Zij aan zij schuurt onvoldoende met rauwe werkelijkheid
Samenvatting
Het discussiestuk Zij aan zij is een belangrijke bijdrage ter versterking van het politieke midden van Nederland. Het valt niet in de valkuil om populisten naar de mond te praten óf ze te demoniseren. Wel mist het scherpte en urgentie, en maakt het onvoldoende helder hoe de gewenste kleinschaligheid, medemenselijkheid en gemeenschapszin te realiseren vallen in een hyperdiverse samenleving, een complexe EU en een globaliserende wereld. Het programma is op zich sympathiek, maar had ook wel iets minder braaf gemogen.
Er zijn grofweg twee manieren om te reageren op de nationaalpopulistische opstand die de gevestigde orde nu al jarenlang teistert. De ene reactie is meehuilen met het populisme; kritiekloos achter de ‘stem des volks’ aanlopen; dicht tegen het geluid van het nationaalpopulisme aankruipen. De andere reactie vanuit het establishment is het populisme wegzetten als zo ongeveer het ‘nieuwe fascisme’ of op zijn minst als een feitenvrije opstand van verwende burgers in een van de gelukkigste landen ter wereld. De elite moet leiderschap tonen, oftewel doorgaan op de ingeslagen weg: meer Europa, meer flexibilisering, voort met migratie en diversiteit, vooroplopen met klimaataanpassing en energietransitie. Trotseer de weerstand van andersdenkenden, en met name die van de deplorables, zij die niet beter weten. Deze laatste respons negeert elk onbehagen en houdt zich blind en doof voor de nieuwe scheidslijnen en fricties die in de samenleving zijn ontstaan rondom migratie, globalisering en de digitale kenniseconomie – datgene waarop de nationaalpopulistische opstand van de left behind nu juist reageert.
Hoe kan het onder druk staande politieke midden zichzelf handhaven en zelfs versterken in dit gepolariseerde krachtenveld waarin de naoorlogse volkspartijen worden uiteengetrokken door populisme versus elitisme, dynamische steden versus krimpende periferie, internationaal georiënteerde hoger opgeleiden versus lokaal georiënteerde lager opgeleiden? Dat is de kernvraag voor het overleven van onze unieke Europese middenklassesamenleving zoals christendemocratie en sociaaldemocratie die na de oorlog hebben opgebouwd.
Tegen deze achtergrond mogen we blij zijn – en ik heb dat eerder gezegd in een Volkskrantcolumn1 – met de wederopstanding van het ideologische debat binnen het CDA. Deze klassieke volkspartij voldoet daarmee aan haar dure plicht om antwoorden te vinden op de politiek-maatschappelijke krachten die op de middenpartijen inbeuken, en die de sociale samenhang in onze samenleving ondermijnen.
Het CDA pakt dit diepgaander en serieuzer aan dan de huidige VVD en PvdA, getuige alleen al de studie Het Midden. De middenklasse als morele kern van de samenleving van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA.2 Men zoekt ook en vooral naar het midden in de eigen partij. Daar waar oud-partijleider Buma in zijn roemruchte Schoo-lezing3 misschien iets te grofmazig terechtkwam in het kamp van de boze populistische burger, helden zijn CDA-tegenstrevers in hun Trouw-manifest Verandering en vertrouwen weer te veel over naar de tweede respons,4 waarin het wereld- en toekomstbeeld der academische professionals wordt verkocht als ‘leiderschap van het midden’.
De opponenten van de koers-Buma bepleitten voor het CDA een koers naar het ‘radicale midden’, maar juist daarin schoten zij door. Uit de WI-studie Het Midden en eerder het OESO-rapport Under pressure. The squeezed middle class blijkt dat de middengroepen onder druk staan.5 Zij zijn niet boos, maar wel bezorgd over de toekomst. In plaats van radicale veranderingen (inclusief die door nationaalpopulistische volksophitsers worden nagestreefd) zoeken zij zekerheid. Zij willen sociaal-economische zekerheid én culturele continuïteit.
