‘De moderniteit is doodziek’
Samenvatting
De moderne, neoliberale bestuursstijl is aan zijn grenzen gekomen. Het geloof in de voortgaande rationalisering en individualisering, secularisering en egalisering van de samenleving slaat in zijn tegendeel om. Deze principes zouden ons verlichten en vooruitgang voor iedereen binnen handbereik brengen, maar dat blijkt een illusie. Een alternatieve samenlevingsordening is nodig, die meer coöperatief van aard is.
Gabriël van den Brink was tot 2016 werkzaam als hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan Tilburg University en werkt sindsdien als hoogleraar wijsbegeerte bij Centrum Èthos van de Vrije Universiteit Amsterdam. We spreken met hem over de grondslagen van de moderniteit en gemeenschapszin. Het gesprek start bij zijn analyse in Moderniteit als opgave uit 2007, en komt via zijn essay Heilige geest uit bij zijn recente boek Ruw ontwaken uit een neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent. Dit laatste werk is een ferm pleidooi voor de coöperatieve samenleving. Deze analyse is blijkens de laatste algemene politieke beschouwingen door Pieter Heerma omarmd, en sporen daarvan zijn ook in het verkiezingsprogramma van het CDA te vinden. Maar echt overtuigend is deze omarming volgens Van den Brink vooralsnog niet. Christendemocraten zouden meer rekening moeten houden met de transcendentie, en zich minder op sleeptouw moeten laten nemen door het (neo)liberale gedachtegoed. Alleen zó is echt werk te maken van coöperatieve idealen en wordt de eigen ideologische achtergrond serieus genomen.
Rookpluimen onder de motorkap
U schreef in 2007 het boek Moderniteit als opgave.1 Hoe staat het met de moderniteit?
‘Ik moet zeggen dat mijn visie hierop is veranderd. In 2007 was ik van mening dat het programma van de moderniteit als zodanig verdedigd kon en moest worden tegen conservatieve en relativistische aanvallen. Ik zag – hoe ambivalent de moderniteit in zichzelf ook is – nog veel mogelijkheden tot vooruitgang. Daarom heette dat boek ook Moderniteit als opgave: er was nog een weg te gaan en die weg leek begaanbaar. Gelijkheid kwam steeds meer in zicht; vrijheid loonde en investeren in jezelf ook. Om het met een bekende slogan van die tijd te zeggen: Let’s make things better. Sindsdien is er echter veel gebeurd. We hebben de grote economische crisis van 2008 gehad en deze is tot nu toe niet opgelost. Het kapitalisme bleef gewoon doordenderen. Dat is al een eerste verontrustend teken aan de wand. Ten tweede hebben we de klimaatcrisis. Die werd nog erger dan ze al was. De ernst daarvan begint langzaamaan door te dringen, maar met de daadwerkelijke aanpak schiet het niet op. Ten derde laten veel vormen van onvrede en populisme zien dat het geloof in een neoliberale orde aan het wegvallen is. Dat werd ruim vóór de coronacrisis al zichtbaar met de brexit, de verkiezing van Trump, de gele hesjes en de opkomst van het populisme in Nederland en de rest van Europa. Overal maakten populisten zich sterk om een aanval op de elite in te zetten, en toen kregen we daar nog eens het coronavirus.
Gabriël van den Brink Foto: Bob Bronshoff
Interview in het kort:
- De voortdurende drang om te vernieuwen heeft het zicht weggenomen op wat mensen echt belangrijk vinden, omdat ze er traditioneel aan gehecht zijn
- Dit verklaart een kloof tussen politieke leiders en de bevolking, die niet op te lossen is door de recente, onvoldoende doordachte, bekering tot een soort van socialisme
- Om het dilemma van staat en markt te overstijgen moet de christendemocratie de coöperatieve samenleving meer doordenken, en daarbij de verticale dimensie niet uit het oog verliezen
- Het is tijd voor een terugkeer van de politiek, na decennia van bestuurlijk op de winkel passen overheen. Als je mij nu vraagt: “Hoe staat het met de moderniteit?”, dan zeg ik: “De patiënt is doodziek.”’
Wat bedoelt u daarmee precies?
