Economisch inzetten op een Rijnlands model 2.0
Samenvatting
De coronacrisis is hét moment om de scheefgegroeide economische orde om te vormen naar een sociaal duurzame economie. Te midden van de grootmachten VS en China, die big business of de partij centraal stellen, is Europa de enige macht die in staat is deze taak op zich te nemen. Nederland moet daarom stoppen met zijn zuinige, op de korte termijn gerichte en daardoor doodlopende opstelling richting de EU, en vol overtuiging inzetten op een Rijnlands model 2.0. Onze kwaliteit van leven en zelfs onze overleving staan op het spel.1
In 1935 of 1936, crisisjaren, brandde het huis van Gerrit van Harten en Adriaantje Vis helemaal af, op klaarlichte dag. Zij overleefden, met al hun toen al acht of negen kinderen, de brand. Wat de oorzaak ervan precies was, zal voor altijd wel onduidelijk blijven, maar helder was dat het huis herbouwd moest worden. Het domste wat Gerrit nu kon doen, was het exact herbouwen van het oude huisje, dat eensteensmuren en een rieten dak had gehad. De kans deed zich voor iets beters te bouwen: met spouwmuren, met een pannendak, ietsje groter ook. In Ter Aar staat nog steeds het nieuwe huis dat Gerrit en Adriaantje, mijn opa en oma, indertijd bouwden.
De coronacrisis is als een plotselinge uitslaande brand in onze economie. En hoewel een indrukwekkend grootgilde van duiders al na twee dagen wist waar het allemaal door kwam – van een boze Moeder Natuur tot en met het neoliberalisme en de globalisering, en niet te vergeten een disfunctionerend Europa – lijkt het me het best om het gewoon als domme pech te zien, als een brand die niemand had voorzien. Maar je moet wel herbouwen.
Het grote risico is dat we in een kortetermijn-wederopbouwreflex schieten. Alles weer zo vlug mogelijk zoals het was; muren en dak direct weer overeind. Met zo’n reflex zouden we twee grote fouten maken, waardoor de secundaire gevolgen van de crisis weleens veel groter kunnen zijn dan de directe gevolgen nu en in de nabije jaren. Ten eerste dreigen we dan jaren, wellicht decennia te verliezen voor de broodnodige herstructurering van de economie. De noodzaak daarvan is in de afgelopen tien jaar steeds scherper op ons netvlies gekomen. Omdat een herstructurering van een economie vaak decennia kost, kunnen we het ons niet veroorloven om decennia verloren te laten gaan.
Ten tweede dreigen we met een wederopbouwreflex ook visieloos voorbij te gaan aan de grote geopolitieke veranderingen van de laatste decennia. Die staan wellicht nog niet zo scherp op ons netvlies, maar de wereld is grondig aan het veranderen.
De oude economie teert jaarlijks in op de reserves van de aarde
Zes problemen van de oude economie
Het eerste punt: na de kredietcrisis van 2008 was het aanvankelijk stil, maar in de laatste jaren is er een ware hausse op gang gekomen van kritische analyses van de huidige markteconomie. Dit betekent vaak geen massieve aanval, à la Marx, op ‘het kapitalisme’ of ‘de vrije markt’. De inzet is veeleer om de vrije markt te redden! Want de vrije markt is in principe een platform voor creativiteit en innovatie, voor individuele ontplooiing en wederzijdse dienstverlening. In coronatijd beseffen we dit eens te meer: van kappers tot restaurateurs, van sportschoolhouders tot aanbieders van vergadersoftware. Maar als we wat scherper kijken naar hoe de vlag van dit platform voor vrijheid, creativiteit en dienstbaarheid erbij hangt, ontstaat een treurig beeld dat zich al ver voor de coronacrisis aftekende. Minstens zes ingrijpende problemen kunnen worden aangewezen.
Allereerst de ecologische problematiek: de oude economie teert jaarlijks in op de reserves van de aarde, terwijl het besef inmiddels bij zeer velen is doorgedrongen dat we met (straks) tien miljard mensen deze wijze van produceren en consumeren eenvoudigweg niet kunnen volhouden.
We zullen moeten overschakelen op een circulaire economie.
