Stoutmoedig afrekenen met het koloniale verleden
Samenvatting
Nu het Statuut dat de staatkundige relatie tussen Nederland en de Caribische eilanden regelt, 65 jaar bestaat, is het noodzaak de realiteit onder ogen te zien. Ook na de recente wijziging in 2010 is de verhouding tussen Nederland en de eilanden ongelijkwaardig en laat ze nog altijd sporen van het koloniale verleden zien. Pas als alle eilanden afzonderlijke gemeenten vormen en samen één provincie, kunnen de toenemende problemen daadwerkelijk worden aangepakt.
Nederland wist Suriname in 1975 tot onafhankelijkheid te bewegen. De Antilliaanse eilanden bedankten keer op keer voor die opgelegde vrijheid. Zij hebben daartoe het volste recht en kunnen niet tegen hun wil uit het Koninkrijk worden gezet. Vanaf 1990 en onder de motiverende aansturing van de toenmalige minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, de CDA’er prof. dr. Ernst M.H. Hirsch Ballin, veranderde het Nederlandse beleid. De eilanden zouden binnen het Koninkrijk blijven en zouden zich aan de nodige ‘huisregels’ dienen te houden, zoals politiek-bestuurlijke integriteit, een deugdelijke begroting en onwrikbare rechtshandhaving. Dit bleken opgaven waaraan maar moeizaam consequent invulling kon worden gegeven.
Sinds die beleidsommezwaai heeft Nederland in toenemende mate bemoeienis met de eilanden Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba gekregen. Los van de traditionele moederlandse taken als de uitgifte van het Nederlandse paspoort, buitenlandse betrekkingen en defensie, geldt de toegenomen betrokkenheid ongetwijfeld in bestuurlijk, financieel, justitieel en politioneel opzicht. Inderdaad, Nederland bemoeit zich er flink tegenaan.
Aanmodderen
Het wetsdocument dat de onderlinge verhoudingen binnen het Koninkrijk formeel regelt, is het Statuut. Dit torent boven de grondwet van de respectieve landen binnen het Koninkrijk uit. Het werd in december 1954 ondertekend en regelmatig bijgesteld, het meest recentelijk op 10 oktober 2010. Sindsdien bestaat het Koninkrijk der Nederlanden uit vier ‘landen’, te weten Aruba, Sint Maarten, Curaçao en Nederland, terwijl de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES) als ‘openbaar lichaam’ aan Nederland zijn toegevoegd en de benaming Caribisch Nederland kregen. Ter toelichting worden de BES-eilanden wel als ‘een soort gemeenten’ gekarakteriseerd, maar de eilanden zijn dat niet: ze hebben veel minder te vertellen dan willekeurig welke gemeente in Nederland. De vereisten die aan eilandelijke bestuurders worden gesteld, zijn scherper dan voor gemeentelijke bestuurders, en de mogelijkheden om van Nederlandse zijde op eilandelijk niveau bij te sturen en in te grijpen, zijn flink groter dan bij gemeenten.
Ook Aruba, Sint Maarten en Curaçao zijn praktisch gesproken geen ‘landen’ in de staatkundige zin, al was het maar omdat enkele essentiële zaken niet door die landen ingevuld kunnen worden: de eerdergenoemde moederlandse taken. We noemen de eilanden ‘autonoom’, maar ook dat zijn ze in vele opzichten absoluut niet, en dat zijn ze ook steeds minder geworden. De problemen rijzen de pan uit en zijn – hoewel het een autonome taak betreft – niet zelfstandig het hoofd te bieden. Dagelijks wordt dit onvermogen om aan autonomie daadwerkelijk invulling te geven geïllustreerd door ontoereikende criminaliteitsbestrijding, overrompelende milieuproblematiek, gemankeerd onderwijs, onduldbare (intereilandelijke) infrastructuur, falende handhaving van de mensenrechten, uitzonderlijke gewelddadigheden, belabberde ambtelijke dienstverlening, haperende kinderbescherming, hoge werkloosheid, frauduleus bestuur, behoeftige gezondheidszorg en onbeheersbare overheidsfinanciën in de eilandelijke samenlevingen.
We noemen de eilanden ‘autonoom’, maar dat zijn ze in veel opzichten steeds minder geworden
Tweederangs
Het Statuut kwam tot stand juist om onderscheid mogelijk te maken. In de praktijk van alledag maakt het de bewoners van de eilanden tweederangsburgers van het Koninkrijk. Dit is feitelijk een keuze die zij – dan wel hun voorvaderen – ooit zelf maakten, zij het mogelijk niet zo doelbewust. In de status van ‘openbaar lichaam’ en bovenal die van ‘autonoom land’ is het slecht toeven, niet in de laatste plaats omdat het in de praktijk steevast een afwachten is wat Nederland wel of juist niet zal gaan doen.
