Herman Wijffels: ‘Nú is het CDA aan zet’
Samenvatting
Het CDA is dé partij die de noodzakelijke veranderingen van deze tijd, bijvoorbeeld ten aanzien van de landbouw- en de voedselcrisis, kan helpen vormgeven, stelt Herman Wijffels. Daartoe is het belangrijk dat de partij zich als vanouds aansluit bij de krachten die in de maatschappij zelf aanwezig zijn. ‘Het goede is zich al aan het voltrekken. Alleen wordt het tot nu toe door de politiek genegeerd’, aldus Wijffels, wiens ideeën in een nieuw boek zijn uitgekomen.
Het gesprek met Herman Wijffels (77), voormalig topman bij de Rabobank en de Sociaal-Economische Raad en oudbestuurder bij de Wereldbank, vindt plaats in zijn nieuwe appartement in hartje Utrecht. Het is een paar dagen nadat op het CDA-congres Zij aan zij werd besproken, een rapport met een visie voor het CDA op de middellange termijn,1 en een landbouwpassage daarin tot hevige reacties leidde.2 Wijffels is blij met het rapport, dat hij een proeve van ‘authentiek christendemocratisch denken’ noemt en ‘een verademing’ vergeleken met de koers die het CDA zijns inziens het afgelopen decennium heeft gevoerd. ‘De laatste jaren, sinds de deelname van de partij aan Rutte I, was het CDA toch vooral een reflectie van de angst en de bezorgdheid die er in de samenleving bestaan. Op zich is het goed om je in de zorgen van mensen te verdiepen, maar als je daarbij blijft stilstaan, word je als partij irrelevant voor de toekomst. En dat terwijl het CDA juist nu een belangrijke rol kan spelen in de noodzakelijke veranderingen die zich al aan het voltrekken zijn.’
Eén van die veranderingen betreft de landbouw. Herman Wijffels is ervan overtuigd dat deze op een totaal andere manier moet worden vormgegeven dan vanaf de Tweede Wereldoorlog is gebeurd. En toch, of misschien juist daarom, begrijpt hij de onrust bij de boeren wel, zoals hij ook de zorgen begrijpt van anderen die zich op het Malieveld manifesteren. ‘De CDA’ers die zo ageerden tegen de bewuste zin in het rapport over de verhouding tussen export en duurzaamheid, zitten opgesloten in een oud paradigma. Als je hierbinnen te horen krijgt dat de export er minder toe doet, begrijp ik dat je boos wordt. Want juist deze export, gebaseerd op zo laag mogelijke kosten, vormt de belangrijkste bron van hun inkomsten. Deze mensen kunnen niet anders dan binnen dit paradigma denken. Ondertussen voltrekt zich in de samenleving echter een verandering die een nieuw verdienmodel kan opleveren. Vanuit dat nieuwe paradigma gaat er een wereld open. Alleen is de landbouwpassage in het discussiestuk van het Wetenschappelijk Instituut nog onvoldoende uitgewerkt, zodat men ook niet uit het oude paradigma kon worden opgetild. Maar ik ben ervan overtuigd dat mensen daartoe wel in staat zijn.’

Herman Wijffels
Foto: Dirk Hol
In het recente boek De gulden snede erkent u dat er allerlei crises in de wereld zijn, bijvoorbeeld ten aanzien van voedsel, landbouw, ecologie, stikstof, energie en geopolitiek.3 Toch bent u opvallend hoopvol. Wat maakt u zo hoopvol?
‘Uiteindelijk is dat de gedachte dat in al deze crises het zaad ligt voor het nieuwe. In de stikstofcrisis, maar ook in de geopolitieke crisis en de energiecrisis, ligt als het ware al de kiem voor het andere, dat als je goed kijkt al zichtbaar wordt. De crisisverschijnselen zijn hiervan zelfs een teken. Dieper beschouwd heeft dit te maken met mijn visie op de Verlichting en het industriële tijdperk. De twee grote erfenissen van de Verlichting, te weten het kapitalisme en het socialisme, hebben de afgelopen eeuwen voor een deel goed werk verricht. Ze waren in de industriële tijd belangrijk voor de bestrijding van armoede en voor de verbetering van het leven hier op aarde. In deze strijd tussen kapitaal en arbeid heeft de christendemocratie een bemiddelende rol gespeeld door ervoor te zorgen dat de balans niet te veel naar de ene of de andere kant uitsloeg. Maar we moeten nu constateren dat de Verlichting met haar nadruk op materiële waarden is doorgeslagen en ons gebracht heeft in contreien waar het leven zelf ondergraven wordt. De ecologische crisis en de uitbuiting van de aarde zijn daarvan het beste bewijs.’
