Uit de praktijk: WALHALLAb zorgt voor nieuwe jeugdzorg
Samenvatting
De jeugdzorg is een bureaucratisch complex geworden, waarin jongeren zelf niet meer centraal staan. Hoe het anders kan, leert WALHALLAb in Zutphen, waar niet de protocollen maar de jongeren belangrijk zijn. ‘We dagen uit. We voeden op. We stellen grenzen. En bieden ongekende, innovatieve ontwikkelruimte.’
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat minder jongeren gebruikmaken van de formele zorgsystemen? Dat is een van de vragen die in deze CDV centraal staan. Ik vermoed dat bij WALHALLAb in Zutphen een deel van het antwoord te vinden is, en ga op bezoek. Maar wat is het gebouw aan de Waterstraat precies? Een school? Jeugdzorg? Een leerwerkplaats?
We geven aandacht, ruimte en begrenzing. Simpel zat
‘Geen van alle. We zijn WALHALLAb; wen maar aan die naam’, zegt Marco Mout, oprichter en geestelijk vader ervan, als hij mij na een hartelijke ontvangst rondleidt in het prachtige gebouw. Ik zie vrolijke toiletten (‘plee-stations’), een muzikale chillroom, verschillende vrolijk vormgegeven werkplaatsen, kunst- en computerruimtes – allemaal plekken die door de jongeren zelf zijn ingericht en voorzien zijn van indrukwekkende machinerieën. Gewerkt wordt volgens de meester-gezelmethode die Mout in de voorgaande jaren perfectioneerde. Leerlingen leren ‘een eigen meester te zoeken om hun iets te leren wat ze zelf graag willen weten, of om hun kennis bij te brengen die ze nodig hebben’. Kennis komt immers niet vanzelf naar je toe.
WALHALLAb werd onder meer bekend door jongeren die landelijk opvielen door hun specifieke talent en door de effectieve aanpak van de thuiszittersproblematiek. Iedereen vanaf 6 jaar kan er terecht, met of zonder ‘etiket’. ‘Wij zien hoe dan ook geen probleemjongeren. Alleen al deze etikettering en stigmatisering vormen een kwalijke neiging die meer kwaad dan goed doet’, aldus Mout. ‘Wij beginnen ermee dat we goed kijken naar wat kinderen nodig hebben. We geven aandacht, ruimte en begrenzing. Simpel zat.’
Foto: WALHALLab door Ryan Jansen en Sven Janssen
Ik vertel Marco dat WALHALLAb mij erg aanspreekt, omdat het initiatief wars is van de hokjesgeest waarin we mensen vastzetten, beklemmen en beperken. Vanwege een lichte motorische beperking die mij algauw als niet normaal bestempelde en de kleuterschooltijd voor mij ingewikkeld maakte, waren de opgetrommelde deskundigen het er snel over eens dat ik naar de lomschool zou moeten.1
Gelukkig zagen mijn ouders in dat die overgang desastreus zou zijn en is deze uiteindelijk niet doorgegaan. Als het aan de deskundigen had gelegen, was ik niet naar de lagere school gegaan! En was ik ongetwijfeld niet afgestudeerd in economie en filosofie, of als niet-journalist redactiesecretaris van CDV geworden.
Hokjesgeest
WALHALLAb doorbreekt alle hokjes. Het is van alles wat, en daardoor niet goed te plaatsen. Dat levert ook ongemak op.
‘Dat ongemak is interessant en tegelijk een spiegel. Hoe komt het toch dat wij zo rigide denken over talenten van anderen? Je eigen lomschoolverhaal is daar een voorbeeld van, en ik kan talloze verhalen vertellen over jongeren hier die simpelweg niet gezien worden in hun kwaliteiten.’
‘Zelf heb ik jarenlang in de media gewerkt zonder al te specifieke mediaopleiding. Ik leerde vooral van de “meesters” om mij heen en stond aan de wieg van onder andere RTV West, een regionale omroep in Zuid-Holland. Ik heb in die tijd, toen Bram Peper nog burgemeester van Rotterdam was, ook al projecten voor jeugd gedaan.’
‘Ik ben acht jaar lang regisseur-producent geweest op het North Sea Jazz Festival en heb alles gedaan wat ik leuk vond, zoals regisseren, produceren, presenteren. Ik heb altijd gezegd: “Na tien jaar stop ik en ga ik die wereld uit.” Dat egowereldje was leuk voor een bepaalde tijd, maar voor mij niet zaligmakend voor de rest van mijn leven.’