Het is steeds afwachten óf en, zo ja, hóé Nederland ingrijpt, bijvoorbeeld wanneer eilandelijke overheidsbedrijven, de inlichtingendienst en de Centrale Bank in handen dreigen te vallen van malafide partijen; wanneer de bestuurders bij het opstellen van de eilandelijke begrotingen de realiteit volledig uit het oog verliezen; om het verval van het cultureel erfgoed te keren; wanneer onderwijs, ziekenzorg en intereilandelijke infrastructuur door het ontbreken van noemenswaardig beleid ineenstorten; wanneer de lucht- en de watervervuiling aantoonbaar doden veroorzaken.
Gunst
Het Statuut spreekt van gelijkwaardigheid, zelfstandigheid en wederkerigheid voor de landen. Dat klinkt menigeen als muziek in de oren, maar ontegenzeglijk worden die verhoudingen feitelijk beheerst door een uitgesproken koloniaal element: gunst. De Caribische eilanden zijn bedelende horigen van Nederland. Aan de Koninkrijksrelaties ontbreekt een deugdelijk uitgewerkt en transparant stelsel van rechten en plichten.
Grondig uitgewerkte rechtsregels ordenen de onderlinge verwachtingen en voorkómen zodoende conflicten. Belangwekkender is echter wat socioloog De Swaan schrijft: ‘Het recht versterkt het vertrouwen tussen mensen in een samenleving.’2 Dit is nu precies wat gunsten níét doen. Van gelijkwaardigheid, zelfstandigheid en wederkerigheid is geen sprake. Een samenleven gebaseerd op gunstverlening voedt het onderlinge wantrouwen en (ver)hindert zodoende het samenwerken. De geschiedenis van de eilandelijke samenlevingen én van het Koninkrijk van de afgelopen 65 jaar laten dit onverholen zien.
Het door gunsten gestuurde samenleven versterkt aan de zijde van de onderliggende partij het optrekken van façades, het zich onttrekken aan verantwoordelijkheden, het aannemen van de slachtofferrol, gevoelens van minderwaardigheid. Kortom, Nederland beschaamt de eilandelijke bewoners. Die vernederingen zijn dikwijls verpakt met de beste bedoelingen. Desalniettemin doen de eilandelijke samenlevingen in koninkrijksverband aanhoudend schaamte-ervaringen op.
Eén Nederlanderschap
Het verminderen en uiteindelijk opheffen van de schaamtevolle gunstrelatie begint bij het vaststellen van een gemeenschappelijk doel. Met een knipoog naar een catechetische kwestie, dient de volgende vraag beantwoord te worden: waartoe zijn wij in het Koninkrijk der Nederlanden?
Ook al doen de discussies over de onderlinge verhoudingen anders vermoeden, de staatkundige structuur vormt geen doel op zich. Die structuur is uitsluitend een middel om specifieke doelen te realiseren. Het eerste doel is de invoering van een en hetzelfde Nederlanderschap voor álle burgers van het Koninkrijk. Dit onderstreept niet alleen de staatkundige eenheid en onze veelzijdige verbondenheid, maar bovenal onze gedeelde rechtsstaat en democratie.
Het Statuut houdt de scheiding van eerste- en tweederangsburgers binnen het Koninkrijk in stand. Alle varianten bestendigen die tweedeling. Onverbrekelijk samenhangend met het eerste is het tweede doel, namelijk het aanvaarden in het gehele Koninkrijk van één norm voor het niveau van de maatschappelijke voorzieningen, waaronder uiteenlopende velden van overheidszorg als de rechtshandhaving, openbare financiën, bestuurlijke integriteit, onderwijs, milieu, sociale woningbouw en gezondheidszorg. Leidend zou de westerse norm dienen te zijn, en niet die van de onafhankelijke eilanden in het Caribisch gebied. Bij omringende onafhankelijke landen als Haïti en Dominica steken de Nederlands-Caribische eilanden altijd gunstig af.
De Caribische eilanden zijn bedelende horigen van Nederland
Als gelijk welzijn en gelijke welvaart voor alle rijksgenoten daadwerkelijk het hoofddoel van het samenleven in het Koninkrijk vormen, dan ligt het voor de hand om te kiezen voor de bestuurlijke constructie waarbij de eilanden gemeenten en tezamen een provincie worden. Beslist dient onderkend te worden dat uitsluitend met de volledige integratie van de eilanden in Nederlands verband het verlangde westerse welzijns- en welvaartsniveau en de daarop afgestemde financiële middelen gegarandeerd kunnen worden.
