Pieter Beelaerts van Blokland: volbloed CHU’er én CDA’er
Samenvatting
CHU’er Pieter Beelaerts van Blokland adviseert het jarige CDA om zijn wortels serieus te nemen en zich vol overtuiging te laten leiden door de waarden van vrijheid en verantwoordelijkheid. Daarbij komt het aan op diepgang én subtiliteit. ‘De CHU was geen partij vol van getuigenis, maar zeker ook geen partij die leeg was. Laat ook het CDA geen nest bijen zijn waar de bijen vreemd zijn aan het nest.’
De 87-jarige Pieter Beelaerts van Blokland komt uit een echte CHU-familie. De Christelijk-Historische Unie, ontstaan in 1908 en definitief in het CDA opgegaan in 1980, was de politieke partij waarin zijn ouders in de hoogtijdagen van de verzuiling actief waren. De CHU was naast de katholieke KVP en de gereformeerde ARP de kleinste van de drie partijen, maar wel ook die met de constantste kiezersaantallen. In 1918 behaalde de CHU 6,6 procent van de stemmen, in 1971 was dat nog altijd 6,3 procent. De CHU was een kleine club, maar met trouwe leden, voornamelijk protestanten die lid waren van de Nederlandse Hervormde Kerk.
Zelf was Beelaerts van Blokland in de jaren zestig en zeventig achtereenvolgens burgemeester van het Zeeuwse Wolphaartsdijk, van Vianen (dat toen nog in Zuid-Holland lag) en van Amstelveen. In die periode zat hij namens de CHU in de Provinciale Staten van Zeeland en Zuid-Holland, een functie die destijds met het burgemeestersambt kon worden gecombineerd. In 1977 werd hij minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het eerste kabinet-Van Agt, waarna hij enkele maanden Kamerlid voor het CDA was, om vervolgens burgemeester van Apeldoorn en van 1985 tot 1998 commissaris van de Koningin in Utrecht te worden. Nog altijd woont hij in de statige woning in de buurt van het Utrechtse Wilhelminapark die hij kocht toen hij commissaris werd. In de hal en in de woonkamer hangen de familiewapens en schilderijen van de familie Beelaerts van Blokland. De CHU was ook de partij waarvan veel leden van adel waren.

Jonkheer Pieter A.C. Beelaerts van Blokland (1932) was o.a. minister van VROM, burgemeester van Apeldoorn en Commissaris van de Koningin in Utrecht. Precieze datum foto onbekend, omstreeks 1975. Bron: archief Spaarnestad
Hoe vanzelfsprekend was het voor u om lid te worden van de CHU?
‘Eigenlijk wisten we als kind niet anders dan van het bestaan van de CHU. Mijn vader was een echte CHU’er. Hij is burgemeester van Heerjansdam en Barendrecht geweest en voerde enthousiast de lijst aan van de CHU in de Provinciale Staten van Zuid-Holland. Mijn moeder organiseerde allerlei lezingen, waarbij de sprekers voorafgaand bij ons thuis dineerden. Bekende CHU’ers, onder wie de freule Wttewaall van Stoetwegen, kwamen vaak bij ons langs. Heel de familie was lid van de CHU, dus werd ik dat in mijn studententijd ook, maar wel met overtuiging. Het was een fijne club, die ook actief heeft bijgedragen aan het verzet tijdens de oorlog. Ik weet nog hoe mijn vader ons meteen leerde dat als een Duitser je de weg vroeg, je dan diep moest nadenken, om hem vervolgens met gedetailleerde aanwijzingen precies de verkeerde kant op te sturen; eerste afslag links en tweede rechts als het eerste rechts en tweede links was bijvoorbeeld. Wanneer die Duitser dan later verhaal kwam halen, kon je zeggen dat je hem zo precies mogelijk had willen helpen, maar dat je blijkbaar verkeerd zat. Mijn vader steunde het verzet en organiseerde bijeenkomsten, en moest als burgemeester daarom van de Duitsers weg. Zelf heeft hij geen wapens gebruikt, maar mijn broer Hans wel. Er kwamen veel onderduikers bij ons thuis, die na één nacht weer elders werden ondergebracht. Het was voor ons logisch dat je tegen de Duitse bezetting in opstand kwam.’
CHU’ers waren minder streberig, niet altijd haantje-de-voorste, terwijl een ARP’er vaak precies wist wat hij wilde
Hoe zou u de CHU waarmee u bent opgegroeid, typeren?
‘Als een open partij waar ook echt naar je geluisterd werd als je jong was. De eigen verantwoordelijkheid van elk persoon werd heel erg benadrukt, maar ook de vrijheid die er voor iedereen afzonderlijk was.’
Was het minder strak georganiseerd dan massapartijen als de KVP en de ARP?