Wat dan wel?
‘Als jonge jongen had ik al het gevoel dat ik iets anders moest doen met mijn leven. Een economieleraar zei tegen mij: “Je bent creatief, maar je moet ook proberen dat op een of andere manier productief te maken.” Een idee heeft waarde; daar had ik nog nooit bij stilgestaan. Waarde was voor mij fabrieksmatig werk; dat zijn dingen, producten. Dat een visie óók waarde heeft, werd me toen ineens duidelijk.’
Hoe komt het dat wij zo rigide denken over talenten van anderen?
‘Ik wil dingen doen die ik zinnig vind. Die mediatijd was leuk en leerzaam voor een tijdje, maar ik wilde ook rond de wereld fietsen. Als jonge scholier op weg naar school in Rotterdam werd ik ingehaald door een wielrenner die tegen mij zei: “Jij kunt hard fietsen. Volgens mij kun jij de wereld rond trappen.” Ik dacht: “Zou dat waar zijn? Er zijn toch niet overal fietspaden?” Die zijn er inderdaad niet overal, maar ze zijn ook niet per se nodig om toch per fiets over de wereld te kunnen gaan. Een leuke metafoor: het is onze manier van denken die ons in de weg zit. Uiteindelijk heb ik alles verkocht, op wat kunst en wat persoonlijke dingen na, en ben ik gaan fietsen. Ik heb er tweeënhalf jaar over gedaan.’
‘Collega’s vroegen indertijd: “Weet je wel wat je opgeeft?” Dat wist ik dondersgoed: zekerheid. Waarom ik het deed? Ik denk dat je af en toe jezelf moet opschudden. Op een dag kwam ik in een klein dorpje aan de kust in Nieuw-Zeeland terecht. Schoolkinderen vroegen waar ik vandaan kwam. Ik zei: “Ga maar een gat graven door de wereld, en waar je weer naar buiten komt, daar kom ik vandaan.” Hun docent vroeg: “Wilt u op onze school morgen iets vertellen over uw reis?” Ik ging op die uitnodiging in, maar ’s avonds in mijn tentje bij het schoolplein vroeg ik mezelf af wat ik die kinderen ging vertellen. Over de oorlogszuchtige Taliban in Afghanistan waar ik geweest was? Nee, dat is geen goed verhaal voor kleine kinderen. Over mijn bijna-doodervaringen in Tibet? Idem dito. Mijn tijd in Florence dan maar, toen ik in de leer was bij een beeldhouwer?’
‘Die avond heb ik mijn hele verhaal netjes in hokjes ingedeeld en toegesneden op de verschillende groepen, en daar was ik nog behoorlijk trots op ook. Die ochtend kwam ik de school binnen in een grote hal, waar alle kinderen mij al nieuwsgierig aankeken. “Waar zijn jullie klassen?” vroeg ik. Bleken ze geen klassen te hebben! Ik kreeg te horen: “Alle leeftijden zitten hier door én naast elkaar. Er kan een 8-jarige naast een 16-jarige zitten.” Mijn hele voorbereiding viel in duigen. Toen heb ik het verhaal in één keer verteld, met alles erop en eraan. Je kon een speld horen vallen. Ik kreeg allerlei vragen, en er was veel enthousiasme. Iemand vroeg: “Meneer, kan ik dat ook?” En ik antwoordde: “Dat denk ik wel. Je hebt sterke benen volgens mij.”’
‘Na afloop van het gesprek praatte ik na met de hoofdonderwijzer en de zes leraren die de klas rondliepen en zei: “Ik heb zoiets nog nooit gezien.” “Nee, gek hè?” antwoordde de hoofdonderwijzer. En ik begreep gelijk wat hij bedoelde. Ineens zag ik wat ik zelf bij het onderwijs nooit begrepen heb: waarom zitten dezelfde leeftijden bij elkaar? Je leert dan niets van oudere of jongere kinderen. Waarom zitten we per doelgroep bij elkaar in gesloten bubbels? En hij zei nog iets essentieels: “Er wordt hier niet gepest. Kinderen corrigeren elkaar als ze over de schreef gaan.” Wat mij het meest bijbleef, was de relaxte open sfeer die er hing, wat jij net ook in het WALHALLAb signaleerde. Altijd als ik hier ben, zie ik die hoofdonderwijzer nog staan.’
Je dacht toen: ‘Dat wil ik ook.’?
