‘De partijtop had geen piepertje liefde voor ons’
Samenvatting
Het CDA heeft als brede volkspartij te maken met een divers geluid in de achterban. Dit kan soms als dissident gedrag worden ervaren. Een blik in de geschiedenis van het comité CDA’ers tegen plaatsing laat zien dat dergelijk ‘dissident’ of kritisch geluid door de partijtop niet altijd op prijs wordt gesteld. Oprechte belangstelling van politici, tot aan toenmalig premier Lubbers toe, kan de officiële tegenwerking vanuit de partij zelf niet verhullen. Terwijl het motto beter kan zijn: geef de vlerken ruimte!
Zes grote multomappen zijn het. Boordevol flyers, pamfletten, krantenartikelen en notulen van vergaderingen. Vorig jaar zomer werden de mappen op het CDA-bureau afgeleverd. Het bleek het keurig bijgehouden archief te zijn van het comité Christen Democraten voor Ontspanning en Wapenbeheersing (CDOW). Maar dat was de naam die het pas later kreeg. Het comité stond beter bekend als CDA’ers tegen plaatsing, dat wil zeggen: plaatsing van kruisraketten. En met dat woord zijn we meteen terug in de late jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig. Het woord ‘kruisraket’ doet menig christendemocraat nog steeds huiveren. De polarisatie over dit kernwapen liep dwars door de samenleving heen, en ook door het CDA. Het leverde geregeld politieke spanning op, en ongemak bij de top.
NAVO-dubbelbesluit
Het was de tijd van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), met zijn leus ‘Help de kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland’. Kristallisatiepunt van de vredesbeweging werd de strijd tegen de plaatsing van 48 Pershing II-kruisraketten in ons land: een nucleair wapen voor de middellange afstand. De NAVO wilde in vijf Europese landen 572 van deze middellangeafstandsraketten met kernkoppen plaatsen, als tegenwicht voor de SS-20-raketten die in de Sovjet-Unie stonden opgesteld. Tegelijkertijd zouden onderhandelingen beginnen met het Warschaupact om ze aan beide kanten van het IJzeren Gordijn te verminderen.
Toen in december 1979 in de Tweede Kamer over dit zogenoemde dubbelbesluit van de NAVO werd gesproken, spande het erom. De PvdA was tegen, de VVD voor, en in het CDA waren tien ‘loyalisten’ die er grote moeite mee hadden. In een spannend Kamerdebat ging de CDA-fractie uiteindelijk akkoord met plaatsing, maar van harte ging het niet.1
Door een coalitie met de PvdA wist het kabinet plaatsing uit te stellen, ook dankzij de massale vredesdemonstratie in Amsterdam in 1981. Maar in 1982 vormde het CDA met de VVD een nieuw kabinet, zodat er niet langer aan te ontkomen leek.
Fractievoorzitter Bert de Vries had stiekem wel sympathie voor deze gideonsbende
Oprichting comité
De achterban van het CDA had zich tot die tijd min of meer stilgehouden. Omdat een besluit in de lucht hing, wilde een groep Friese CDA’ers op de valreep proberen de eigen partijtop te bewegen toch van plaatsing af te zien. Ze werden daarin opgejut door de voorzitter van het IKV-Friesland, Aggie van der Meer. Zij stimuleerde de CDA’ers om tot actie over te gaan. Onder hen Gerard van Rijn, toen CDA-wethouder van de gemeente Leeuwarderadeel. ‘Ik wilde met een aantal medestanders nog een keer laten weten dat wij tegen plaatsing waren’, zegt hij een kleine veertig jaar later.
Op 21 maart 1984 trad het comité CDA’ers tegen plaatsing voor het eerst naar buiten. De initiatiefnemers plaatsten een grote advertentie in Trouw, ondertekend door driehonderd CDA’ers, en een kleinere in de Volkskrant. Ze riepen de fractie in de Tweede Kamer op plaatsing van kruisraketten te voorkomen. Het voornaamste argument was een passage in het Program van Uitgangspunten (artikel 18): ‘Het CDA wil niet berusten in de aanwezigheid van massale vernietigingsmiddelen, omdat deze de schepping als zodanig bedreigen en niet in overeenstemming zijn met de bestemming en de roeping van de mens.’2
De initiatiefnemers kregen 2600 adhesiebetuigingen van voornamelijk andere CDA’ers. Maar het maakte weinig indruk. Op 1 juni 1984 hakte het kabinet de knoop door: Nederland zou kruisraketten plaatsen indien de Sovjet-Unie op 1 november 1985 meer dan 378 SS-20-kernraketten zou hebben gestationeerd. Als het er minder waren, zou het kabinet afzien van plaatsing. Premier Lubbers gaf later toe dat het vooral een besluit was voor binnenlands gebruik: hij probeerde zowel voor- als tegenstanders tevreden te stellen.