‘Tot eind jaren negentig was iedereen min of meer voor vernieuwing en vooruitgang. Heel Nederland was progressief; begrijpelijk, na de val van de Muur en de enorme bloei in de jaren negentig. Opvallend is dat al snel na de millenniumwisseling de steun onder de bevolking hiervoor begint te dalen. Bestuurlijk en bedrijfsmatig zijn we nog gefixeerd op vernieuwing, maar een groeiend deel van het volk wil dat niet meer. Mensen zijn eenvoudigweg aan veel zaken gehecht. Ik noem met opzet het woord “gehecht”, want strikt beschouwd gaat het vaak om iets irrationeels. Maar als dat afgepakt wordt, doet dat wel iets met je. “Traditie” was in Nederland lange tijd een verwerpelijk woord.
Er wordt, soms letterlijk, veel afgebroken. Dan krijg je tegenstand. De elites gaan onverminderd door met vernieuwen, tot en met het inrichten van genderneutrale wc’s. Want het man-vrouwverschil is een sociale constructie, nietwaar? Laten we het helemaal anders doen! Jammer voor de miljoenen mensen die aan het onderscheid tussen man en vrouw gehecht zijn. Mensen hebben het gevoel dat de vernieuwingsdrang doorschiet.
“Doe even gewoon”, zeggen ze dan.’
Wat betekenen deze observaties?
‘Politici nemen nog steeds woorden als “innovatief” en “progressief” in de mond. Het woord “moderniteit” gebruiken ze natuurlijk niet, maar wel de achterliggende beginselen, zoals rationaliteit, gelijkheid en efficiëntie. Wat betekent efficiëntie in de praktijk? Er is een coronacrisis voor nodig om ons te realiseren dat het terugbrengen van de zorg tot het meest efficiënte niveau de nodige risico’s met zich meebrengt. Het maakt ons behoorlijk kwetsbaar. We hebben daardoor gebrek aan alles wat nodig was, zoals mondkapjes, ziekenhuisbedden en goed gemotiveerde professionals. Men neemt voetstoots aan dat efficiëntie en zuinigheid een goede zaak zijn. Hoezo en voor wie is dat eigenlijk goed? Ondertussen zijn economen in één week tijd allemaal tot een soort socialisme bekeerd. Ze waren altijd tegen ingrijpen van de staat, omdat dat de werking van economische marktwetten zou belemmeren. En nu vinden ze ineens het tegenovergestelde en kunnen we eindeloos veel geld uitgeven. Ook hier openbaart zich een leemte in het denken. Er wordt amper gereflecteerd over de uitgangspunten van de moderniteit. Dat stoort mij als filosoof.’
Pogingen om van Nederland een bedrijf te maken, hebben werkend Nederland vooral chagrijnig gemaakt
Wat ziet u als u onder de motorkap van de modernisering kijkt?
‘Dan zie ik een motor die oververhit is geraakt en volkomen vastloopt. Er komen overal rookpluimen vandaan. Intussen worden de uitgangspunten van de moderniteit, waar de vlammen dus vanaf schieten, op geen enkele manier ter discussie gesteld.’
Bedoelt u dat het rationaliseringsproject niet de beloofde vooruitgang voor velen heeft gebracht?
‘Ja. Sterker nog, na dertig jaar neoliberaal bestuur zijn alle vanzelfsprekend geachte waarden welhaast in hun tegendeel omgeslagen. Ten eerste: efficiëntie, de vrucht van een steeds voortgaande rationaliseringsdrift, werd zelf irrationeel. Ten tweede: het zogeheten New Public Management, waarmee de publieke sector gemoderniseerd is, heeft het slechtste van markt en staat, namelijk zelfzucht en dwang, met elkaar verenigd. Pogingen om van Nederland een bedrijf te maken, hebben de publieke dienstverlening uitgehold en werkend Nederland vooral chagrijnig gemaakt. Dat hebben we vijftien jaar geleden “beroepszeer” genoemd. Onder deze pijnlijk treffende titel verscheen reeds in 2005 een CDV,2 maar de analyse is onverminderd actueel. De kwaal is gebleven en christendemocraten hebben haar links laten liggen. Ten derde: de inzet op economische groei bracht tal van nieuwe problemen en tekorten aan het licht.’
Moderne tekorten
Wat voor tekorten bedoelt u precies?
‘De drie krachten die de moderniteit drijven – rationaliteit, gelijkheid voor de wet en doelmatigheid – zijn alle vooruitstrevend van aard. Daarmee biedt de modernisering geen garantie voor zaken waaraan we juist gehecht zijn. Op natuurlijk, sociaal en cultureel terrein levert dat tekorten op.’
‘Allereerst het natuurlijke tekort. Onze verhouding tot de natuur is niet goed doordacht.