‘Niet echt. Vrienden zeiden vroeger dat ik leraar moest worden, maar dat zat helemaal niet in mijn systeem. Sterker nog: ik moest daar niet aan dénken, afgaande op wat ik van school zag. Maar het was wel wat ik deed in Nieuw-Zeeland. “Our guest is going to educate us”, had de hoofdonderwijzer de leerlingen verteld, toen hij mijn introduceerde – net zoals jij mij net iets leerde door jouw verhaal over de lomschool te vertellen.’
‘Toch beschouw ik mijzelf niet als een onderwijsvernieuwer. Ik spreek vaak op symposia, waar ik dan als zodanig gepresenteerd word, maar dat wil ik niet. Het onderwijs moet zichzelf met open geest verbeteren. Ik ben druk genoeg met de opbouw en uitbreiding van mijn visie en missie in de vorm van WALHALLAb.’
Waarom zitten we per doelgroep bij elkaar in gesloten bubbels?
Hoe is het dan wel gegaan?
‘Puur toevallig ben ik in 2004 in de prachtige torenstad Zutphen terechtgekomen. Ik zag een toren staan buiten het centrum, de Kruittoren uit 1328. Ik wist het direct: die wordt van mij! Ik kwam terecht in een veertiende-eeuws monument vol Harry Potterachtige elementen: spinrag, dode vleermuizen, verschillende verdiepingen en spannende ruimtes. Het bleek de opmaat voor een moeizaam project van tien jaar in deze ijskoude toren. Uiteindelijk kreeg ik in 2014 een vergunning voor een wc, een rioolaansluiting, een houtkachel en een keukentje. Inmiddels hadden we al wel onze eerste successen met eigenwijs jongerenwerk geboekt, zoals de eerste jongeren weer op de been geholpen, van de drugs gehaald en met een aantal supertalenten de media gehaald, van de Volkskrant tot De Wereld Draait Door. De toenmalige burgemeester complimenteerde de jongeren dat ze de stad op een goede manier aan het promoten waren. Hij had werkelijk geen idee wat voor moeizaam gevecht ik aan het leveren was voor een toiletje en een kachel voor die jongeren.’
Wat was de trigger om er al die jaren toch mee door te gaan?
‘Dat was een gebeurtenis in 2007. Een moeder uit Arnhem-Zuid had gehoord dat ik en mijn medewerkers ruimte aan jongeren boden. Ze had een zoon van 17, was zelf verwikkeld in een vechtscheiding, en vertelde dat haar zoon niet meer naar school ging en de hele dag op de bank lag te blowen of zat te gamen. Haar vraag was of hij bij mij terechtkon. Ik dacht in eerste instantie: “Dat ga ik niet doen”, en zei dat ook, maar haar verhaal liet me niet los. Hoe is het mogelijk dat er zoveel van die jongens blowend thuiszitten, en dat we dat nog normaal vinden ook? Ik heb haar teruggebeld, en zei tegen haar: “Hij is gelijk morgen welkom, om 8.00 uur in Zutphen.” “Dat zal moeilijk worden,” zei ze, “want hij komt normaal nooit voor 12.00 uur zijn bed uit.” Maar de volgende dag om 8.00 uur stond hij er. “Ik moet van mijn moeder”, zei hij nog. En ik lachte wat, om hem uit te dagen: “17 jaar, en dan nog klakkeloos doen wat je moeder zegt?”’
‘We raakten in gesprek. Toen ik vroeg wat hij echt graag wilde doen in zijn leven, vertelde hij me dat hij een taiko wilde bouwen. Ik wist niet eens wat dat was, maar zei: “Goed plan!” Uiteindelijk is hij zes maanden bezig geweest om een waanzinnige Japanse trom te bouwen – want dat is een taiko – uit een enorme boomstam. Ik dacht dat dat zo hoorde. Totdat de beroemde Japanse taikodrumgroep Dadadadan Tenko uit Osaka naar Europa kwam. Een bevriend theaterdirecteur belde om ons een vrijkaartje te geven, want hij had het verhaal van de taikobouwer gelezen in de krant. Maar ik wilde meer: ik wilde dat de taiko van die jongen op het podium zou komen te staan; de Japanners moesten het instrument zelf zien. Zij belden mij vervolgens direct: zo’n instrument uit één stuk hadden ze nog nooit gezien. Normaal wordt de taiko namelijk in stukken opgebouwd, net als een eiken vat. De jongen heeft die avond in het theater met de groep mogen optreden. Hij zat nietsvermoedend in de zaal, toen hij plotseling naar voren werd geroepen door de leider van de band. Daarna is hij zes maanden mee geweest op tournee in Japan, en is nu leraar op een vrije school in Leiden.’