Dat is dan ook wat middenpartijen, als antwoord op de uitdagingen van een wereld in flux én de nationaalpopulistische revolte, burgers minimaal moeten bieden – met name de burgers uit de lagere middenklasse, die men nauwelijks meer aantreft in traditionele partijen, kerken of maatschappelijke organisaties. Geen radicaal midden, maar een degelijk en betrouwbaar midden; een midden dat zichzelf koestert, verdedigt en versterkt.
Zij aan zij: recept voor volkspartij nieuwe stijl?
Voldoet het nieuwe toekomstrapport van het CDA, Zij aan zij. Toekomstperspectief voor Nederland in 2030,6 aan deze gevraagde balanceerkunst voor het politieke en sociologische midden? Levert dit rapport de grondstof voor het redden, ja, het nieuw leven inblazen van de naoorlogse volkspartijen? Ja en nee.
De middengroepen staan onder druk en zoeken zekerheid
Vooropgesteld: het is – als altijd – een goed doordacht programmatisch rapport. Het CDA heeft een sterke traditie op dit gebied (denk aan De verantwoordelijke samenleving uit 1991, en Nieuwe wegen, vaste waarden uit 1995). Partij en Wetenschappelijk Instituut (WI) maken optimaal gebruik van wat er met name bij VU-hoogleraren opgehaald kan worden aan christelijk-sociaal denken of christendemocratische politieke filosofie. Ook aan het laatste vooruitdenkrapport zijn weer grote namen verbonden: Lans Bovenberg, Ab Klink, Govert Buijs, met soms zelfs herkenbare noties in de tekst.
Opmerkelijk is altijd welke constructiefprogrammatische rol het WI bij het CDA-koersdebat krijgt toebedeeld. Dat instituut is geen luis in de pels, geen thuis voor ‘interne partijcritici’, intellectuelen met een haatliefdeverhouding tot de bestaande politiek (iets wat de Wiardi Beckman Stichting zich kon veroorloven in de hoogtijdagen van de Nederlandse sociaaldemocratie); nee, het WI stelt zich nadrukkelijk op als facilitator en penvoerder van de middellange-termijnkoers van de partij – ook weer bij dit rapport over de ‘zij-aan-zijmaatschappij’.
Het is om een aantal redenen moedig dat het CDA nu met zo’n toekomstvisie komt. Als oppositiepartij is het makkelijker om vrijuit te denken en te schrijven dan als partij met regeringsverantwoordelijkheid. Je coalitiepartners kijken immers mee met wat je opschrijft. Verder wordt de hedendaagse politieke mediacultuur gekenmerkt door angst voor debat en meningsverschil binnen partijen.
Dit rapport laat in elk geval zien dat het CDA over het ‘PVV-gedoogtraumacongres’ van Arnhem heen is, en het weer aandurft om met elkaar over christendemocratische politiek te discussiëren – ook in een tijd waarin traditionele volkspartijen de grootste moeite hebben om de boel bij elkaar te houden, en waarin het CDA een spagaat moet uitvoeren tussen zijn bestaande oudere electoraat in de provincie en potentieel nieuwe jonge doelgroepen in de steden. Zelfs de altijd zo stabiel geachte Duitse zusterpartij van het CDA, de Duitse Union van CDU/CSU, blijkt tijdens Merkels Endspiel uiterst kwetsbaar voor de polariserende krachten in onze onoverzichtelijke spaghettisamenleving: ze wordt uiteengetrokken door groenen en rechtspopulisten, door urban professionals tegenover de left behind in de periferie.
Dit rapport laat zien dat het CDA over het ‘PVV-gedoogtraumacongres’ van Arnhem heen is
Dat is de driedubbele handrem die op het stuk zit, maar er is ook wind mee. Een kentering in de tijd? Een kanteling van het politiekmaatschappelijke klimaat? Een nieuwe flow?