‘Als jongen wist je dat natuurlijk niet, maar bij ons ging al wel het grapje rond dat als er een protestants clubje werd gevormd, de CHU’er nooit de voorzittersrol zou opeisen. Dat zou de ARP’er doen. Het was een grapje, maar daarin zit vaak een kern van waarheid. CHU’ers waren minder streberig, niet altijd haantje-de-voorste, terwijl een ARP’er vaak precies wist wat hij wilde en dat ook trachtte te bereiken. De gereformeerde ARP was strenger dan de hervormde CHU. Dat voelde je als jong kind al aan. De ARP straalde wilskracht uit.’
Waren CHU en ARP meer op elkaar betrokken dan op de katholieke KVP?
‘Ja. Zeker in het begin was het verschil met de KVP nog behoorlijk groot. Protestanten zochten elkaar meer op en probeerden eendrachtig te zijn. Ik weet nog – toen was ik zelf al politiek actief – dat als we in Zeeland langs een huis van een ARP-politicus kwamen, we weleens in marsroute liepen en daarbij tegen de ARP’er die er woonde zeiden: “We nemen aan dat je voor ons de deur opent.” Dat was als grap bedoeld, maar het gaf wel de saamhorigheid aan die er tussen CHU en ARP was.’
God, Nederland en Oranje
Was de CHU beginselvast? De partij stond bekend om haar leus ‘God, Nederland en Oranje’, iets wat je nu enkel nog in de rechterflank van de SGP hoort.
‘Dat was inderdaad een leus die gebezigd werd. Niet als belijdenis, maar als een soort strijdkreet die enkel op interne vergaderingen viel. Het was meer iets wat in het DNA van de partij zat dan dat we er naar buiten toe mee schermden, of dat we anderen van onze visie wilden overtuigen. De CHU wilde sowieso niet een echt godsdienstige club zijn. We stonden vanuit het protestantisme op een bepaalde manier in het leven, en waren niet de partij die fel discussieerde over een artikel in onze partijdocumenten of zo. Dat gebeurde meer bij de ARP. Ook werden politici niet gekozen omdat ze vaak naar de kerk gingen. Nee, we werden als politici gewaardeerd omdat we vanuit het protestantisme een constructieve partij vormden die bereid was compromissen te sluiten en aan het bestuur van het land bij te dragen. Daarbij stonden we open naar iedereen. Mijn vader vond bijvoorbeeld dat hij als burgemeester zijn kinderen niet naar een protestantse school met de Bijbel kon sturen. Het was onjuist om je als CHU-burgemeester af te keren van de openbare school, die vanuit de overheid werd aangestuurd.’
De CHU was op anderen gericht?
‘Heel erg. In de partij leefde de overtuiging dat je eigen club niet zaligmakend was. Een KVP’er in Limburg kon soms zonder hulp van andere partijen besturen, maar de CHU was daar vrijwel overal in het land te klein voor. Zonder samenwerking met anderen zou een CHU’er weinig klaarmaken. Maar die gerichtheid op de ander was niet alleen praktisch gemotiveerd; die houding kwam ook voort uit het protestantisme, dat aan vrijheid en verantwoordelijkheid veel waarde hecht. Daarbij hoort dat je naar de ander luistert en die persoon tot zijn of haar recht laat komen.’
Het paradoxale is dat je als kleinste partij vaak een sleutelpositie hebt
Toen het CDA geformeerd werd, was u actief als burgemeester, statenlid en later minister. Was het voor u een ideaal om als één partij verder te gaan, of eerder noodzaak, omdat de drie partijen gezamenlijk steeds minder kiezers verzamelden?
‘De teruggang in zetelaantal heeft wellicht een rol gespeeld in het wordingsproces van het CDA als geheel, maar voor mij was het ook echt een overtuiging om samen te gaan, en ik heb daar actief aan bijgedragen. Als statenlid in Zeeland en Zuid-Holland kende ik veel ARP’ers en KVP’ers omdat ik met hen moest samenwerken. In die periode heb ik me al hardgemaakt voor één gezamenlijk CDA. Ik heb zelfs in Limburg lezingen gehouden om de waarde van één CDA te benadrukken. Dat werd daar zeer gewaardeerd.’
Wat was voor u de waarde van dat ene CDA?
‘Ik vond niet dat we de kerkelijke verdeeldheid die er tussen katholieken en protestanten was, politiek mochten kopiëren. Als wij het godsdienstige in het leven belangrijk vinden, hoe konden we als gelovigen dan verdeeld optrekken? Dan draag je eraan bij dat mensen zich van God afwenden. Om die reden heb ik veel aan zending voor de totstandkoming van het CDA gedaan. Daarnaast vond ik de politieke versplintering niet werkbaar voor het bestuur van het land. Dat is gebaat bij meer vastigheid in het regeringsbeleid.’