‘Die jongen met zijn taiko – dat was het moment dat ik dacht: “Nu ga ik het aanpakken.” Ik had gezien dat mijn aanpak iets kon bereiken. Het ging eigenlijk heel simpel, met aandacht, ruimte en ook begrenzing. Dat is geen raketwetenschap, eerder nuchter denken. Je moet duidelijk laten weten dat je kennis hebt. De moeder van de taikobouwer zegt nu: “Japan was het keerpunt. Ik heb mijn zoon terug.” De afgelopen vier, vijf jaar dat WALHALLAb is gegroeid, heb ik honderden ouders dat horen zeggen: “Ik heb mijn kind terug.”’
De zorgindustrie
Waar zijn ze hun kinderen dan precies in kwijtgeraakt?
‘Mensen vinden dit niet fijn om te horen, maar we hebben met zijn allen een enorme zorgindustrie opgebouwd, ook in de jeugdzorg. Ik denk dat iemand die niet in die wereld zit, dat het best kan zien.’
‘Neem de thuiszittersproblematiek. Op een studiedag hierover met al die bureaus die hier dure programma’s en “trajecten” voor hebben, kreeg ik van de ene na de andere bedrijfsdirecteur en zorgmanager te horen dat ze vanaf de intake wel twee tot drie jaar bezig waren om de jongeren weer naar school te krijgen. Ik wist niet wat ik hoorde, en dacht: “Bij ons is dat zes maanden, maximaal”, en het volgende moment dacht ik: “Dit is big business.” Nog een voorbeeld. Op een spreekbeurt voor mensen uit de jeugdzorg was mijn eerste vraag: “Wie vindt dat de jeugdzorg anders moet, met minder protocollen, managementlagen, pappen en nathouden, valse handelingsverlegenheid, enzovoort?” Alle aanwezigen staken hun vingers op. Maar toen ik vroeg wie bereid was zijn baan te verliezen, bleef het stil. We moeten stoppen met al die trainingen, dat geregel en die ellenlange zorgtrajecten. Aandacht, ruimte en grenzen: meer heb je in de regel niet nodig. Neem nu anorexia; daar staat een omvangrijke hulpindustrie voor klaar. En dan moet je eens kijken wat wij bij WALHALLAb met deze jongeren doen. Als ze ons eerder hadden ontdekt, hadden ze nooit een eetstoornis gekregen, zeggen ze. Omdat ze gewoon aandacht en tijd kregen. Een moeder van wie de dochter door suïcide om het leven is gekomen, zei me: “Mijn dochter was een creatief meisje, ze was gevoelig. Ze had geen eetstoornis, ze kreeg alleen geen aandacht.” Zoiets raakt me enorm. Ik denk echt dat we door heel veel etiketten en bijpassende behandelmethoden veel meer kapotmaken dan ons lief is.’
‘Ook bij autisten zie ik vaak dat de diagnose en de bijpassende aanpak hen eerder bevestigen in hun problemen dan dat ze ervan verlost worden. Natuurlijk blijf je autist, maar leer er goed mee omgaan. Zoiets mag ik niet zeggen, omdat ik zogenaamd niet deskundig zou zijn, maar hoe kan het dan dat wij bij WALHALLAb zoveel jongeren ontvangen die juist in het onderwijs en in de jeugdhulp zijn vastgelopen en met wie de zelfverklaarde deskundigen geen raad meer weten?’
We hebben met zijn allen een enorme zorgindustrie opgebouwd, ook in de jeugdzorg
Geen roepende in de woestijn
Krijg je voldoende gehoor met je analyse?