De natuur is binnen het vernieuwingsproject van de moderniteit object van onderzoek, een bron van exploitatie. We denken dat alle problemen door onze technologische interventies kunnen worden opgelost. Dat wordt ook wel “ingenieursdenken” genoemd. We zijn op de grenzen van dit denken gestuit. Problemen zitten anders in elkaar dan wij gedacht hebben, en kunnen niet zomaar worden opgelost. Sterker nog, de beheersingsdrift is een recept voor roofbouw geworden.’
‘Het sociale tekort gaat over gelijkheid. Gelijkheid voor de wet is uiteraard prima, maar brengt nog geen solidariteit, broederschap of gemeenschapszin voort. De gemeenschap krijgt nauwelijks vorm in een moderne samenleving. Ieder mens moet daarin namelijk eerst en vooral zichzelf vormgeven.’
‘Het derde tekort is cultureel van aard.
We zijn gehecht aan culturele tradities. We staan altijd op de schouders van anderen. Je kunt niet zomaar zeggen dat geschiedenis of cultuur overbodige ballast is, dus iets wat wij niet nodig hebben. Dat zien we in extreme vorm in Amerika. Als we niet oppassen is dat ons voorland. Maar we kunnen tweeduizend jaar geschiedenis in Europa niet zomaar bij de vuilnis zetten, en we mogen die evenmin van zwarte bladzijden zuiveren.’
‘We kunnen het continue vernieuwingsprogramma van de moderniteit niet onverkort blijven doorzetten, en zullen moeten begrijpen waar de weerstand vandaan komt. Die weerstand kan zeer onwelriekend zijn en kwalijke rechts-extreme vormen aannemen. Maar de agenda die vandaag op tafel ligt over moderniteit, diversiteit en gemeenschap vraagt om een veel fundamentelere reflectie dan er nu voorhanden is.’
Beschavingsideaal
Het kost ons veel moeite om ons onderdeel te weten van de natuur, wat in andere beschavingen niet het geval is
Waar komt u zelf op uit? ‘Dan noem ik toch beschaving. In 2004 heb ik voor de WRR een rapport geschreven met als titel Schets van een beschavingsoffensief.3 Dat kon toen niet op veel instemming rekenen. De kern van mijn gedachtegang was dat beschaving een balanskwestie is en dat we dat vergeten zijn. De moderniteit neemt radicaal afscheid van het verleden, van de gemeenschap en van de transcendente dimensie. En ze instrumentaliseert de natuur. Ook dat is typerend voor de westerse mens. Dat heeft trouwens wel iets met het christendom te maken. Het kost toch moeite om ons een onderdeel van de natuur te weten. In de agrarische sector weerspiegelt zich onze moeizame verhouding met de biologische dimensie van het bestaan. Maar dat een beschaving haar eigen bestaansvoorwaarden ondermijnt lijkt me geen goed idee. De moeilijke opgave is om een alternatief voor de neoliberale politiek te formuleren dat een antwoord op deze tekorten biedt.’
Hoe ziet een andere ordening eruit?
‘Ik wil niet gelijk naar oplossingen gaan. Het is zaak eerst te begrijpen waarom de huidige ordening niet meer voldoet. Mijn onderzoek bij Centrum Èthos richt zich precies op die vraag. Ik wil weten of de menselijke natuur zich wel verdraagt met het moderne programma. In mijn essay Heilige geest uit 2018,4 dat deels is verwerkt in Ruw ontwaken,5 ga ik voor het antwoord zo’n twee miljoen jaar terug. Ik heb me als het ware teruggetrokken in de grot van de evolutiestudies om beter te kunnen nadenken over het heden. Wat blijkt? We zijn van nature helemaal geen individuele wezens. We werken samen in een groep. Dat deden dieren al, maar mensen hebben dit tot kunst verheven. Samenwerken als het nodig is. Als er oorlog is, als de dijken breken, bij hongersnood of crisis, of bij welke andere gemeenschappelijke noodsituatie ook. Dat zit in onze natuur en gaat er ook niet zomaar uit, want dat is echt een resultaat van twee miljoen jaar geschiedenis. Juist de coöperatieve lijn is in het neoliberalisme veronachtzaamd. En dat kun je niet straffeloos doen.’