Een tweede probleem betreft de immense financialisering. Net zoals we nu onze totale economie afstemmen op de beschikbare ic-capaciteit – en dit keihard wordt opgelegd –, zo worden al enkele decennia de hoofdlijnen van onze economische politiek bepaald door de financiële economie. Daarbij is dan puur het te verwachten financiële rendement het criterium, niet welvaart of welzijn in brede zin. Aandeelhouderswaarde werd het doel van ondernemingen, niet maatschappelijke waarde.
Een derde probleem, dat hier direct mee samenhangt, is de groeiende ongelijkheid. Tussen landen is de ongelijkheid afgenomen, maar binnen vrijwel alle landen nam in de afgelopen decennia de ongelijkheid fors toe. Opwaartse mobiliteit is tot stilstand gekomen. De arbeidsinkomensquote verschoof drastisch van arbeid naar kapitaal. Maar de belasting blijft wel primair uit ‘arbeid’ komen. Allerlei landen losten dit op door permanent te bezuinigen op de publieke sector.
Een vierde kernprobleem betreft de onjuistheid van prijzen. Hoe langer hoe meer wordt duidelijk dat in prijzen allerlei kosten vaak niet verwerkt zijn. Prijs en waarde blijken heel verschillende zaken. Vliegen bijvoorbeeld is structureel veel te goedkoop, en boeren krijgen al decennialang via de markt te weinig voor hun producten, waardoor ze hun grond hoe langer hoe harder moeten uitknijpen (met weer allerlei gevolgen voor het milieu).
Een vijfde probleem van de oude economie betreft de enorme machtsconcentraties van bepaalde bedrijven en sectoren die met name door het verzamelen van data in korte tijd ongekende machtsposities konden opbouwen, zonder hierover publiek verantwoording af te leggen. Hoe langer hoe meer begint door te dringen hoe absurd het is dat we onze nieuwe publieke ruimte, de digitale wereld, geheel door private partijen laten organiseren, die bovendien heel handig belasting weten te ontwijken. Maatschappelijke verantwoordelijkheid is door veel bedrijven ideologisch en praktisch de nek omgedraaid. Het mkb, in vrijwel alle landen de feitelijke kurk waar de economie op drijft, betaalt het gelag, met een steeds hogere belastingdruk.
Ten slotte worden ook de psychische gevolgen van ons economische stelsel hoe langer hoe ernstiger. De economie lijkt op een cynische ratrace waarin je ofwel glorieus wint, ofwel met een burn-out aan de kant komt te liggen. Dit hangt samen met het feit dat de balans van zekerheid en onzekerheid – die altijd met een vrije markt meekomt – in recente jaren steeds meer in de richting van onzekerheid is doorgeslagen.
Geen wonder dat in veel landen, zowel westerse als niet-westerse, een kloof is gegroeid tussen ‘volk’ en ‘elite’. We zijn dringend toe aan een herontwerp van de economische orde, in de richting van een sociaal duurzame economie. Onze kwaliteit van leven in brede zin, de menselijke waardigheid en de sociale leefbaarheid van onze wereld, en zelfs puur onze overleving, hangen hier op langere termijn van af.
Hier kunnen we wel direct een grote sprong voorwaarts in de economische wetenschap noteren. De eendimensionale schijnmaatstaf van het bnp is inmiddels rijk voorzien van alternatieven die in kaart brengen hoe goed het met landen echt gaat (bijvoorbeeld de OECD Better Life Index). Dergelijke indexen geven ook een indicatie van hoe men kan nadenken over een ‘holistische vrijemarkteconomie’, waarin menselijke ontwikkeling, innovatie en creativiteit verbonden zijn met ecologie en sociale rechtvaardigheid.