In het rapport zelf wordt die kentering fraai als volgt omschreven:
‘Veel mensen zijn klaar met “ieder voor zich” en “eerst ik en misschien ooit jij”. Polarisatie en tweedeling werken alleen maar destructief. Velen ervaren ook het ongemak met het eenzijdige economische en neoliberale denken, het collectief sturingsdenken en het negativisme van “eigen volk eerst”.
De christendemocratie wil die wending in het politiek en geestelijk klimaat aanmoedigen en versterken.’7 Dat is, in het kort, het intellectuele vertrekpunt van het rapport. We moeten van een veel te ver doorgeslagen neoliberale, individualistische, systeembureaucratische maatschappij op zoek naar een samenleving die weer meer op de menselijke maat is toegesneden, en waarin mensen en gemeenschappen de Nederlandse cultuur van samenwerking weer hervinden en versterken. ‘Op zoek naar nieuwe gemeenschappelijkheid’, kopt het rapport.8 Het CDA hoopt daarvoor aan te sluiten bij drie ‘hoopvolle vernieuwingsbewegingen’, namelijk die ‘van ratrace naar relaties’, ‘van regelzucht naar burgerruimte’ en ‘van winst naar [duurzame] waarden’.9 Allemaal zeer wezenlijke ideeën die herkenbaar klinken. Uiteindelijk is Zij aan zij een vertrouwd christendemocratisch verhaal, opgebouwd vanuit de CDA-kernwaarden solidariteit, publieke gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid en rentmeesterschap. In de huidige politieke context van populisme, elitisme, identiteitspolitiek, polarisatie en politieke verruwing is het opnieuw een uiterst belangrijk appel.
Er staan een paar prachtige noties in het rapport. Zoals de notie van radicale subsidiariteit: ‘Kleinschalig als het kan, grootschalig alleen als het moet. Door burgers als het kan, door de overheid alleen als het moet.’10 Er zit ook veel Habermas in het rapport: ‘Tegen de systeemwereld, leve de leefwereld!’11 Men bepleit ‘democratisch en technologisch burgerschap’12 en ‘dienstbare instituties’ voorbij het systeemdenken.13
Sociale agenda
Opvallend sterk naar voren komt de sociale agenda van het CDA. ‘Niemand aan de kant’, zo luidt het motto.14 Er is oog voor nieuwe ongelijkheid en nieuwe segregatie, en men komt met redelijk ferme uitspraken over een radicaal andere jeugdzorg en over de herwaardering van het beroepsonderwijs.
Wel blijft een sterk meritocratische hooglerarentoon aanwezig waar het gaat over een ‘nationale agenda een leven lang ontwikkelen’.15 Daar wordt een toekomstbeeld geschetst van zelfredzaamheid, flexibiliteit en aanpassingsvermogen waarvan we juist geleerd hebben dat dit een splijtzwam vormt tussen hoogopgeleiden en lager opgeleiden. Hier is nog niet de, voor een volkspartij zo cruciale, brug gevonden tussen transitiewinnaars en transitieverliezers.
Dat treft uiteindelijk ook de tegenstelling tussen stad en platteland, bruisende steden en perifere krimpgebieden. Daarin houdt Zij aan zij eerst redelijk het midden, met oog voor de vitaliteit van de (nu CDA-loze) grote steden en een oproep voor een heus nationaal programma voor krimpgebieden,16 maar ook hier wordt daarna toch harder geslagen op de trom van toekomstgerichte innovatie dan op die van traditie en erflaterschap. Van een prettigconservatieve partij als het CDA zou je iets meer respect voor houvast, voor het belang van traditie en continuïteit mogen verwachten, conform die mooie CDA-slogan: ‘Voor een land dat we door willen geven.’