‘Volgens mij gaan de urgentste problemen over gemeenschappelijkheid, over collectiviteit, over groepsvorming, over solidariteit en broederschap. Uit die evolutiestudies blijkt – en dat inzicht is natuurlijk voor christendemocraten zeer relevant – dat wij ten diepste allemaal broeders zijn. Fratelli tutti – ik zeg het de paus maar al te graag na.6 Boeddhisten spreken van compassie, het christendom spreekt van naastenliefde, socialisten spreken van solidariteit, moslims van barmhartigheid. Het draait allemaal om hetzelfde.’
‘Dat betekent ook: je schatplichtig weten aan vorige generaties en aan anderen uit de gemeenschap aan wie je van alles en nog wat te danken hebt. Ik verzet mij tegen het cynische standpunt dat alle menselijke beweegredenen uiteindelijk teruggaan op eigenbelang.
Onze “hogere waarden” zouden slechts slimme verpakkingen van onze calculerende zelfzuchtigheid zijn.’
Ik verzet mij tegen het cynische standpunt dat alle menselijke beweegredenen uiteindelijk teruggaan op eigenbelang
Wat zou in dat perspectief uw antwoord zijn op de tekorten die u signaleert?
‘Mijn voorstel is dat we meer driedimensionaal gaan kijken: vanuit de hoogte, de breedte en de diepte. Zo moeten we weer leren de natuur niet als een object te zien, maar als een huis waarin wij al eeuwen mogen wonen en dat ons geschonken is. Rentmeesterschap heeft vooral met zo’n weidser, rijker en hoger perspectief te maken.’
‘Verder moeten we de breedte van onze cultiveringsopdracht serieuzer nemen, bijvoorbeeld in het onderwijs. In Nederland is het onderwijs in het teken gezet van individuele zelfontplooiing. We zijn allemaal unieke kinderen. Vooral geen klassikaal onderwijs, geen nadruk op discipline, geen rijtjes stampen. Maar zelfontplooiing komt pas aan het einde van de rit, als je al het nodige geleerd hebt. Het begint met het vermogen om stil te zitten en werkjes te doen die misschien niet zo leuk zijn. De tafels van 4, 6 en 7 uit het hoofd leren is er niet meer bij. Nog zoiets: inmiddels is een kwart miljoen mensen functioneel analfabeet. Ooit waren Nederlanders goed in talen, maar door de vernieuwingsdrang is dat verdwenen. Elementaire zaken moet je in stand zien te houden. Zelfs de manier van opvoeden moet steeds vernieuwd worden. Hou daar toch eens mee op!’
‘Ten slotte moeten we het punt van de solidariteit weer serieus nemen. Hoezo zelfredzaamheid en marktwerking in de zorg? Zorg gaat niet over verdienmodellen, maar over elkaar helpen in tijden van nood. Tegenover elk punt van de neoliberale agenda moet iets geplaatst worden wat in zekere zin klassiek is. Om weer in evenwicht te kunnen komen is nu vooral inzet op solidariteit en broederschap nodig. Maar stel je daar geen eeuwig en absoluut beginsel bij voor. Want dan kan ik voorspellen dat er over dertig jaar een tegenbeweging komt omdat ook broederschap verstikkend uitwerkt. Maat houden, balans houden, blijft even moeilijk als nodig.’
Dat is ook de reden waarom broederschap lang taboe is gebleven: er zijn in de geschiedenis van de Franse Revolutie moordpartijen uit voortgekomen.
‘Alle levensbeschouwingen, welke dan ook, kunnen ontaarden in moordpartijen. Zelfs het vredelievende boeddhisme, met zijn respect voor alle levende wezens. Zie ook de moordpartijen in het Oude Testament. Dit is voor christendemocraten belangrijk. Een harde geschiedenis en toch weer die God. Kunnen we daar even bij stilstaan? Kunnen we begrijpen wat transcendentie is in een wereld die niet vanzelf wil deugen? Dat vind ik nu precies de opgave van beschaving. Het CDA moet die beschavingsopdracht en daarmee ook de verticale dimensie van het bestaan veel serieuzer nemen.’
Compassie en de beperktheid van het sociale contract
Er is in 2012 geprobeerd die verticale dimensie serieus te nemen door ‘compassie’ tot kernwoord te maken in een hertaling van de beginselen van het CDA.