De race was dus nog niet gelopen; er bleef hoop bij de CDA’ers die tegen plaatsing waren. Acht fractieleden hadden bovendien tegen het 1 junibesluit gestemd. Op 8 juni werden de adhesiebetuigingen aangeboden aan fractievoorzitter Bert de Vries. Hij had stiekem wel sympathie voor deze gideonsbende. Voor hem waren 48 kruisraketten geen must. Het atoompacifisme, zo zou hij later verklaren, vond hij een legitieme stroming binnen de partij. Daar moest ruimte voor zijn.3
Dwarsliggers
De initiatiefnemers beloofden hun 2600 sympathisanten het CDA op het punt van vrede en veiligheid ‘nauwlettend’ te blijven volgen. Het partijbestuur had in een gesprek laten weten hun activiteiten ‘zeer op prijs te stellen’, en wilde zelfs een aantal regionale bijeenkomsten organiseren over het thema. ‘Voortgaande discussie en meningsvorming’ was van groot belang, aldus het CDA-bestuur. Sterker nog: ‘Het karakter en de uitgangspunten van het CDA nopen tot een actieve inzet en betrokkenheid van de leden van de partij inzake de vraagstukken van vrede, veiligheid en wapenbeperking’, aldus een verslag van het gesprek.
De warme woorden stonden in schril contrast met de praktijk, constateert Van Rijn nu. De CDA-top reageerde op z’n zachtst gezegd ‘heel gereserveerd’. ‘Ik kreeg in die dagen een brief van een medewerker van het partijbureau waarvan de strekking was dat ik me als wethouder beter met de lokale dan met de landelijke politiek kon bemoeien.’
Het comité ging toch door, met als drijvende kracht voorzitter Janneke van Beuzekom.
Onvermoeibaar zou ze de kar trekken. ‘Een dame met idealistische beweegredenen die ze haalde uit haar christelijke geloof’, aldus oud-Kamerlid en -bewindsman Hans de Boer, die met de club sympathiseerde.
Elke maand kwam het handjevol bestuursleden van CDA’ers tegen plaatsing bijeen in het huis van Van Beuzekom in het Haagse Bezuidenhout. Een aantal burgemeesters sympathiseerde met de club, zoals Dick Corporaal, Siebold Hartkamp en Bert Smallenbroek. Een vooruitgeschoven post in de fractie was Froukje Laning-Boersema, een erkend atoompacifist. Met de andere leden in de fractie, zoals Willem de Kwaadsteniet en de Zeeuwse afgevaardigde Marten Beinema, was er veel contact.
Net als de loyalisten moest het comité spitsroeden lopen. De leden kregen van de partijtop weinig bewegingsruimte. Op partijraden en congressen mochten ze soms een ‘één-minutenpraatje’ houden, maar vaak genoeg kregen ze het woord niet omdat er volgens de partijvoorzitter geen tijd meer voor zou zijn. Het tekende hun tactische onervarenheid dat ze zich dat lieten aanleunen.
Ze waren dwarsliggers in de partij, een etiket dat een geuzennaam werd. Bij het vijfjarig bestaan gaven ze een boekje uit met die naam. Maar ze werden ook vaak genoeg zélf dwarsgezeten, zegt het lid Ali Verhoogt terugblikkend: ‘De partijtop stond het eigenlijk niet toe waarmee we bezig waren, vooral in de eerste jaren, maar ze konden het ook niet verbieden.’ Ze kregen – vonden ze zelf – veel te weinig aandacht in het partijorgaan CDActueel. Terwijl volgens eigen schatting ruim dertig procent van de CDA-leden het met hen eens was.
Partijvoorzitter Piet Bukman liet er weinig misverstanden over bestaan hoe hij tegen de kritische CDA’ers aankeek. In een gesprek met hen beet hij ze ooit toe: ‘Als jullie niet geloven dat wij ook in die richting bezig zijn, dan is daar de deur.’
