Idealisme van de daad
Samenvatting
Het discussiestuk Zij aan zij staat in een lange christendemocratische traditie, waarop Piet Steenkamp en Ruud Lubbers hun stempel hebben gedrukt. Steenkamp stelde tegenover de polarisatiedrift van de jaren zeventig de oriëntatie op vier kernbegrippen, die in Zij aan zij eigentijds terugkeren. Lubbers’ denken is terug te vinden in de nadruk op internationaal realisme en op participatie in werk en ontwikkeling.
Het startdocument voor de visie van het CDA op de toekomst van Nederland2 bracht mij in gedachten terug naar de jaren zeventig van de vorige eeuw. Ook toen was er een periode van polarisatie als dominante politieke strategie en van sociaal-economische omwentelingen. Bleek indertijd de belangstelling al groot voor een tegendraadse filosofie die de nuchterheid en gematigdheid van de wederopbouwjaren een nieuwe lading en levenskracht wist te geven, zo lijkt ook nu het ‘zij-aan-zijbeeld’ van de 2030-nota voor sommigen onverwacht aan te slaan. Wie het discussiestuk goed leest, ziet welke grondmotieven daartoe leiden. Het stuk is zowel ‘steenkampiaans’ als ‘lubberiaans’, en met dat laatste bedoel ik niet dat het verbluft door wollig proza.
Nooit af
Het steenkampiaanse karakter van Zij aan zij zit in twee kenmerken ervan, namelijk in de benadering van een breed geschetst maatschappij- en mensbeeld die in de plaats komt van een verengde en toegespitste ideologie, en in de vurigheid waarmee het stuk stelling neemt tegen de krachten, ideologie en praktijk van de polarisatie als strategie in het publieke en politieke domein. Nadrukkelijk is dit zichtbaar in de – zeker voor iemand als de ruimdenkende katholiek Steenkamp zeer herkenbare – pauselijke metafoor van het gemeenschappelijke huis van de mensheid. Op bladzijde 10 wordt die direct toegepast op de politieke rollen die deze gedachte met zich meebrengt. De bewoners zijn ‘de bouwers en beheerders’ van dat huis, en dat huis ‘is nooit af en zal altijd onderhoud vergen’.3 Daarmee is meteen helder dat dit huis geen particulier bezit is, maar een gezamenlijke verantwoordelijkheid, met sterk publieke dimensies.
Het is deze invalshoek die de insteek vormt van het voor sommigen opvallend ‘antineoliberale’ karakter van het discussiestuk. Deze benadering sluit wonderwel sterk aan op de kuyperiaanse visie op de politiek, met name ook de christelijke politiek. Want juist bij het gedurig bouwen aan en verbouwen en onderhouden van zo’n gemeenschappelijk huis is ‘architectonische kritiek’ – een pakkende term van Abraham Kuyper – van essentiële betekenis. Dat is niet alleen, maar in mijn ogen zeker óók, esthetische kritiek. Het vormt een gedurig kritische blik op de fundamenten en hun stevigheid, en op de plaatsen waar het huis de bewoners zowel een goede plek als een uitzicht op de horizon biedt. We zien hier een organische verbinding tussen de denkwereld van de antirevolutionairen, met hun principiële kritiek op het liberalisme van de negentiende eeuw, en die van de aggiornamento van katholieken als Steenkamp, die zich door paus Johannes XXIII en de arbeiderspriester Ariëns geïnspireerd voelden. Het verzet tegen de liberale kijk op mens en maatschappij in Zij aan zij is hiermee, in al zijn eigentijdse relevantie en uitdagendheid, verrassend klassiek.