‘Bij die poging was ik nauw betrokken.7 Ik vond het gemak waarmee men dat toen terzijde schoof veelzeggend. Men kon er niets mee; het was zogezegd geen politiek begrip. Het werd niet als een versterking van maar als een aanval op de christendemocratische signatuur geïnterpreteerd. Ik vond dat onbegrijpelijk. Hoezo geen politiek begrip? Moet je nu eens kijken hoe de samenleving draait op compassie en onderlinge zorg. Als christendemocratische politici niet bij die motivatie weten aan te sluiten, gaan ze gewoon de boot missen. Dat geldt ook als je de spirituele dimensie daarvan niet ziet. Dan heb je op geen enkele manier verbinding met de samenleving.’
‘De teneur was indertijd: compassie is soft, een beetje lief zijn voor elkaar … Politiek ging daar niet over, vond men; het draait om macht en om de juiste verdeling van de verantwoordelijkheden. In een sociaal contract is dat onmiskenbaar belangrijk, maar het is nogal beperkt gedacht. Een sociaal contract is eerst en vooral horizontaal en komt uit het sociaalliberale taalveld. Dat wil allerminst zeggen dat het niet belangrijk is, maar het is niet de maat aller dingen. Het staat voor zorgen voor elkaar omdat je er iets voor terugkrijgt. Het is calculerend en ademt de voor-wat-hoort-watmentaliteit.’
‘De verticale dimensie zit anders in elkaar. Wat heb ik gegeven dat ik mag leven? Helemaal niets. Ik ben geboren, ik heb allerlei dingen meegekregen. Misschien dat ik later tot de conclusie kom dat ik iets daarvan wil teruggeven. Dat kan, maar dat gebeurt dan vanuit een heel andere logica.’
De beschavingsopdracht is begrijpen wat transcendentie is in een wereld die niet vanzelf wil deugen
Juist nu wordt binnen het CDA gesproken over het belang van een nieuw sociaal contract.
‘Nogmaals: ik wil daar niet schamper over doen. Ook hier is een bepaalde balans nodig, een evenwicht in verantwoordelijkheden. Bijvoorbeeld tussen verschillende groepen in de samenleving. Maar het begint fundamenteel met iets anders, namelijk met het inzicht dat sociale wederkerigheid zelf beperkt van aard is. Christendemocraten zouden moeten zeggen: het leven, de schepping, dat is ons geschonken en dat brengt als het ware kosmologische verplichtingen mee. Dat geldt voor de natuur, maar ook voor de cultuur: al die dingen waar we van leven zijn ons geschonken. Dat inzicht staat haaks op meritocratie. Want de meritocratie zegt dat het mijn eigen verdienste is, dat ik het allemaal zelf gedaan heb, dat ik het succes aan mezelf te danken heb. Natuurlijk moet je investeren in je eigen toekomst, maar als wereldbeeld voldoet het niet. Daarom zoek ik een manier van denken die daar haaks op staat. Nu hebben we daar in het publieke leven geen woorden voor. Het wordt vooral in economische termen geduid.’
U spreekt zich uit tegen het nuttigheidsdenken.
‘Inderdaad. Het utilitarisme is zeker een poging om na te gaan wat we voor elkaar betekenen, maar wel een liberale poging. Je kunt zelfs helemaal uitrekenen wat een mensenleven waard is. In mijn analyse neem ik het leven, de geschiedenis en de vitaliteit ervan als maatstaf. Ik denk dat de kernboodschap van het christendom over het leven gaat.
De boodschap van het christendom over naastenliefde en compassie heeft wortels in onze natuur. Er is geen tegenstelling tussen biologie en theologie. Ook dat zou beter doordacht moeten worden door christendemocraten. Dan valt beter uit te leggen waarom naastenliefde en broederschap nog altijd relevant zijn en de kern vormen van de coöperatieve samenleving, waar de christendemocratie naar zegt te streven.’
Werk maken van een coöperatieve samenleving
Serieus werk maken van de coöperatieve samenleving. Wat is daarvoor nodig?
‘Daar is helemaal niet zoveel voor nodig.
Je moet de coöperatieve krachten zien en erkennen dat die in de maatschappelijke realiteit allang aan het werk zijn. Allereerst moet je ondernemerschap erkennen als zo’n coöperatieve kracht, als het vermogen om initiatief te nemen en samen dingen op te pakken. Zo’n ondernemende houding is al te vinden in de middeleeuwen. Het gaat daarbij niet alleen om winst. We moeten een andere afslag nemen dan het Angelsaksische model. Ik ben niet tegen de markt, maar wel tegen een verabsolutering ervan en tegen de toepassing van haar logica op alle domeinen. Dat is met New Public Management misgegaan. De afgelopen dertig jaar heeft het slechtste van de staat, namelijk de dwang van bovenaf, zich verbonden met het slechtste van de markt, namelijk concurrentie tussen individuen. Het gaat er nu juist om de sterke kanten van de markt en de gemeenschap te combineren. Dan kom je uit op het model van vrijwillige samenwerking. De coöperatie belichaamt dat.’