Geen piepertje liefde
Het was vechten tegen de bierkaai, vertelde voorzitter Janneke van Beuzekom in 1985 aan het weekblad Hervormd Nederland. ‘Er is in de partij vrees om zich te uiten. Kamerleden zijn bang laag op de groslijst te komen. We hebben moeite genoeg om een Kamerlid te vinden als spreker op onze bijeenkomst.’ Voorzitter Piet Bukman was niet blij geweest met de advertenties van het comité in Trouw en de Volkskrant, en vroeg of ze voortaan de ‘eigen kanalen’ in de partij wilden gebruiken. ‘Je voelt dat Bukman ons initiatief niet fijn vindt en er niet voor open staat. Er is geen piepertje liefde voor ons.’4
‘Kamerleden zijn bang laag op de groslijst te komen’
Op 12 oktober 1985 organiseerde het comité in de Haagse Kloosterkerk een ‘dag van Appèl en Bezinning’ over vrede en veiligheid.
Er kwamen ruim driehonderd CDA-leden. Er werd gebeden, gezongen en er waren toespraken, van onder anderen prof. dr. J. Verkuyl, de gezaghebbende gereformeerde theoloog, die de bewapeningswedloop ‘diefstal van de armen’ noemde en hem als ‘godslastering’ veroordeelde. Oud-loyalistenleider Hans de Boer had in Trouw al gezegd hoe nodig deze bijeenkomst was. ‘Binnen het CDA heerst op het gebied van de kernwapens de rust van het kerkhof.’5
Maar dat was precies de wens van de CDA-top. Die was op 12 oktober dan ook opzichtig afwezig; alleen partijsecretaris Ries Smits was naar de kerk gekomen. Slechts drie Kamerleden waren ter plekke, te weten de al genoemde drie die met de club sympathiseerden. Ze schaarden zich achter de wens van het comité: stel het besluit op 1 november opnieuw uit.
Half november zouden Gorbatsjov en Reagan elkaar ontmoeten in Genève. Wacht af wat daar uitkomt, vond men.
De druk werd verder opgevoerd met een ludieke actie. Janneke van Beuzekom en enkele andere comitéleden timmerden als ware erfgenamen van Maarten Luther een aantal stellingen op de deur van de Ridderzaal. Niet toevallig waren het er 48, en het waren allemaal redenen om tegen de kruisraketten te zijn.
Intern werden partijleden opgeroepen om een voorkeurstem op de zes dissidente Kamerleden uit te brengen
Tegen de stroom in
Uiteindelijk viel het besluit, bijna zes jaar na het debat waarin de loyalisten ‘om’ gingen. Op 1 november 1985 stemde de meerderheid van de Kamer in met plaatsing. Toch waren er nog zes tegenstemmers in de CDA-fractie. Dat gaf het comité CDA’ers tegen plaatsing ook de moed om door te gaan, tegen de stroom in.
Opvallend was dat er vanuit het CDA-bestuur weinig interesse in de club was, maar dat behalve Tweede Kamerfractievoorzitter Bert de Vries ook partijleider Lubbers contact met de leden onderhield. Volgens de verslagen correspondeerde hij met voorzitter Van Beuzekom, maar helaas is slechts een enkele brief bewaard gebleven. Janneke van Beuzekom wenste Lubbers in 1988 veel sterkte met zijn bezoek aan Gorbatsjov, en zei te hopen ‘dat de weg die u gaat begaanbaar is en dat God achter uw reddingspogingen staat van ons bedreigde bestaan’. Het antwoord op het blauwe briefpapier van de ministerpresident is een bedankje. ‘Op het terrein van de wapenbeheersing hebben wij een uiterste poging gedaan de sovjet-autoriteiten tot konkrete tweezijdige overeenkomsten aan te sporen’, aldus de premier zelf.
Naar buiten toe hield het comité zich na het plaatsingsbesluit even stil, omdat de verkiezingen van mei 1986 er aankwamen, maar intern werden partijleden opgeroepen om een voorkeurstem op de zes dissidente Kamerleden uit te brengen. Tegelijkertijd ontstonden er contacten met geestverwanten binnen de CDU en de CVP, de voorloper van de huidige Vlaamse CD&V. Nota bene fractievoorzitter De Vries had het comité op die bewegingen gewezen. Vanaf dat moment werd jaarlijks een internationale bezinningsdag in het Duitse Königswinter georganiseerd, waar ook vertegenwoordigers van het CDJA en het CDA-Vrouwenberaad aan deelnamen.