Geen dwang
Was de wording van het CDA een moeizaam proces?
‘Niet moeizaam, maar “Wat gaat het gemakkelijk!” kon je nou ook weer niet zeggen. Het was een groeiproces. In de Staten zaten we als fracties al bij elkaar voordat dit landelijk het geval was. Hierdoor leerde je de mensen en de aard van de andere partij steeds beter kennen. Maar soms was samenwerking ook een mijnenveld, omdat er altijd mensen zijn die het specifieke van hun eigen partij erg willen benadrukken.’
Wat was en is de belangrijkste inbreng van de CHU in het CDA?
‘Het paradoxale is dat je als kleinste partij vaak een sleutelpositie hebt. De ARP wilde niet met de KVP samengaan als de CHU niet meedeed. Dat gaf ons invloed. Tegelijk zaten wij als CHU zó in elkaar dat we rekening met de ander wilden houden. Dwang was niet iets wat bij de CHU hoorde. Er was geen dwang naar anderen toe, en ook niet naar de eigen partij. Luisteren is een belangrijke kwaliteit. Natuurlijk kon je het met iemand oneens zijn en tegen diens standpunten ingaan, maar wel altijd op basis van redelijke argumenten.’
Heeft het CDA deze CHU-inbreng ter harte genomen, en is er nog iets zichtbaar van een CHU-stijl en -denken?
‘Over het algemeen vind ik dat het CDA zich goed ontwikkeld heeft, en ik denk dat de partij nu een goede afspiegeling is van datgene wat de drie partijen hebben ingebracht. Maar ik volg het ook niet allemaal meer op de voet. Het is goed dat de afzonderlijke identiteiten van CHU, KVP en ARP niet meer bovenop liggen, hoewel je het soms nog wel merkt bij een individuele politicus. Wat niet betekent dat we ons van het christelijke gedachtegoed moeten vervreemden. Laat het CDA geen nest bijen zijn waar de bijen vreemd zijn aan het nest.’
De Bijbel zit vol humor, wat ook voor een politieke partij belangrijk is
Hoe zou wat u betreft de C van het CDA inhoud moeten of kunnen krijgen?
‘Als het christendom in de naam zit, moet dat op een of andere manier tot uiting komen. Een politicus die lid is van het CDA, maar die ontkent dat God bestaat, dat is toch wel erg moeilijk, lijkt me. Tegelijk komt het hier op subtiliteit aan. Bij de CHU, en in het algemeen bij hervormden, hadden we sterk iets van: het geloof en het christendom zijn heel belangrijk voor ons, maar je mag je de interpretatie daarvan niet toe-eigenen in de zin dat jij het bij uitstek bij het rechte eind hebt. Het gaat erom Gods liefde te vinden en uit te dragen, maar dat moet je politiek niet al te zwaar aanzetten.’
Handel en wandel
Dan span je God te veel voor je politieke karretje?
‘Ja, het gaat om je handel én je wandel. Dat wandelen met God vind ik heel belangrijk. Henoch wandelde met God, staat er in de Bijbel. Dat betekent dat het niet uitgesloten is dat jij dat ook kunt. Maar je moet niet van de daken roepen hoe jij met God wandelt, laat staan hoe een ander dat zou moeten doen. Ook hier zijn vrijheid en verantwoordelijkheid heel belangrijk. Dat geldt zelfs voor de CDA-politicus die zou zeggen dat hij niet in God gelooft. Ik vind dat moeilijk, maar je kunt het niet verbieden en er wellicht toch uitkomen. Natuurlijk kan de een in de ogen van de ander heel mager wandelen met God. Maar het is goed te bedenken dat het niet om de zienswijze alleen van de ander gaat.’
Wat zou u het veertigjarige CDA willen meegeven?
‘De CHU was geen partij vol getuigenis, maar zeker ook geen partij die leeg was. Ook het CDA moet zich blijven vullen met de waarden die bij de christendemocratie horen. Vrijheid, verantwoordelijkheid, gerechtigheid, solidariteit en zeker geen dwang. Op sommige thema’s kan dat zeer teer worden, zoals bij de vraag wie er wel en niet in Nederland asiel kan krijgen. Maar we moeten dat onder ogen zien vanuit de waarden die in onze partij leidend zijn. De Bijbel staat vol met verhalen die over vrijheid gaan en waarin mensen tot hun recht komen. En hij zit vol humor, wat ook voor een politieke partij belangrijk is. Een partij als het CDA, die weet dat er meer is dan het consumptieve winkelgebeuren, zal aan die vrijheid invulling moeten geven. Niet door te preken, maar wel vol overtuiging in haar handel en in haar wandel.’
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.