Alle dingen waar we van leven zijn ons geschonken
Hoe gebeurt dat in de praktijk?
‘De coöperatie is een zelfstandige associatie van personen die vrijwillig samenwerken om hun gedeelde economische, sociale en culturele belangen te behartigen. Dit gebeurt door middel van een onderneming die zij gezamenlijk bezitten en waarover ze op democratische wijze controle uitoefenen. De coöperaties van de negentiende eeuw worden opnieuw uitgevonden. Dat gebeurt nu volop en op vernieuwende wijze, terwijl die nieuwe coöperaties tegelijkertijd een eerbiedwaardige traditie vertegenwoordigen. Collega Tine De Moor uit Utrecht heeft dat eerder naar voren gebracht. De homo cooperans, om haar woorden te gebruiken, was in Europa al eeuwenlang een normale praktijk.8 Het is belangrijk te zien hoe relevant dat vandaag de dag is. Vervolgens kun je je afvragen hoe op basis van het subsidiariteitsbeginsel de samenleving nog sterker op een dergelijke manier te ordenen is. Daarbij is het zaak te zoeken naar medestanders en er een politieke kwestie van te maken. Een hoogst relevante agenda voor christendemocraten, lijkt mij.’
Wat we nu in Nederland hebben is geen politiek, maar een vorm van bestuurlijk op de winkel passen
Dat vergt dus een heel andere stijl van politiek bedrijven.
‘Nou nee. Ik zou zeggen: dan wordt het pas weer echt politiek. Wat we nu in Nederland hebben is geen politiek, maar een vorm van bestuurlijk op de winkel passen. In feite zorgt men dat zaken niet al te zeer uit de hand lopen: vormen van adhocbeleid en crisisbeheer. Maar het is in principe vooral liberaal ingericht. Vanuit de gedachte dat we het beste land van de wereld hebben, waar niets meer fundamenteel aan veranderd hoeft te worden? Nederland is af – dat was de visie van Kok, maar ook van alle minister-presidenten sindsdien. Om met Rutte te spreken: ‘Visie hebben we niet nodig’,9 want we zijn al een heel erg gaaf land. Ik zou zeggen: al vóór de coronacrisis was duidelijk dat er wel degelijk een visioen nodig is. Of in elk geval een andere kijkrichting. Er liggen kansen voor een coöperatieve visie, en daar moet de politiek bij proberen aan te sluiten. Met name voor de christendemocratie ligt hier een enorme kans, mits ze driedimensionaal weet te kijken en dus ook de verticale dimensie serieus neemt.’
Noten
- 1.Gabriël van den Brink, Moderniteit als opgave. Een antwoord aan relativisme en conservatisme. Amsterdam: SUN, 2007.
- 2.Gabriël van den Brink, Thijs Jansen en Dorien Pessers (red.), Beroepszeer. Waarom Nederland niet goed werkt (CDV Zomer 2005). Amsterdam: Boom, 2005.
- 3.Gabriël van den Brink, Schets van een beschavingsoffensief. Over normen, normaliteit en normalisatie in Nederland (WRR-verkenning 3). Amsterdam: Amsterdam University Press, 2004.
- 4.Gabriël van den Brink, Heilige geest. Een essay over aard en wording van de menselijke natuur. Nijmegen: Valkhof Pers, 2018.
- 5.Gabriël van den Brink, Ruw ontwaken uit een neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent. Amsterdam: Prometheus, 2020.
- 6.Paus Franciscus, Fratelli tutti / Alle mensen. Over broederschap en sociale vriendschap. Vaticaanstad/ Poeldijk: Libreria Editrice Vaticana/Stg. InterKerk, 2020.
- 7.Commissie Hertaling Uitgangspunten, Nieuwe woorden, nieuwe beelden. Den Haag: CDA, januari 2012. Van den Brink trad op als adviseur van de commissie.
- 8.Tine De Moor, Homo cooperans. Instituties voor collectieve actie en de solidaire samenleving (oratie). Utrecht: Universiteit Utrecht, 2013.
- 9.Mark Rutte, vijfde H.J. Schoo-lezing, Amsterdam, 2 september 2013.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.