Bevrijdend denken
Die inhoudelijke verbinding tussen rooms en refo ontstond opmerkelijk genoeg ook in de polarisatie van de jaren zeventig. Het was Wim Hoogendijk van de Kuyperstichting die zich vanuit de ideologische voorzetten van Steenkamp bezon op een nieuwe grondslag voor de christendemocratie in het postzuilentijdperk. Hij kwam met wat wel de ‘antwoordfilosofie’ is genoemd. Christendemocraten zag hij als mensen die zich in politiek en samenleving vanuit het evangelie wilden laten aanspreken op hun handelen en denken, om daarop vervolgens hun antwoord te geven. Hoogendijk zag net als Steenkamp de christendemocratie als een politieke beweging en filosofie, en niet als een spiritueel of mentaal gezelschap, laat staan als een belangenorganisatie van klagende krimpgebieden of rurale grootverdieners. Zoals hij ooit schreef: een christendemocratische partijformatie is ‘niet een godsdienstig genootschap, maar een politiek actiecentrum’.4 Dat veronderstelde in zijn denken ‘een homogeniteit van politiek optreden’, en niet het idee dat mensen enkel op grond van hun confessionaliteit in zo’n politieke club bijeengebracht werden, terwijl zij ondertussen ‘de meest uiteenlopende opvattingen’ vertoonden. Hij trok deze principiële conclusie uit de ontmoeting van Kuypers denken met dat van Steenkamp, omdat dit ‘naar mijn mening de consequentie [is] van het feit dat de roomskatholieke en Kuyperiaans-gereformeerde wereld zelf zijn opengebroken’.5 Een van Hoogendijks opvolgers, Jos van Gennip, noemde deze fundamentele stap naar een nieuw christendemocratisch denken ‘bevrijdend’. Niet alleen omdat hiermee de politieke strategie van polarisatie en bewuste tweedeling een krachtig antwoord krijgen kon, maar omdat ‘het Woord hanteren zonder onmiddellijk de vraag te stellen wat de kerkelijke lading is van wie het hanteert’ bevrijdend bleek. ‘Het maakt het Woord blijvend relevant. Zonder dat het wordt gebonden aan de ene of de andere dogmatische interpretatie.’6
Het verzet tegen de liberale kijk op mens en maatschappij in Zij aan zij is verrassend
Tegenover de polarisatiedrift stelden Steenkamp en de zijnen de oriëntatie op vier essentiële publieke beginselen. Het ging en gaat immers bij het CDA om een politieke partij. Zoals de CDU dat is, niet als de CSU. Dat is in de actuele discussie over Zij aan zij een markant punt vanuit het denken van Steenkamp en Hoogendijk. Anders dan zusterpartij CDU is de CSU immers een regionaal gericht, lokalpatriotisch actiecentrum waarin de dominantie van één religieuze en particularistische traditie uniformerend werkt. Daarmee kan men Beieren bijna als een ‘sociale onderneming’ exploiteren, en beheersen met behulp van patronage en zelfs door de greep op staatsbedrijven. Dat het lawaai tegen het concept voor Zij aan zij kwam vanuit streken die zich wel vaker en al langer spiegelen aan een soort CSU aan de Dinkel of Maas, is dan ook historisch gezien geen verrassing. Het CDA heeft zich daar veel minder ontwikkeld tot politieke partij à la de CDU, en is meer blijven steken in een regionalistisch verband, met zelfs hier en daar tribalistische trekken. Het op het recente partijcongres gehanteerde idioom van ‘onze boeren’ die niet gezien, gerespecteerd of gehoord worden, verried dat nog eens. Onbedoeld wellicht een variant van ‘ongehoord Nederland’.
Verrassende veerkracht
De vier eerdergenoemde publieke en daarmee inherent politieke beginselen van Steenkamp benut Zij aan zij in eigentijdse vorm opnieuw als wapens tegen de polarisatiedrift – nu die van de wereld na 11 september 2001 en de kredietcrisis van 2009. Die beide jaartallen duiden er al op dat het CDA niet te vroeg is gekomen met zijn discussiestuk; misschien eerder vijftien jaar te laat. Dat neemt niet weg dat het stuk op pagina 71 het geheel van zijn nieuwe politieke toekomstbeeld scherp bijeenbrengt in een herneming van die vier steenkampiaanse kernbegrippen. Het laadt deze als het ware, heel eenentwintigste-eeuws, als een gsm op. Solidariteit wordt verbonden met de nieuwe nadruk op de ‘polder van cocreatie’ en op de geopolitieke realiteit van de noodzaak tot Europese lotsverbondenheid. Gerechtigheid wordt verbonden met de noodzaak van een stevige internationale rechtsorde in de ‘woelige wereld’ die het stuk als uitgangspunt voor nieuw machtsrealisme noemt, en tevens met de bescherming van de menselijke waardigheid. Gespreide verantwoordelijkheid wordt verbonden met het accent op Rijnlandse ‘brede welvaart’ en rijk burgerschap van eenieder in de delta vol polders. Rentmeesterschap wordt verbonden met durf bij transities in klimaat- en energiebeleid en met het bewaren en ‘creatief doorgeven’ van beschaving en tradities.
Het discussiestuk zet urbane gebieden en rurale omgevingen niet tegen elkaar af, maar verbindt ze
Tegenover de polarisatiedrift wil het stuk aan de hand van deze ‘geladen begrippen’ iets heel steenkampiaans doen en wagen. Het wijst op de ‘steeds verrassende veerkracht en veranderkracht’ die ons land, onze samenleving en onze economie steeds lieten en laten zien als zij de kunst van het polderen in cocreatie op zijn best weten te benutten. Deze twee krachten wil Zij aan zij ontketenen voor een uitdagend toekomstperspectief. Anders gezegd: als je een land wilt doorgeven, zorg er dan liefst voor dat het een slim en boeiend land is, en dat je niet verscheurdheid, onvermogen en neergang doorgeeft.
