Rauwheid en hoop: corona en de Bijbelse verhalen
Samenvatting
De Bijbel staat vol verhalen waarin personen, volken of zelfs de hele mensheid in crisis verkeren. Moderne Nederlanders, die het crisisgevoel een beetje verleerd zijn, kunnen er in tijden van corona te rade gaan, en zien dan dat een crisis nooit logisch verklaarbaar is of eenduidige reacties over God en geloof oplevert. Opstand, troost, heldhaftigheid, liefde, ontwrichting en solidariteit: in de Bijbel kunnen we ons eigen rauwe verhaal terugvinden, en zo toch iets ontwaren van Gods grotere lijn van hoop en overwinning.
‘Zonder crisis geen verhaal’, zei mijn leraar Nederlands ooit. Mogelijk is de Bijbel daarom zo’n goed boek. Ongeacht wat we geloven, en wat de verhalen in de Bijbel ook aan emoties bij ons oproepen, vrijwel niemand zal ontkennen dat we hier meesterlijke verhalen voor ons hebben. Zesenzestig boeken en boekjes, soms niet meer dan een paar pagina’s, die met allerlei spanningsbogen bij elkaar gehouden worden. Er is de Grote Crisis waarmee de Bijbel begint: Gods goede schepping die bijna direct wordt aangetast door het kwaad, zodat de lezer al meteen op het puntje van zijn stoel zit. Hoe gaat dit aflopen? En er zijn de talrijke kleinere crises waarmee Bijbelfiguren betekenis krijgen, diepte: Abraham, Ruth, David, Mozes, Esther, Paulus.
Als de geschiedenis bestaat uit verhalen, als zij meer is dan ‘het ene stomme feit na het andere’, dan zijn crises de plekken waar het verhaal tot leven komt: dreiging, angst, paniek, maar ook heldenmoed, mysterie, geloof, liefde en hoop. Zoiets kan gemakkelijk opgevat worden als een scheurkalenderwijsheid, in de trant van ‘zonder kwaad is er geen goed’. Alsof crises nodig zijn om het goede tot stand te brengen, alsof ze op de een of andere manier zo bedoeld zijn. Vertel dat eens aan de familie van een patiënt die zich ligt dood te hoesten op de ic.
Zulk fatalisme vind je in de Bijbel niet. Kijk naar het boek Job, een lang uitgesponnen drama over een rechtvaardig mens die getroffen wordt door onbeschrijflijk kwaad.
De literaire vorm van het boek is belangrijk: het is geen filosofische verhandeling waarin termen nauwkeurig worden gedefinieerd en logische tegenspraken vermeden. Het kwaad wordt in dit boek toegeschreven aan een verhaalfiguur, de grillige figuur van de ‘satan’ die overal op aarde rondzwerft. Deze figuur ligt aan de leiband bij God. Job en zijn vrienden hebben daarover geen twijfel: uiteindelijk moet je bij God zijn voor het kwaad. En het is de opstandige Job die gelijk krijgt: hij heeft ‘goed van mij gesproken’, zegt God aan het eind. Die opstandigheid van Job wordt in het boek gespiegeld door God zelf. Want mochten we denken dat God een soort yin en yang is, een kosmische collectie van platitudes, dan maakt het boek ook daar korte metten mee. We ontmoeten monsters, kwade machten, en een vraag van God aan Job: ‘Heb je enig idee waarmee ik te stellen heb?’ Ik zei al: de vorm is literair, probeer het niet kloppend te krijgen. Maar we vinden hier een mens die getroffen wordt door een verlammende crisis en zich daarbij niet neerlegt.
In het boek Ruth schemert God door in een jonge vrouw die in een grote crisis niet kiest voor zichzelf, maar voor liefde en trouw
Overlevingsdrang en slimheid
Opstand – de vraag naar de rechtvaardigheid van dit alles – is een manier om te reageren op crises. Creativiteit en heldhaftigheid zijn andere manieren. Is het toeval dat we dit juist tegenkomen in boeken die over vrouwen gaan? In het boek Ruth is de crisis er een van hongersnood en kinderloosheid. Naomi heeft haar man en haar zonen verloren en is te oud om nog kinderen te krijgen. Alleen haar schoondochter Ruth blijft bij haar. Over God lezen we in het boek nauwelijks iets; hij is geen handelende en sprekende persoon, zoals bij Job. Maar een schrijver hoeft niet elke keer zelf tevoorschijn te komen; zijn stijl verraadt hem. In het boek Ruth schemert God door in een jonge vrouw die in een grote crisis niet kiest voor zichzelf, maar voor liefde en trouw. Iets dergelijks zie je in het boek Esther. Ook daar geen uitgesproken vermeldingen van God, en al helemaal geen pogingen om er een ‘groter plan’ in te ontdekken. Ook hier slechts menselijke overlevingsdrang en slimheid. Maar wat beide boeken gemeen hebben, is dit: in de crisis wordt God gevonden waar mensen integer zijn en zich geven aan hun medemensen. Ruth geeft zich aan een onzekere toekomst, Esther waagt haar leven. Waar is God in de coronacrisis? Hij is daar waar afgepeigerd zorgpersoneel nog maar weer een nachtrust overslaat om voor patiënten te zorgen; daar waar Italiaanse artsen, zelfs 80-jarige, massaal reageren op een oproep om mee te helpen op de ic – zelfs met gevaar voor eigen leven.