Ik zie in het rapport veel ‘vaste waarden’, maar ook een grenzeloze innovatiedrang steunend op een beeld van een totaal veranderende wereld. Dat levert niet altijd een geruststellende balans op. Zij aan zij biedt juist aan die groepen in onze samenleving die, bij alle welvaart, een enorme toekomstonzekerheid en gebrek aan bescherming ervaren, te weinig zekerheid en continuïteit. Precies dat – een disruptieve innovatie voorstellen zonder gezaghebbende bescherming – heeft zich gewroken in de landbouwparagraaf in het rapport, wat op een onvermijdelijke botsing moest uitlopen en dat daadwerkelijk ook deed.17 Voor een volkspartij blijft de balans tussen traditie en innovatie, veranderingshysterie en behoudzucht essentieel. Wat willen we behouden in een wereld op drift? Wat van ons land geven we door aan de nieuwe generaties?
In dat opzicht is de onverbloemde omhelzing van het Rijnlands model van de socialemarkteconomie weer wel een goede keuze. Bedrijven omschrijft men als een ‘samenlevingshuishouding’,18 en er wordt een sociale, ecologische economie op basis van het brede welvaartsbegrip nagestreefd, met Nederland als topland in die next economy.19 Wel alles, dat spreekt, op menselijke maat. Hoe dit allemaal verzoend kan worden met een ruig globaliserende wereld, in de eeuw van Azië, en binnen de Europese marktsamenleving, daarover bekreunt zo’n rapport zich dan weer niet.
Van een prettig-conservatieve partij zou je iets meer respect voor houvast, traditie en continuïteit mogen verwachten
Prettig, tot slot, aan het rapport is dat het zich presenteert als een ‘uitnodiging tot discussie’ aan heel Nederland. Dat komt heel sympathiek over, en breekt geheel terecht het incrowdbeeld van politieke partijen open. Achterin, bij ‘Uitnodiging om mee te denken’, is ruimte opengelaten waar men zelf politieke analyses en eigen oplossingen kan aanvullen. Helaas is het rapport voor zo’n handreiking naar buiten niet goed genoeg geschreven. Niet alleen te beleidswetenschappelijk voor de gemiddelde Nederlander, maar mij begon het ruimschoots aanwezige zalvende predikantenjargon tegen te staan; het is allemaal ‘samen’, ‘zij aan zij’, ‘niet jij of ik’ wat de klok slaat. Bij al die brave medemenselijkheid mis ik spannende confrontatie en contrastwerking met de realiteit.
Aanvullingen
Ik vind wat betreft gedachtegoed en appel Zij aan zij van het CDA een uiterst belangrijk rapport voor iedereen die het politieke midden van Nederland een warm hart toedraagt. Ik voel me als sociaaldemocratisch ‘gemeenschapsdenker’ zeer verwant met de noties van leefwereld versus systeemwereld, relationeel mensbeeld en de nieuwe gemeenschappelijkheid van de zij-aan-zijmaatschappij.
Mijn probleem is: zo’n type samenleving wás, met alle gebreken en schaduwzijden, het naoorlogse Europese samenlevingsmodel, sterk gedragen en geïnspireerd door de christendemocratie en de sociaaldemocratie, en steunend op de instituties van de democratische rechtsstaat, op het sociaal contract van de relatief egalitaire verzorgingsstaat, op een polderoverlegeconomie en op een hoog niveau van rechten, plichten en onderling vertrouwen – maar ergens ging het dus fout. Hoe precies? Waarom hebben christendemocratie en sociaaldemocratie hun erfenis niet vernieuwend kunnen behouden? Waar faalde het politieke midden? Welke nieuwe krachten en ontwikkelingen hebben die zij-aan-zijmaatschappij ondermijnd en aangetast? Het is deze kant van het verhaal die ik in het rapport node mis: zelfkritiek van het politieke midden. Hoe hebben wij al die boze en bezorgde left behind in onze samenleving kunnen doen ontstaan? Heeft Hans de Boer, de voorzitter van VNO-NCW, gelijk toen hij in november in Buitenhof stelde dat het politieke midden, na een slordige omgang met migratie en integratie en de neoliberale versobering van de verzorgingsstaat, nu met klimaatdrammerij ook de boeren en de bouwwereld dreigt kwijt te raken?
