De staat moet de voedselbank subsidiëren
Samenvatting
In het Algemeen Dagblad van 18 decem ber 2019 laat de CDAfractie in de Tweede Kamer weten dat ‘voedselbanken (…) nog deze winter twee tot vijf miljoen euro [moeten] krijgen van het Rijk om arme kinderen bij te staan’. Financiering kan uit het begrotingsoverschot worden gehaald. Dit voornemen van de fractie leidt tot ten minste drie kritische kanttekeningen.
In de eerste plaats valt op dat het subsidiariteitsbeginsel wordt omgedraaid. Dit beginsel is een hoeksteen van de katholieke sociale leer en daarmee van het CDA. Het leert ons dat wat op het niveau van het gezin, de buurt of het dorp kan worden geregeld, vooral nooit naar een hoger niveau moet worden getild. Dus om voedselbanken, gerund door vrijwilligers en ingebed in de lokale gemeenschap, aan het subsidie-infuus van Den Haag te leggen, is daarmee in strijd. In de Kamer wordt het nog erger, want daar wordt gepleit voor subsidie vanuit Brussel. In de economische wetenschap geldt de volgende wet: He who pays the piper, calls the tune. Oftewel: de betaler bepaalt. En zeker in Brussel zijn ze daarin zeer bedreven.
Glijdende schaal
In de tweede plaats valt op dat de fractie meegaat in een trend die de voedselbanken zelf oproepen. Voedselbanken hebben een vereniging die richtlijnen opstelt en streeft naar professionali sering.1 Subsidies uit Den Haag of Brussel betekenen een volgende stap op een glijdende schaal. Als je niet oppast, moeten de vrijwilligers binnenkort naar de cursus, en diploma’s gaan halen. Een zekere weg naar het uitroeien van de vrijwilligers. En waar de voedselbanken nu al de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit over de vloer hebben, mag je vrezen dat daarna de rest van onze nationale inspecties zal volgen. Dit is een garantie voor een explosieve stijging van de overheadkosten. Daarnaast voldoen de voedsel banken aan de wet van Say, die stelt dat elk aanbod zijn eigen vraag schept. De voedselbanken verhogen de inkomensgrenzen waaronder mensen bij de bank kunnen aankloppen, en dat genereert vanzelf nieuwe klanten. Waar dit uiteindelijk toe leidt? Dat is genoegzaam bekend. Kijk naar de kinderopvang, die ook begon als vrijwilligersorganisatie. Inmiddels vermeldt de begroting van het Rijk een bedrag van ruim drie miljard euro per jaar aan uitgaven voor kinderopvang. De uitvoering is intussen overgenomen door de sprinkhanen van privateequityfondsen.2 Hetzelfde verhaal geldt voor de volkshuisvesting. Ook die begon, in het midden van de negentiende eeuw, met enkele vrijwilligers; werkgevers die voor hun personeel goede en betaalbare huisvesting wilden organiseren. Anderhalve eeuw later was men aangespoeld bij de Vestia-affaire.3
Met steun uit Brussel jaag je de vrijwilligers de deur uit en worden de voedselbanken gesocialiseerde, door ambtenaren gedreven gaarkeukens, terwijl yuppen overtollig voedsel consumeren in trendy restaurants à la Instock.
Met steun uit Brussel jaag je de vrijwilligers de deur uit
In de derde plaats is er de wijze van financiering. Volgens de CDA-fractie tijdens het debat over de Najaarsnota 2019 mogen ‘voor het oplossen van urgente maatschappelijke problemen (…) de onderuitputting en de meevallers [worden] aangewend’. Dat mag níét, want het is in strijd met de begrotingsregels, die als bijlage bij de Startnota van het kabinet-Rutte III zijn afgesproken: meevallers mogen absoluut niet worden gebruikt voor nieuw beleid. Een schrale troost is dat in de Miljoenennota 2020 ook de minister van Financiën die begrotingsdiscipline aan zijn laars heeft gelapt, iets waarvoor hij terecht onder uit de zak kreeg van de Begrotingsautoriteit.4
Maar wat dan wel? De voedselbanken moeten terug naar het niveau van de wijk en het dorp, en moet de vrijwilligers in ere houden. Voedselbanken zijn tijdelijke noodoplossingen en moeten dat ook blijven, dus schep geen extra vraag door de inkomensgrenzen reëel op te krikken. In de praktijk is meer dan de helft van de klanten van de voedselbanken binnen een jaar weer vertrokken. Blijvers hebben veelal een meervoudige problematiek en verdienen speciale aandacht. Het beste medicijn is hen aan het werk te helpen. Al tientallen jaren is de slogan van het CDA: ‘Werk boven inkomen.’ Het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA heeft kortgeleden aandacht gevraagd voor de basisbaan.5 Mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt mogen geen slechte risico’s worden, maar moeten een werkgever juist voordeel opleveren. Dus een terechte voorkeursbehandeling volgens het Wetenschappelijk Instituut. Het idee van de basisbaan is overgenomen door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 6 en vervolgens in die vorm afgeschoten door de CDA-fractie. Volgens mij zijn ze in de fractie de weg aardig kwijt.
Noten
- 1.Hille Hoogland en Jonathan Berg, ‘Voedselpakketten: geen duurzame oplossing voor armoede’, Sociale Vraagstukken, 18 juli 2015.
- 2.Gijs den Brinker, ‘Private equity en crèche vormen een combinatie vol valkuilen’, Het Financieele Dagblad, 23 juli 2018
- 3.Zie voor deze werdegang het proefschrift van Wouter Beekers: Het bewoonbare land. Geschiedenis van de volkshuisvestingsbeweging in Nederland. Amsterdam: Boom, 2012.
- 4.Raad van State, No.W06.19.0203/III, 13 september 2019.
- 5.Arjen Siegmann, De baan als basis. Een nieuwe aanpak om langdurige werkloosheid te voorkomen. Den Haag: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, 2018.
- 6.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Het betere werk. De nieuwe maatschappelijke opdracht. Den Haag: WRR, 2020.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.