Het is absurd dat we onze nieuwe publieke ruimte, de digitale wereld, geheel door private partijen laten organiseren
De nieuwe geopolitieke context
Maar hoe kan een dergelijk herontwerp ooit gestalte krijgen? Hier komt de geopolitieke situatie in het spel – het tweede risico van een kortetermijn-weder-opbouwreflex. In de afgelopen tien jaar hebben we de terugkeer gezien van de geopolitiek, het strategische schaakspel van grootmachten om geografische invloed, grondstoffen en commerciële posities. In deze periode zijn de VS en China de grote spelers geworden. Beide hebben een economisch stelsel dat, hoe verschillend ook, daarin overeenkomt dat de menselijke waardigheid geen doorslaggevende rol speelt. Bij de een staat alles in het teken van de accumulatie van extravagante rijkdom in de handen van een kleine elite; bij de ander ook, alleen noemt die elite zichzelf anders – wat bij de een big business is, is bij de ander de partij. Geen van beide grootmachten zal de structurele problemen van de huidige markteconomie willen aanpakken – en ook een eventuele president Biden zal hierin het verschil niet maken. Geen van beide heeft enig belang bij het ontstaan van iets als een sociale of een sociaal duurzame markteconomie (en ja, gelukkig doen sommige Amerikaanse staten iets anders dan de federale overheid; en ja, China werkt wel aan duurzaamheid).
En dus zal onvermijdelijk de ene helft van de wereld overgeleverd worden aan een zichzelf verrijkende financiële elite, en de andere helft aan een de eigen machtspositie permanent versterkende technologisch-totalitaire supermacht. Tenzij zich een derde optie aandient, die zich inzet voor een economie ‘of the people, by the people and for the people’ (vrij naar Lincoln). En die is er, of beter gezegd: die kán er zijn, mits …
Europa: een broodnodig geopolitiek platform (juist voor Nederland)
Om als platform en actor van een werkelijke innovatieslag richting een ander soort vrijemarkteconomie naar voren te kunnen treden, is er maar één kandidaat: Europa, nog steeds qua omvang ongeveer de grootste economie ter wereld (!), een continent met potentieel grote marktmacht. En ja, binnen Europa zijn de verschillen groot. Maar zodra men een stap buiten Europa zet, weet men plots weer dat de verschillen binnen Europa vele malen kleiner zijn dan die tussen Europa en vele andere cultuurgebieden in de wereld. In Europa is, met vallen en opstaan en op heel verschillende manieren, al heel lang bewust geprobeerd een vorm van markteconomie te ontwikkelen die ook het dubbele besef van menselijke waardigheid en vrijheid en van het Bonum Commune, van het gemeenschappelijke belang van alle burgers, overeind hield. Europa kenmerkt zich al decennialang als plaats waar de zoektocht naar een ‘derde weg’ plaatsvindt, een economie van en voor iedereen, een menselijke- waardigheidseconomie.
Maar: dit ideaal is in de afgelopen decennia juist in Europa aan ernstige intellectuele en politieke bloedarmoede gaan lijden. Om met de intellectuele te beginnen: de economische wetenschap is zich in enkele decennia geheel gaan richten op Amerika en het Angelsaksische model. Alternatieven voor het Amerikaanse kapitalisme stonden lange tijd nauwelijks op de agenda – terwijl de ecologische én de sociale én de politieke én de economische behoefte daaraan groot is. Nederland en vooral Duitsland hadden ooit een belangrijke traditie op dit punt, vaak aangeduid als het ‘Rijnlands model’, maar vrijwel niemand zet zich aan de ontwikkeling van ‘Rijnland 2.0’. Daarom kijken de creatieve, visionaire economen juist nu wel naar Europa. Hier liggen oude tradities klaar om nieuw leven ingeblazen te krijgen – met een nieuw economisch-intellectueel zelfvertrouwen.
Maar er is, zoals gezegd, ook sprake van ernstige politieke bloedarmoede. Veel lidstaten denken dat de kleine Europese staten nog steeds afzonderlijk, als natiestaten, het gewicht hebben om in de wereld toonaangevend te zijn. Europa wordt door nationale bijziendheid niet geopolitiek gedefinieerd, laat staan van een eigen geo-economische missie voorzien. Terwijl de keuze simpel is: van drieën één, of de VS, of China, of Europa. Als Europa zich niet als schaker manifesteert, zal het slechts een schaakbord worden.