Luis in de pels
Een opsteker voor het clubje was de komst van een prominent lid. Het was Edy Korthals Altes, een ervaren diplomaat die in de zomer van 1986 als ambassadeur in Madrid was opgestapt na een conflict met minister Hans van den Broek. In een artikel in Trouw had hij eerder openlijk kritiek geuit op de NAVO-doctrine van de afschrikking met behulp van kernwapens. De kernvraag in zijn artikel was: ‘Kan nog langer worden meegewerkt aan een dolgedraaide machine die het spookbeeld van een apocalypse steeds dichter bij brengt?’6
Hij pleitte voor een beleid dat meer gericht zou zijn op ‘wederzijdse veiligheid’, in plaats van op vernietiging.
Bij terugkeer in Nederland kwam Korthals Altes in contact met het comité. ‘Ze ontvingen mij met open armen, het was een warm bad’, zegt de nu 96-jarige Korthals Altes. Hij is bijna blind, maar leest en schrijft nog iedere dag. ‘Wij probeerden zo veel mogelijk christendemocraten ontvankelijk te maken voor onze ideeën.’
Uit het archief blijkt dat er geregeld contact was met Eerste en Tweede Kamerleden van het CDA. In al die jaren is een mooi patroon te herkennen. Vrijwel altijd begint dat met het compliment ‘goed dat jullie er zijn’, en een senator noemt ze zelfs ‘het zuurdesem binnen de partij’. Maar daarna komen de terugtrekkende bewegingen en de zakelijke argumenten waarom hun idealisme te ver doorschiet.
‘Er moeten mensen zijn die ons wakker houden’, zegt Kamerlid Ali Doelman-Pel op 15 oktober 1988. Maar: ‘U kunt zich richten op één thema, wij moeten veel dingen in de gaten houden.’ Jaap de Hoop Scheffer besmeert de boterham wel erg dik met boter: ‘Er is geen verschil in wat we willen bereiken, misschien wel verschil in de weg waarlangs en het tempo.’ En opmerkelijk voor iemand die later secretaris-generaal van de NAVO zal worden: ‘Wij zijn maar een klein land in het bondgenootschap, wij kunnen het NAVO-beleid niet veranderen.’
Naamswijziging
Dankzij het zogeheten INF-akkoord van december 1987 tussen Reagan en Gorbatsjov gaat de plaatsing van kruisraketten niet door. In CDA-actueel reageert Janneke van Beuzekom: ‘Dat de kruisraketten niet zijn geplaatst, betekent dat als veel mensen tegen een kolos duwen, hij toch in beweging komt.’7 De euforie bij het comité over het INF-akkoord is groot. Maar dat betekent niet het einde van zijn activiteiten. De strijd richt zich vanaf dat moment op verwijdering van de kernwapens voor de korte afstand (tot vijfhonderd kilometer), want juist hun laagdrempeligheid kan de dreiging van oorlog vergroten, zo was de vrees. Wel verandert de naam van het comité van CDA’ers tegen plaatsing in Christen Democraten voor Ontspanning en Wapenbeheersing (CDOW).
PvdA-motie
In april 1989 hebben de ‘verontrusten’ een ‘open en eerlijk’ gesprek met Bert de Vries. Ze tekenen bezwaar aan tegen de modernisering van het zestal nucleaire taken van Nederland binnen de NAVO, zoals kernbommen onder de F-16-straaljagers. Korthals Altes was duidelijk over die modernisering: ‘Het is verlakkerij. Modernisering is van een fiets een Mercedes maken. Het is een uitholling van het INF-verdrag.’
In het gesprek is De Vries openhartig. Uit het gespreksverslag: ‘Nou ja, zegt De Vries, ik heb ze ook liever niet dan wel, maar dat kan ik niet zeggen want dan heb ik meteen een PvdA-motie aan mijn broek en daar heb ik nu niet zo’n behoefte aan.’ Voorzitter Janneke van Beuzekom was er zo kwaad over dat ze De Vries enkele dagen later een brief schreef. ‘Deze brief moge u dan ook opvatten als een protest tegen het opnieuw ondergeschikt maken van partijbeginselen aan politiek-tactische overwegingen.’
