunnen maken over de invloed van topsport op het alledaagse leven. Hebt u zich ook zo verbaasd over de heiligverklaring van Maradona, terwijl alom bekend was dat hij vrouwen sloeg?7 Zou een publiek figuur in enige andere sector – met uitzondering van de georganiseerde misdaad – hiermee wegkomen? Hebt u zich gestoord aan de oplichterspraktijken van Suárez, die fraudeerde met zijn cursus Italiaans?8 Zo ja, hebt u erbij stilgestaan dat juist die houding – winnen ten koste van alles – als een goede eigenschap wordt gezien op het veld? Bent u ook zo argwanend tegenover gladde jongens en meisjes die in de zakenwereld of elders amoreel gedrag wegwuiven met termen als ‘topsport’ en ‘winnaarsmentaliteit’?
Bij een volk dat verenigd is in liefde voor topsport, verschuiven de prioriteiten, en het leven trivialiseert. Je kunt het een vorm van indoctrinatie noemen. Indoctrinatie is dat je je vrolijk maakt over middeleeuwers die nutteloos debatteerden over het aantal engelen op de punt van een naald (apocrief overigens), en zeer geboeid bent door jonge mensen die hun beste jaren verspillen om een paar honderdsten van een seconde harder te lopen. Indoctrinatie is dat je je woedend maakt over misstanden bij banken of in kerken, maar elke avond ademloos kijkt naar sportwedstrijden zonder je maar een moment druk te maken over zaken als matchfixing, doping, verstrengeling met foute regimes, misbruik, hersenschade9 en uitgewrongen jonge levens, die de achterkant zijn van topsport. Indoctrinatie is dat je je principieel verzet tegen subsidiëring van bijzonder onderwijs, maar het de normaalste zaak van de wereld vindt dat de overheid ieder jaar miljoenen aan topsport besteedt, of dat de zoveelste voetbalclub die niet met geld kan omgaan weer eens via schimmige constructies door plaatselijke overheden wordt gered. Indoctrinatie is dat je (terecht) een vurig voorstander bent van de scheiding van kerk en staat, maar er nooit een kritische gedachte aan wijdt waarom onze koning zo nodig naar de Olympische Spelen moet, of waarom we een minister hebben voor sport.
Indoctrinatie is dat je je verzet tegen subsidiëring van bijzonder onderwijs, maar het normaal vindt dat er miljoenen naar topsport gaan
Gezond wantrouwen
Politiek, religie en sport (de gesublimeerde oorlog) zijn de grote reidansen van de mensheid. Ze hebben een enorm symbolisch vermogen en een gigantisch mobiliserend potentieel. Ze kunnen mensen vervoeren, in extase brengen, samenbinden en boven zichzelf uittillen. Juist daarom zijn politiek en religie, althans in het Westen, ook altijd omgeven geweest met wantrouwen en kritische zin. Dat heeft geleid tot een bescheidener taakopvatting, checks-and-balances, en inperking van invloed. Volkomen terecht, wat mij betreft. Alleen bij sport is dat nog veel te weinig gebeurd. Als sportliefhebber denk ik dat scheiding van sport en staat goed zou zijn. Dat geldt nationaal én internationaal. Grote sportbonden (IOC, FIFA, enzovoort) zijn nog veel te veel staten op zichzelf die aan nationale en lokale overheden hun eigen regels kunnen opleggen bij het organiseren van toernooien. Laten we naar sport kijken als naar religie of politiek: het is te belangrijk en te mooi om het af te schaffen (als dat al zou kunnen), maar gezond wantrouwen kan geen kwaad – vooral waar het de grote instituties betreft. Op dit punt staat ons nog veel werk te doen.
Artikel in het kort:
- In onze ontzuilde, geseculariseerde en pluralistische samenleving is sport een van de weinige dingen die Nederlanders nog samenbrengen
- Topsport is zozeer gecommercialiseerd dat het een bron van corruptie is geworden
- Een volk dat verenigd is in de liefde voor topsport, wordt zonder het door te hebben geïndoctrineerd, waardoor het geen oog meer heeft voor misstanden
- Net als bij religie en politiek is gezond wantrouwen ten aanzien van sport op zijn plaats
Noten
- 1.Augustinus, De civitate Dei, XIX.24.
- 2.Idem.
- 3.Erik van Dam, ‘Bos slaapt in Feyenoord-shirt en wil “niets liever” dan commissaris worden’, Voetbalzone. nl, 30 november 2010.
- 4.Klaas Vos, ‘De sportverdwazing van dominee Klaas Vos’, Trouw, 4 juni 2016.
- 5.Vos 2016.
- 6.Rolinde Hoorntje, ‘“Het is ergens toch topsport, wat wij bedrijven”’, NRC, 4 september 2020.
- 7.Carolina Trujillo, ‘De rug van Paula’, NRC, 4 december 2020.
- 8.NOS Voetbal, ‘Suárez fraudeert bij Italiaanse taaltoets: “Het is bijna lachwekkend, toch?”’, nos.nl, 23 september 2020.
- 9.Bram Endedijk en Enzo van Steenbergen, ‘Risico’s van hersenschade door sport genegeerd’, NRC, 23 oktober 2020.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.