‘Ik voel me absoluut geen roepende in de woestijn, want ik krijg steeds meer medestanders; we werken nauw samen met scholen, leerplicht en ondernemers. Het is niet voor niets dat we met partners als Stichting Beroepseer en FNV Zorg & Welzijn de denktank Jeugdsprong hebben opgericht. In de jeugdzorg werken mensen die zich met hart en ziel voor de kinderen willen inzetten, maar de manier waarop we het georganiseerd hebben is waanzinnig. Er is een tachtig procent verkeerde aanpak ontwikkeld rond jeugd. Hoe kun je anders verklaren dat wij zoveel jongeren hier krijgen die door de jeugdzorg of het onderwijs werden losgelaten? Ze zeggen: “Ik ben een probleemjongere.” Dat doen we onze jongeren aan. Veel kinderen die hier komen zeggen: “Ik ben bij de psycholoog geweest, dus er is iets mis met mij.” Dat doen wij onze kinderen aan. Tegen de tijd dat ze bij ons komen, hebben ze dat al van tal van deskundigen gehoord, want tegenwoordig moeten de jongeren (nota bene veelal aangeduid als ‘zorgcliënten’) bij alle zorgoverleggen zitten. Wij doorbreken dat benauwde handelen door jongeren van alle achtergronden door elkaar te laten werken en leren en lol hebben.’
Wij problematiseren jongeren niet, maar bemoedigen, stimuleren, dagen uit
‘Ik heb ook fantastische steun gehad, bijvoorbeeld van Hans de Boer van VNONCW, die ik sprak in het Paleis op de Dam op een bijeenkomst met onder meer de koning en staatssecretaris Paul Blokhuis. Hij wist dat wij bij WALHALLAb anders kijken naar jongeren; we problematiseren niet, maar bemoedigen, stimuleren, dagen uit. Ik vroeg hem steun, bedrijven met spullen en ambassadeurs. De volgende dag had hij zijn halve netwerk aan mij doorgegeven. Zijn onverwachte overlijden, afgelopen januari, voelde als een persoonlijk verlies.’
Wat wil je bereiken?
‘Een WALHALLAb in elke stad. We trainen nu diverse lokale start-upteams. Er is veel interesse, ook uit België en Duitsland. We willen het goed doen: een WALHALLAb start je niet zomaar. Het vereist een nieuwe, ondernemende manier van denken en doen. We zoeken de zakelijke creatieven en de gevoelige doorpakkers. Mensen met aandacht voor jeugd én met vakkennis.’
Foto: WALHALLab door Ryan Jansen en Sven Janssen. Jongeren aan het werk met Marco Mout
Hoe kan iemand hier binnenkomen?
‘Iedereen is sowieso welkom, of je nu thuiszitter bent, autist, een uitvaller of gewoon een ontzettend creatieve of technische vwo’er. Onze inkomsten komen uit eigen projecten, lesgelden, workshops, trainingen voor mensen uit het onderwijs, de jeugdzorg, de politiek en het bedrijfsleven. We krijgen geoormerkte subsidies voor thuiszitters en werken nu aan diverse projecten op het gebied van de maatschappelijke diensttijd (MDT). Dat ondernemende straalt ook af op de jongeren. Wij verduurzamen samen met onze teams en leerlingen basisscholen in het project SchoolSparen. Erg leuk om op deze scholen de scholieren actief te laten meehelpen met die verduurzaming, en we promoten ook nog eens techniek en vakkennis. In korte tijd hebben we zo met veel lol acht scholen verduurzaamd, met steun van elektrotechnische groothandel Koninklijke Oosterberg. Omdat we een groot arsenaal aan machines en materialen nodig hebben, is ons supporters- en sponsornetwerk erg belangrijk. Er komt geen cent voor (techniek)onderwijs onze kant op, dus moeten we … ondernemend zijn. Dat lukt soms goed, soms wat minder. Maar zo is onze maatschappij: dit past in dat hokje en dat past niet in dit hokje. Jammer, maar gelukkig zie ik bij de relevante ministeries en diverse politici veranderingen: ze steunen “doen wat werkt”.’
‘Dat ondernemende maakt het hier leuk. Alles wat je nodig hebt zijn een stel creatieve meesters, medewerking van installatiebedrijven, en een aantal veel te dure energieverslindende gebouwen om mee aan de slag te kunnen. Twintig kinderen van de ene school gaan mee naar de volgende school om te vertellen hoe het werkt. Zij wekken het enthousiasme van leerlingen van andere scholen en zorgen ervoor dat steeds meer kinderen gaan meedoen.’
Wat valt je verder op als je naar de jeugdzorg kijkt?