De vete bleef binnenskamers en haalde de krant niet
De vete bleef binnenskamers en haalde de krant niet. Toch had dat gemakkelijk gekund, want dit actieve groepje kreeg best wel aandacht van de media. Trouw schreef bijvoorbeeld: ‘Het knarsentanden in de top van het CDA is altijd zachtjes te horen, wanneer ze weer eens op hun “bescheiden wijze” aan de weg timmeren.’8 De krant noemde het clubje het ‘schaamlapje’ van het CDA, want het mocht dan door de CDA-top getolereerd worden, veel invloed leek het niet te hebben.
Rooie rakker
Dat klopte. Ondanks herhaaldelijke verzoeken om lid te mogen worden van de Commissie Buitenland of een daaraan verwante werkgroep als die voor Vrede en Veiligheid, vingen ze steeds bot. Jarenlang. Via de notulen in het comitéarchief is de strijd hiervoor goed te volgen. Het nam soms absurde vormen aan, en geeft een mooi inzicht in hoe de partij probeert kritische leden op afstand te houden. Het begon al met de regionale bijeenkomsten die het partijbestuur in 1984 beloofde: die zijn er tot frustratie van het comité nooit gekomen.
Partijvoorzitter Wim van Velzen en secretaris Cees Bremmer hielden de club vanaf 1987 steeds aan het lijntje over een mogelijk lidmaatschap van de Commissie Buitenland. Steeds wordt de beslissing uitgesteld. Het comité schuift Edy Korthals Altes naar voren als kandidaat, maar hij maakt weinig kans. Hij had al eens gesproken met Norbert Schmelzer, de voorzitter van de Commissie Buitenland. ‘Hij was verbaasd dat ik lid van het CDA was’, blikt Korthals Altes terug. ‘Ik dacht dat hij zou denken: Wat fijn dat ik iemand in mijn commissie kan opnemen met zo’n staat van dienst. Goed, we waren het misschien niet over alles eens, maar dat is goed voor de discussie. Dat is democratie. Het was een grote teleurstelling voor me dat hij me niet in de Buitenlandcommissie wilde.’
Uiteindelijk, na nog wat maanden smeken en soebatten, geeft de partijtop toe
Opheffen
In april 1990 krijgt het comité van partijsecretaris Bremmer het aanbod een lid af te vaardigen naar de werkgroep Mensenrechten. De club is verbijsterd. ‘In de naam van het comité zit het woord mensenrechten niet. We willen in Vrede en Veiligheid of de Buitenlandcommissie’, zegt Edy Korthals Altes blijkens het verslag. Bremmer komt daarop met een nieuw aanbod: de CDA-commissie Midden- en Oost-Europa. Uit de notulen: ‘Dat is een erkenning van ons comité, maar Janneke [van Beuzekom] wil toch vasthouden aan ons lidmaatschap van Vrede en Veiligheid. Ze zal er Bremmer (weer) over benaderen.’
Maar de secretaris is een taaie tegenstander. In plaats van het comité tegemoet te komen, vraagt hij de leden of ze dit niet willen opheffen. Uit het verslag: ‘Het zou beter zijn zich actief aan de basis op te stellen, dan zouden er wel plaatsen vrijgemaakt kunnen worden.’ Het riekt naar chantage. Het comité is furieus: ‘Juist nu zijn we aan de basis bezig. We hebben ons als comité altijd als een groepering binnen het CDA opgesteld, werkend vanuit het partijprogramma. Hoe zouden we ons als CDA-leden nog aan de basis hiermee kunnen bezighouden, als we onszelf zouden opheffen?’
Ze vinden het een ‘onbevredigende gang van zaken’. Uiteindelijk, na nog weer wat maanden smeken en soebatten, geeft de partijtop toe. Ook hier is glasnost ontstaan. Oud-ambassadeur Korthals Altes mag in de werkgroep Vrede en Veiligheid plaatsnemen. Het is dan overigens zeven jaar na de laatste massademonstratie tegen de kruisraketten (in 1983 in Den Haag), en drie jaar na het INF-akkoord. De Berlijnse Muur is zelfs al gevallen. De kleine groep verontrusten kan dan kennelijk weinig schade meer aanrichten in de partij.