Als Europa zich niet als schaker manifesteert, zal het slechts een schaakbord worden
De kracht van herinnering
Het grootgilde der snelle duiders van de coronacrisis heeft overigens één ding goed begrepen. Een crisis krijgt achteraf altijd duidingen, en niet zelden wordt daarbij één duiding dominant, soms voor decennia. De duiding bepaalt de herinnering, en bepaalt ook wie tijdens de crisis ‘goed’ en wie ‘fout’ was. En deze dominante duiding levert dan niet zelden de rugdekking voor grote mentaliteits- en maatschappijveranderingen. De Tweede Wereldoorlog en de Marshallhulp maakten de weg vrij voor de grote culturele, politieke en economische invloed van de VS in de decennia daarna. Na 9/11 werd de duiding sterk bepaald door de zogenoemde clash of civilizations, en kwam er ineens wereldwijd een nieuwe nadruk op culturele en religieuze verschillen, en zagen we zelfs de opkomst van ‘identiteit’ als een van de centrale politieke thema’s. De islam werd collectief in de beklaagdenbank gezet. Na de financiële crisis van 2008 kwam er een einde aan de glorietocht van wat we ‘neoliberalisme’ zijn gaan noemen, en kwam er een periode van grote verwarring en onzekerheid, die ook mede bijdroeg aan de kracht van het zojuist al genoemde identiteitsdenken. Tegelijk stortte het vertrouwen in de financiële wereld, banken en bankiers in, en verloren zij hun publieke slagkracht.
Hoe men handelt ten tijde van een ernstige crisis, en wie uiteindelijk als goed en fout geïdentificeerd zullen worden, is essentieel voor de handelingsruimte in de jaren nadien. De collectieve herinnering vormt als het ware een heel eigen vorm van kapitaal. Verpest men het tijdens een crisis, dan zaait men decennialang wantrouwen. In een crisis wordt in korte tijd heel veel toekomst gecreëerd. Nederland – Rutte, Hoekstra – dient zich hier als klein land zeer bewust van te zijn.
In een crisis wordt in korte tijd heel veel toekomst gecreëerd
Economie ‘of the people, by the people and for the people’
Het voorgaande zou kunnen betekenen dat Nederland in plaats van penny wise, pound foolish te zijn, juist nu inzet op een nieuw Europees pact waarin een aantal van de gebreken in het huidige functioneren van de Europese Unie worden gerepareerd en tegelijk een nieuwe visie op een gezamenlijke toekomst ontwikkeld wordt. Die inzet moet juist nu ondersteund worden, zo niet met euro- of corona- bonds, dan in elk geval met een ruimhartige ‘Marshallplanachtige’ inzet voor de zwaarst getroffen lidstaten.
De coronacrisis is primair domme pech. Maar ze creëert wel een bijzonder moment. Er zijn soms, heel soms, momenten in de geschiedenis waarop er op korte termijn gehandeld moet worden met het oog op de lange termijn. Momenten waarop het er echt om spant voor decennia die komen. Nu ons huis afgebrand is en we plotseling voor de taak staan het te herbouwen, moeten we dat wel goed doen.
Doen we dat niet, dan komt het waarschijnlijk heel lang niet goed, misschien zelfs nooit meer. Abraham Lincoln besefte dat in 1863, toen het lot van de tot op dat moment enige functionerende democratie ter wereld in de waagschaal lag. Hij riep zijn toehoorders in Gettysburg op om zich hard te blijven maken voor ‘government of the people, by the people and for the people’, opdat deze niet zou ‘perish from the earth’. Men hoeft niet lang naar de geopolitieke en geo-economische constellatie van dit moment te kijken om te zien dat dat risico er ook is voor de ontwikkeling van een duurzame menselijke-waardigheidseconomie, een economie waarin het common good evenzeer aandacht krijgt als de individuele marktvrijheid. Bondskanselier Merkel lijkt het moment aanzienlijk beter te verstaan dan onze regering, die er graag prat op gaat ‘geen visie’ te hebben. Daarom zal Nederland nu snel moeten handelen, zijn opgelopen imagoschade herstellen en alsnog proactief moeten optreden, allianties sluiten, visie ontwikkelen en visionair een nieuwe Europese toekomst schetsen. Opdat een vrijemarkteconomie ‘of the people, by the people and for the people’ niet voorgoed van de aardbodem zal verdwijnen, nog voor ze goed en wel vorm gekregen heeft.
Noot
- 1.Een eerdere versie van dit artikel verscheen op 6 juni 2020 in Trouw.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.