Met deze constructie van integratie wordt de door gunst geteisterde relatie ontmanteld, daar het aan beide zijden niet alleen duidelijk is wat geëist kan worden, maar ook – ongetwijfeld niet minder van belang – wat de verplichtingen zijn. Beide partijen kunnen dan eindelijk, zonder schaamte- en (eventueel) schuldgevoelens, elkaar als gelijkwaardige partners tegemoettreden. Integratie maakt van de vele problemen stoutmoedige oplossingen en realiseerbare idealen voor een vitaal samenleven in het Koninkrijk.
Erin of eruit
Er dient een keuze gemaakt te worden. Erin of eruit? Hetzij je wordt onafhankelijk en treedt als Suriname de eigen toekomst tegemoet – inclusief een zich agressief opdringend Venezuela, een expansief en neokoloniaal China en een genadeloze Latijns-Amerikaanse maffia. Hetzij je wenst je een Koninkrijk zónder koloniale gunstverhoudingen en mét een volwaardig meedraaien in een democratisch bestel.
We moeten van koers veranderen. Dat werd ruim voor de herziening van het Statuut in 2010 al opgemerkt, heel nadrukkelijk ook door het CDA. Zelfs de hier verdedigde vorming van een dertiende provincie met zes gemeenten kwam in 2005 al uitgebreid ter sprake in een speciaal nummer van Christen Democratische Verkenningen.3 Dat pleidooi heeft sindsdien alleen maar aan kracht gewonnen. Het roer moet nu echt worden omgegooid, opdat krachtdadig en doelgericht koers gezet kan worden naar een en hetzelfde Nederlanderschap. Het is de enige nog resterende mogelijkheid om af te rekenen met de koloniale verhoudingen binnen het huidige Koninkrijk.
Er dient een keuze gemaakt te worden. Erin of eruit?
Volwaardige relaties
De bestuurlijke slagkracht om intern, regionaal en wereldwijd te opereren is in de Caribische ‘landen’ Aruba, Sint Maarten en Curaçao structureel ten enenmale te gering om alle complexe vraagstukken het hoofd te bieden.
Het resulteert in permanente frustraties, agressie en weerstand. De ‘landen’ willen autonomie, maar ontvangen ‘samenwerking’ die synoniem is geworden aan Nederlandse voogdijschap.
Diepe frustraties overheersen ook op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het Nederlandse bestuur heeft vooralsnog verzuimd om de openbare lichamen om te zetten in daadwerkelijke Nederlandse gemeenten. De BES-eilanden beschikken dan ook niet over de rechten, plichten en financiering, noch over de invloed en de zeggenschap zoals Nederlandse gemeenten die kennen. Zij hangen er maar een beetje bij. Deze schaamtevolle constructie leidt over en weer voortdurend tot frictie en boosheid, en tot tegenwerking.
Het Statuut heeft de beloofde gelijk- waardigheid, zelfstandigheid en wederkerigheid nooit waargemaakt. Er resteert praktisch en constitutioneel dan ook nog maar één optie: schaf het Statuut af en vorm de Nederlandse Grondwet om tot de Koninkrijksgrondwet. Maak van de Caribische eilanden één provincie en zes gemeenten naar Nederlands model. Dit behoeft geen van de partijen te beangstigen, zolang deze onafwendbare ontwikkeling met wederzijdse zorg verder wordt voorbereid en begeleid.
De overgang zal tijd vergen, complex zijn en veel van iedereen eisen. Daarom is het gewenst om een trans-Atlantische organisatie in het leven te roepen om de overgang naar de gemeente/provincieconstructie nader te onderzoeken en alle voor- en nadelen op een rijtje te zetten. Vervolgens kan met die bevindingen en bij instemming van alle betrokkenen het beoogde traject daadwerkelijk worden afgelegd. Zo rekenen we stoutmoedig af met het koloniale verleden.
Noten
- 1.Dr. Aart G. Broek is auteur van onder meer De geschiedenis van de politie op de Nederlands Caribische eilanden, 1839-2010. Geboeid door macht en onmacht (2011) en De terreur van schaamte. Brandstof voor agressie (tweede druk 2015).
- 2.Abram de Swaan, De mensenmaatschappij. Een inleiding. Amsterdam: Bert Bakker, 1996, p. 81.
- 3.Aart G. Broek (red.), Antillen/Aruba: uit de gunst (CDV Winter 2005). Amsterdam: Boom, 2005.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.