Betekenis ontstaat in Bijbelse zin waar Gods typische stijl, zogezegd, herkenbaar is in de verhalen die wij leven. De vroegchristelijke bisschop Cyprianus van Carthago (ca. 200-258) schreef in zijn geschrift over sterfelijkheid (De mortalitate) over de werken van barmhartigheid tijdens de gruwelijke epidemie die Carthago trof in het midden van de derde eeuw. Hij wijst erop dat het juist nu tijd is om doden te begraven en zieken te verzorgen. Een crisis is, zou je kunnen zeggen, een gemeenschappelijke karaktertest. We worden teruggebracht naar onze menselijkheid.
De ballingschap in Babel
Het risico van de voorgaande voorbeelden is misschien dat we te snel op zoek gaan naar wat we kunnen doen in tijden van crisis. Maar als iets kenmerkend is voor een crisis, is het natuurlijk dat we vaak juist niet weten wat wijsheid is. Een crisis is ontwrichtend; je kunt je er per definitie niet goed op voorbereiden.
De grootste collectieve crisis in de Bijbel is de ballingschap van de Judeeërs in Babel. In 597 v.Chr. veroverden de Babyloniërs Jeruzalem en voerden het vaardigste, best opgeleide deel van de bevolking weg, en na de verwoesting van de tempel in 586 v.Chr. deden ze dat opnieuw. Een militaire en politieke ramp, natuurlijk, maar ook een culturele en religieuze. Je zou, zonder al te veel overdrijven, kunnen stellen dat de hele identiteit van Juda rustte op drie beloften. Eerst was daar de belofte aan Abraham:
‘Ik zal je tot een groot volk maken, dat altijd in dit land zal wonen.’ Dan de belofte aan David, de grote koning: ‘Er zal altijd iemand uit jouw huis op de troon zitten.’ En ten slotte de belofte aan Davids zoon, Salomo. Als hij de tempel heeft laten bouwen, belooft God hem het volgende: ‘Ik zal mijn naam altijd in dit huis laten wonen.’
En dan komen de Babyloniërs over de muren: de tempel wordt verwoest, de koning wordt afgevoerd (nadat zijn zonen voor zijn ogen zijn afgeslacht), en een groot deel van het volk met hem. Het is moeilijk de impact van zoiets te beschrijven zonder in dramatische taal te vervallen. De oudtestamenticus Walter Brueggemann spreekt hier over het einde van het volksbestaan en het einde van de relatie met God.
God is niet gebonden aan onze tradities, onze grond, onze cultuur
Verklaringen en betekenissen
In die crisis – waarbij corona in het niet valt – ontspint zich een scala aan herkenbare reacties. Er is allereerst trauma. Het boek Klaagliederen is daarvan het resultaat: rauwe teksten, vol scheurend verdriet en wanhoop. Je zou het haast therapeutisch duiden: verdriet mag er zijn; rouw moet de ruimte krijgen. Daarna komt dan de aanvaarding. Maar ik vraag me af of je het dan recht doet. Midden in de crisis zit je niet in een ‘fase’; het verdriet is simpelweg allesbeheersend. Tegelijk kan er wellicht ook troost uitgaan van het feit dat je niet de eerste bent in zo’n situatie. Het rauwe verdriet van Klaagliederen is de stem die op zoveel plekken in de geschiedenis en in de wereld te horen is.
De crisis levert ook veel pogingen op om een en ander te duiden. Rond de ballingschap ontstaan allerlei verklaringsmodellen. Dit is een straf van God over de zonden van ons voorgeslacht. We hebben de waarschuwingen in de wind geslagen, en dit is het resultaat. Zo vind je het in de boeken van de Koningen en bij de profeet Jeremia. Of: dit is een nieuw hoofdstuk van de geschiedenis van God met ons volk. God is groter dan wij dachten; hij kan werken door ‘heidense’ koningen als Cyrus.
Hij is niet gebonden aan onze tradities, onze grond, onze cultuur. De anonieme profeet Deuterojesaja, zelf balling in Babel, trekt alle registers open van hoop en troost. En weer anderen betuigen vooral hun radeloosheid en onschuld: waarom moest dit ons nu juist treffen?
Andere duidingen vinden we ook. De Bijbel lijkt te bevestigen wat we in Nederland nu ook zien: crises nodigen uit om verklaringen en betekenissen te zoeken, en heel vaak spreken die elkaar tegen.
Eigenlijk is er niet zoveel veranderd. Veel Nederlanders geloven niet meer in God en vinden het afschuwelijk als een enkele dominee de crisis een ‘straf van God’ noemt. Dat houdt hen niet tegen om de crisis te koppelen aan onze verantwoordelijkheid: onze omgang met de natuur, onze extreme mobiliteit. Anderen zien vooral kansen. Weer anderen benadrukken dat een crisis ons terugroept naar wat er echt toe doet: humaniteit, solidariteit. Misschien is het wel allemaal tegelijk waar. Moderne Nederlanders zijn het crisisgevoel een beetje verleerd; collectieve kwetsbaarheid is ons vreemd geworden. Misschien ervaren we nu dat een crisis ook de duidingen en verklaringen aantast, de zekerheden. Maar anderzijds geldt ook: de mooiste verhalen ontstaan vaak door tegenspraak.
De Bijbel is niet een serie levenslessen, netjes gelabeld: voor elke situatie een wijsheid. We vinden er geen kant-en-klare betekenis, maar wel een reeks verhalen waarin we ons eigen verhaal kunnen terugvinden. Waar we dat proberen, zou het zomaar kunnen dat we ons eigen levensverhaal terugkrijgen met een nieuwe glans. Dat het gloeit van het grotere verhaal, het theodrama van hoop en overwinning dat overal in de Bijbel doorschemert en opstand voedt, creativiteit, liefde, solidariteit.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.