Daarbij is helder dat het stuk kiest voor een inclusieve benadering waarin sterk groeiende urbane gebieden en centra intensieve en organische relaties ontwikkelen met hun geografische en rurale omgevingen. Het zet deze twee niet tegen elkaar af of op, maar verrijkt hun verbindingen, zelfs met een integraal aangepakt nationaal actieplan à la het Nationaal Programma Rotterdam Zuid voor krimpgebieden die niet op eigen kracht – materieel en bestuurlijk – tot revitalisering kunnen komen. Dat juist uit zulke gebieden verzet werd aangetekend tegen de denklijnen in dit stuk, duidde erop dat men het óf niet gelezen had en meende te moeten reageren op vertekende persweergaven, óf met andere motieven en bedoelingen een sterk polariserende en zelfs dicterende houding meende te moeten aannemen. Men koos hier warempel voor een insteek die meer verwantschap vertoonde met de flanken links en rechts in de jaren zeventig dan met wat Steenkamp indertijd voor ogen stond. De gedachte dus dat hun betoog echt uit het hart van het CDA, zijn tradities en politieke wortels kwam, heeft weinig merites.
No-nonsense
Naast ‘typisch Steenkamp’ is Zij aan zij ook echt lubberiaans. De nadruk op realisme in geopolitieke zin, op ‘iedereen aan de slag’, creativiteit en ondernemerschap, en op de bijzondere waarde van de spirituele inspiratie, is steeds ten nauwste verbonden met zowel het beleid als de politieke visie van Ruud Lubbers. En dan heb ik het nog niet eens over diens missionarissenwerk in de latere jaren van zijn leven voor het ‘Handvest van de Aarde’ en over zijn vreugde dat paus Franciscus in Laudato Si’ dit concept theologisch onderbouwde.7 Lubbers werd de premier en voorman van het CDA die vooral in andere partijen bekendstond om zijn no-nonsensebeleid en zijn bijna verontrustende creativiteit. Zitten die karakteristieken ook in Zij aan zij? Mij dunkt van wel.
Misschien is dit wel het meest het geval in twee grote lijnen die het discussiestuk op tafel legt: ten eerste een sterk accent op internationaal realisme in een ‘woelige wereld’ waarin een delta- en polderland moet zien te overleven, en ten tweede een sterk accent op massale participatie in werk en ontwikkeling. Het was geen toeval dat Lubbers als fractieleider de eerste was die een interne commissie opzette voor het thema éducation permanente, zoals men indertijd bij de OECD noemde wat wij nu LLO noemen: Leven Lang Ontwikkelen. De bijzondere benadering daarvan in het stuk is dan ook treffend en gedurfd. En ik kan het weten, want Lubbers maakte mij als 23-jarige secretaris van die fractiecommissie.
Lubbers zag participatie op de arbeidsmarkt altijd als een vorm van actief burgerschap. Mensen daartoe toerusten in onderwijs, training, vorming en LLO zag hij daarom als vorm van ontwikkeling van een democratische samenleving. Meedoen, handen uit de mouwen, voortdurende interactie met collega’s, klanten, leerlingen, concurrenten. Hij was altijd ook die Rotterdamse ondernemer, naast het oneindig creatieve politieke dier dat met iedereen en altijd ‘even meedenken’ wilde. In dit opzicht is Zij aan zij in optima forma lubberiaans. Werk en participatie zijn verrijkend en verbindend. Ora et labora.
Zij aan zij is in optima forma lubberiaans: ora et labora
Een consistente lijn
Dat blijkt uit nóg een opmerkelijk accent in het stuk, de scherpe tekst over inburgering en integratie. Een van mijn indringendste ervaringen met Lubbers was in zijn tijd als voorzitter van het UAF, het fonds dat vluchtelingen ondersteunt bij hun academische en hbo-studies in ons land. Elk jaar organiseerde hij voor hen een diplomauitreikingsfeest. Sommigen van hen konden daar hun verhaal doen, waarin dan naast hun soms heroïsche doorzettingsvermogen altijd ook hun intense dankbaarheid tegenover ons land doorklonk, en zeker ook die tegenover Lubbers zelf. In een vraaggesprek met hem na afloop van zo’n evenement zei hij tegen mij: ‘Laat de mensen toch wat doen! De vluchteling moet aan de slag, zo komt hij ook onder de mensen en wordt hij weer actief. Het verplicht de overheid om snel duidelijkheid te geven; dat is voor iedereen goed.’ Waarop ik hem zei: ‘Het is alsof ik de premier Lubbers uit de jaren tachtig weer hoor: “Laten we de mensen weer aan de slag krijgen. Ga wat doen, dat is altijd beter.”’ Hij reageerde verrast en zei toen: ‘Daar zit wel iets in, ook in het verplichtende ervan. Het is een consistente lijn in mijn leven.’