‘De schrikbarende hoeveelheid vechtscheidingen. En wat men ook zegt: de kinderen zijn de dupe. Een moeder belt en zegt dat het met haar 12-jarige zoon niet goed gaat op school. Hij kan zich slecht concentreren en is niet op zijn gemak. Thuis was er volgens haar niets aan de hand. “Nou ja, wel een scheiding, maar dat is al vijf jaar geleden.” Dan weet ik eigenlijk al genoeg. Dat werkt zo niet bij kinderen. Het was een mega-vechtscheiding. Wij gaven aan dat we wel met hun zoon aan de slag wilden, maar niet zonder met beide ouders tegelijk gepraat te hebben. Wilden ze niet, omdat ze niet meer met elkaar wilden praten. “Dan hebben jullie dikke pech”, zei assistent Joost. Zij hadden tot nog toe de hele jeugdzorg weten te omzeilen, omdat ze niet met elkaar in gesprek wilden. Niemand kon dat afdwingen, vanwege de privacy die we zo extreem belangrijk vinden. Het bleef maar dooretteren. “Jullie komen samen, en wel nu”, zei Joost. En ze kwamen.’
Niemand durft door te pakken, maar wij gaan niet om de hete brij heen draaien
‘Ze zaten hier aan tafel, zo ver mogelijk van elkaar vandaan. De een keek naar links, de ander keek naar rechts. “Draai je stoel eens om,” zei Joost, “en kijk elkaar aan. Stelletje kinderen!” Dat zei hij, met zijn 23 jaar! “Heb ruzie over van alles en nog wat – over je koelkast, je auto, je tuin – maar niet over de opvoeding en de toekomst van jullie kind. Als je met je vriendin in bed ligt, en je zoon aan zijn lot overlaat, ben je een slechte vader. En als door de week je zoon bij jou is zonder dat je grenzen en regels stelt, dan ben je een slechte moeder.”’
‘Hoe vaak wij dit soort gesprekken niet moeten voeren … dat wil je niet weten. Al die ouders zeggen dat het voor het eerst is dat dit tegen hen gezegd wordt. Ze zitten in loopgraven waar ze door de zorg nog eens in worden bestendigd ook. Niemand durft door te pakken. Maar wij gaan niet om de hete brij heen draaien. De sleutel van al die gesprekken? We pakken de ouders wél aan. Anders lukt het niet.’
‘Wij kijken hier naar het kind. Als ik een organisatie hoor beweren dat ze het kind centraal zetten en ze lossen een vechtscheiding niet op, dan weet ik genoeg. Hetzelfde geldt voor scholen die heel veel uitvallers hebben.’
Waar het protocol begint, stopt het nadenken
Wat is jullie geheim?
‘Als je wilt kunnen doen wat wij doen, moet je bevrijd zijn van protocollen. Een van onze gedragsdeskundigen werkt vier dagen per week bij een grote zorginstelling. Zij werkt hier één dag in de week vrijwillig, omdat dat energie geeft. Niet op een strak kantoor, maar in deze gekke, creatieve omgeving. Ik zeg altijd: “Waar het protocol begint, stopt het nadenken.” Steeds meer organisaties in de jeugdzorg zien trouwens zelf ook dat een andere werkwijze nodig is. Maar hoe die eruit moet zien?’
‘Ook scholen en gemeenten wijzen inmiddels jeugdigen actief door naar WALHALLAb, want hier kunnen ze direct aan de slag; ze komen hier niet op een wachtlijst of in een ellenlang traject terecht. We laten de jongeren voelen dat ze keihard nodig zijn, en dat werkt direct.’
‘Er is in Nederland een zorgsysteem gecreëerd met twee gezichten: Dr Jekyll en Mr Hyde, dat idee. Aan de buitenkant is er een mooi zorgsysteem waar mensen een forse boterham aan verdienen, maar de werkelijkheid daarachter is dat er tal van kinderen tussen de wal en het schip vallen en niet meer in de jeugdzorg terechtkunnen omdat ze te lastig zouden zijn. Dat moeten we echt niet willen. Wij bij WALHALLAb doen er wat aan!’
Artikel in het kort:
- WALHALLAb biedt jongeren een creatieve en innovatieve leerplek op basis van een meester-gezelrelatie
- Anders kijken naar jongeren is cruciaal; men moet niet problematiseren, maar bemoedigen, stimuleren, uitdagen
- De jeugdzorg moet anders, met minder protocollen, managementlagen, pappen en nathouden en valse handelingsverlegenheid
- Tal van kinderen vallen tussen de wal en het schip: zij kunnen niet meer in de jeugdzorg terecht omdat ze te lastig zouden zijn
Noot
- 1.School voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (lom). In 1998 zijn de lomscholen met de mlk-scholen (voor moeilijk lerende kinderen) samengevoegd in het speciaal basisonderwijs.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.