Het politieke midden kan alleen maar sterk zijn – en dat hoef ik het CDA niet uit te leggen – als ook het maatschappelijke midden sterk is, het prepolitieke ‘milieu’, zoals de Duitsers dat noemen. Sociaaldemocratie en christendemocratie zijn echter hun mobiliserende en integrerende kracht kwijtgeraakt in de samenleving: binnen de kerken, de vakbeweging, maatschappelijke organisaties. Niet zozeer in de politiek, maar vooral dáár moet de zij-aan-zijsamenleving worden (her)uitgevonden en versterkt.
Maar dan nog: Hoe radicale kleinschaligheid en medemenselijkheid te organiseren in een globaliserende wereld, een complexe EU en een hyperdiverse samenleving? Hoe een nieuwe volkspartij te ontwerpen die identiteitspolitiek en bubbels overstijgt en een brug vormt tussen innovatieve urbane professionals en traditiegezinden in de regio?
Ik mis in het rapport zelfkritiek van het politieke midden
Wil men dat echt voor elkaar krijgen, dan zal het politieke midden scherper moeten durven zijn over het eigen falen (het is te elitair doorgeschoten in economische en culturele liberalisering) en veel waakzamer moeten zijn tegenover de bedreigingen die de Europese middenklassesamenleving zo sterk onder druk zetten (migratie, maatschappelijk onverantwoord ondernemen, misdaad, autoritarisme). Men zal kritisch moeten zijn op zowel het establishment, dat het land niet meer voldoende bij elkaar weet te houden, als op de nationaalpopulisten en de salafisten, die juist riskante verdeeldheid zaaien. De ironie is dus dat we eigenlijk wél een radicaal midden nodig hebben.
Het voorgaande is wat ik zou aanvullen op de eerdergenoemde opengelaten plekken achter in het rapport Zij aan Zij.
Noten
- 1.René Cuperus, ‘Waarom het politieke midden niet radicaal moet zijn, maar degelijk en betrouwbaar’, de Volkskrant, 28 april 2019.
- 2.Arjen Siegmann (red.)., Het Midden. De middenklasse als morele kern van de samenleving. Den Haag: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA/Wilfried Martens Centre for European Studies/Konrad Adenauer Stiftung, 2019.
- 3.Sybrand Buma, ‘Verwarde tijden!’ die om richting vragen. HJ Schoo-lezing 2017. Amsterdam: Elsevier Weekblad, 2017.
- 4.Jeroen Kremers, Lans Bovenberg, Raymond Gradus, Frank van den Heuvel en Bas van Os, Verandering en vertrouwen. Oproep tot inhoudelijk debat vanuit het christendemocratisch midden van de politiek (discussiestuk), 24 april 2019. Het stuk werd naar buiten gebracht via het volgende artikel: Jeroen Kremers en Bas van Os, ‘Een nieuw radicaal politiek midden is dringend nodig’, Trouw, 24 april 2019.
- 5.Siegmann 2019; OECD, Under pressure. The squeezed middle class. Parijs: OECD Publishing, 2019.
- 6.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Zij aan zij. Toekomstperspectief voor Nederland in 2030. Uitnodiging tot discussie. Den Haag: CDA, 2019.
- 7.WI 2019, p. 71.
- 8.WI 2019, p. 11.
- 9.WI 2019, pp. 12-13.
- 10.WI 2019, p. 53.
- 11.WI 2019, pp. 5-6.
- 12.WI 2019, p. 39.
- 13.WI 2019, p. 53 e.v.
- 14.WI 2019, p. 27.
- 15.WI 2019, p. 27.
- 16.WI 2019, p. 37.
- 17.Zie over deze kwestie het begin van het interview met Herman Wijffels elders in dit CDV-nummer.
- 18.WI 2019, p. 65.
- 19.WI 2019, p. 66.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.