Diezelfde denklijn zit in Zij aan zij. In scherpe bewoordingen verwerpt het stuk de in gang gezette aanpak van inburgering, waarmee vluchtelingen via een soort leenstelsel zelf maar moeten uitvogelen hoe zij aan een opleiding en informatie komen. Het stuk verheldert meteen ook – en dat is nogal eens nodig, ook binnen het CDA zelf – veel van de verwarring en onzuivere redeneringen die met migratie en integratie gepaard gaan. Het maakt terecht een scherp onderscheid tussen vluchtelingen, asielzoekers, kenniswerkers en burgers uit andere EU-lidstaten. Elk van deze vier groepen vereist een duidelijk beleid, dat ook duidelijk onderscheid weet te maken tussen hun geheel verschillende posities en herkomst.
Eigenlijk is alleen bij de twee laatstgenoemde groepen sprake van ‘migratie’, zou ik daaraan wel durven toevoegen. De eerste twee groepen zijn geen migranten, maar medemensen die in wanhoop een beroep doen op de humaniteit van ons rijke land. Als er echter bij sommigen van hen geen sprake is van een noodsituatie of van een kans op een zinvol bestaan in onze drukke delta, moet het glashelder zijn dat het geen zin heeft om zo’n bestaan hier te willen afdwingen, laat staan om het door mensensmokkel te realiseren. Uit die verheldering komt de lubberiaanse denklijn direct helder naar voren. Wie hier bij ons komen en bij ons horen, willen we zo snel mogelijk ‘aan de slag’ zien, want inderdaad: ‘Dat is voor iedereen goed.’ Net als bij Lubbers is dat ‘aan de slag gaan’ en mensen niet aan hun lot overlaten met zo’n leenstelsel een benadering die hout snijdt, en het is zeer terecht dat Zij aan zij er in een pinnige zijdelingse opmerking op wijst dat wat wij ten aanzien van studenten in ons land een faliekante fout vinden, niet voor inburgeraars ineens een succesmodel kan heten.8
Lubbers werd zo gewaardeerd vanwege diens combinatie van katholiek idealisme en zakelijke nuchterheid
Oorlogsverklaring aan tweedeling
Het accent in het nieuwe stuk op klimaatadaptatie en energietransitie als enorme kansen voor een hoogontwikkeld en uiterst innovatief polder- en deltagebied is natuurlijk eens te meer een door en door lubberiaanse denkwijze. Het was juist de combinatie van katholiek idealisme en zakelijke nuchterheid, van Rotterdamse doenerigheid en een urbane blik naar de horizon, die ervoor zorgde dat hij als politicus en als aanvoerder zo gewaardeerd werd en zodoende met het CDA de grootste verkiezingsoverwinning in de parlementaire geschiedenis kon behalen, tot tweemaal toe. Alleen dat al zou voor een net zo nuchtere en doenerige partij in de eerste helft van de eenentwintigste eeuw een aanbeveling kunnen zijn. Van een strategie van zelfbeklag, boze burgerij en platte belangenpolitiek moet een brede christendemocratische beweging het in elk geval niet hebben. Electoraal niet, en moreel evenmin.
Kortom, Zij aan zij maakt het denken en doen van Steenkamp en Lubbers weer helemaal eigentijds. Het is een oorlogsverklaring aan de polariseerders en de tweedeling, aan Europahaters en het ‘eigenvolk-eerstdenken’. Esther de Lange zei het in september 2018 heel mooi in haar Hannie van Leeuwenlezing: ‘Ons idealisme is meer doenerig dan dat van marcherende vlaggenzwaaiers en grote retoriek. Het is een idealisme van de daad, van wat Angela Merkel zo mooi noemt: “Schritt für Schritt” dingen verbeteren voor de mensen.’
Noten
- 1.Zie https://www.dagennacht.nl/serie/betrouwbarebronnen
- 2.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Zij aan zij. Toekomstperspectief voor Nederland in 2030. Uitnodiging tot discussie. Den Haag: CDA, 2019.
- 3.WI 2019, p. 10.
- 4.Pieter Gerrit Kroeger en Jaap Stam, De rogge staat er dun bij. Macht en verval van het CDA, 1974-1998. Amsterdam: Balans, 1998, pp. 40-41.
- 5.Kroeger & Stam 1998, p. 41.
- 6.Kroeger & Stam 1998, pp. 104-105.
- 7.Paus Franciscus, Laudato Si’/ Wees geprezen. Over de zorg voor het gemeenschappelijke huis. Vaticaanstad/Poeldijk: Libreria Editrice Vaticana/ Stg InterKerk, 2015.
- 8.WI 2019, p. 44.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.