Horzelfunctie
Op 22 maart 1991 is de laatste bijeenkomst van het comité en zijn sympathisanten. Kamerlid Ali Doelman-Pel schrijft een bedankbriefje aan Janneke van Beuzekom. ‘Ik waardeer je inzet zeer, met name vanwege het feit dat het wellicht wel eens moeilijk was om binnen onze partij daadwerkelijk gehoord te worden. Mijns inziens moet er echter ook voor een beweging als het CDOW binnen het CDA ruimte zijn.’
Oud-Kamerlid Jeltien Kraaijeveld-Wouters was dagvoorzitter van de bijeenkomst. ‘U is toch in de partij gebleven en heeft een specifieke deskundigheid ontwikkeld en daarmee de partij beïnvloed’, sprak ze de aanwezigen toe.
Of dat echt het geval is geweest, valt moeilijk te peilen. Ik als buitenstaander die het archief heeft doorgenomen, word getroffen door de grote betrokkenheid en de enorme inzet om te blijven doorgaan, ondanks de tegenwerking vanuit de partij. Opvallend was dat kopstukken als Lubbers en De Vries, maar ook Elco Brinkman, die De Vries als fractievoorzitter was opgevolgd, tijd vrijmaakten voor het comité. Gewone Kamerleden waren altijd bereid tot een gesprek. Maar vanuit de partijorganisatie was er inderdaad ‘geen piepertje liefde’, zoals Van Beuzekom het in 1985 uitdrukte. De leden kregen nauwelijks de ruimte om hun standpunten uit te venten, en kregen evenmin een formele rol in commissies. Het uitwisselen van ideeën – wat toch voorop hoort te staan in een democratische partij – kwam er bekaaid af.
Het CDA, zo is mijn ervaring als journalist en politicoloog, heeft altijd moeite gehad met het billijken van geluiden die ‘anders’ of ‘tegendraads’ zijn. Pluriformiteit wordt kennelijk als een gevaar voor de eenheid gezien, en niet als verrijking van de partij. Terwijl de geschiedenis van de christendemocratie laat zien dat er naast de ‘hoofdstroom’ altijd bewegingen waren die andere accenten legden en daarover in discussie wilden gaan: de christen-radicalen in de jaren zestig, de loyalisten daarna, de zogeheten ‘dissidenten’ Ad Koppejan en Kathleen Ferrier, en op dit moment Pieter Omtzigt, met zijn kritiek op de relatie overheid-burger.
Het CDA wil graag een middenpartij zijn. Vroeger werd dat gezien als laf en kleurloos, maar een midden hoeft dat niet te zijn. Een centrum heeft altijd flanken; dat kan niet anders. Hans Wiegel beweerde dat de VVD geen vleugels had, maar vlerken. De christendemocratie mag daarvan leren: geef die vlerken een beetje ruimte, zodat er een kleurrijk midden ontstaat.
Het CDA heeft altijd moeite gehad met het billijken van geluiden die ‘anders’ of ‘tegendraads’ zijn
Hoe boeiend dat kan zijn, leert alleen al de geschiedenis van het bevlogen clubje CDA’ers tegen plaatsing.
Noten
- 1.Zie voor een reconstructie van dit debat mijn artikel in Trouw: Wilfred Scholten, ‘De kruisraket liet het CDA bijna ontploffen’, Trouw, 24 september 2020. Zie https://www.trouw.nl/politiek/de-kruisraket-liet-het-cda-bijna-ontploffen~b8a3dcf1
- 2.‘CDA’ers tegen kruisraketten’, Trouw, 21 maart 1984, p. 8 (advertentie).
- 3.‘CDA-ers tegen kruisraketten verstoren “rust van het kerkhof”’, Trouw, 11 oktober 1985, p. 9.
- 4.Hervormd Nederland, 28 september 1985.
- 5.Zie noot 3.
- 6.Edy Korthals Altes, ‘Dient of bedreigt Star Wars de vrede?’, Trouw, 31 augustus 1985, p. 35.
- 7.CDA-actueel, 7 mei 1988.
- 8.Teun Lagas, ‘Schaamlapje (I)’, Trouw, 4 april 1989, p. 4 (rubriek ‘Uit het parlement’).
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.