We zijn te materialistisch geworden?
‘De Verlichting was een reactie op de dominante rol van de kerk, die mensen vooral een goed leven in het hiernamaals beloofde. Terecht heeft men zich daarna gericht op verbetering van het leven hier en nu op aarde.
Maar we zien nu dat zo’n lange periode op basis van rationaliteit is uitgemond in een cultuur die ook wel “platland” wordt genoemd. De verticale dimensie is uit ons bestaan verdwenen, met alle gevolgen van dien, zoals uitbuiting en egoïsme. Voor mezelf heb ik vastgesteld dat het veel verkieslijker is om een visie op het leven te hebben die niet de korte kijk van het materialisme centraal stelt, maar een weidser perspectief biedt. In die visie wil je de aarde zo goed mogelijk voor de volgende generaties achterlaten. Ik noem dat het evolutionaire of transcendente perspectief, dat door het doorgeschoten Verlichtingsdenken op de achtergrond is geraakt, maar dat we hard nodig hebben om de problemen op deze aarde aan te pakken.’
De Verlichting met haar nadruk op materiële waarden is doorgeslagen
U toont zich hoopvol over het proces van evolutie, maar bent ook kritisch over het sociaal darwinisme en stelt dat de evolutietheorie nog veel vragen onbeantwoord laat. Hoe zit dat precies?
‘Er zijn genoeg aanwijzingen dat het leven zich in een evolutionair proces ontwikkelt, dus in die zin ga ik volop mee met de evolutietheorie. Maar er zijn ook nog veel onbeantwoorde vragen, zoals wat er vóór de big bang was en hoe het eerste leven en de eerste materie zijn ontstaan. Daarnaast vind ik het niet aannemelijk dat al het bestaande op toeval berust, en hierin sta ik zeker niet alleen. Ik houd het op de hypothese dat er achter het evolutieproces een “zin” zit. In mijn visie worden zielen van mensen geïncarneerd om een bijdrage aan dat evolutieproces te geven. Ik kan dit natuurlijk niet bewijzen, maar deze hypothese is in ieder geval vruchtbaarder dan dat we hier “toevallig” zouden zijn, zonder enig doel of enige betekenis. Tegelijk ben ik heel kritisch op het sociaal darwinisme, dat de evolutietheorie vervalst heeft door te stellen dat niet degene die zich het best aanpast, maar de sterkste de grootste kans op overleving heeft. Deze vervalste theorie is op het menselijk domein geïnterpreteerd als een strijd van allen tegen allen, wat weer zijn vertaling heeft gekregen in onze economische orde. Ons hele mededingingsbeleid is op dit sociaal darwinisme gebaseerd en heeft als uitgangspunt dat niet samenwerking maar concurrentie het beste in de mens naar boven haalt. Dat heeft een desastreuze uitwerking gehad in de VS, maar later ook in Europa en specifiek bij ons in Nederland.’
Welke?
‘In de VS, met name in de Republikeinse Partij, heeft het in combinatie met een scherpe interpretatie van het calvinisme geleid tot het leerstuk dat wie het niet goed heeft in het hiernumaals, dit aan zichzelf te wijten heeft. Het calvinistische arbeidsethos moet je succes opleveren; zo niet, dan is dat je eigen schuld. Deze cultuur heeft zich vertaald in het aandeelhouderskapitalisme, dat zich na de val van de Muur in 1989 ook in Europa heeft gevestigd. Vóór die tijd zaten we in Europa met het Rijnlandse model met zijn waardering voor stakeholders geografisch precies tussen het collectivistische communisme in het oosten en het individualistische kapitalisme in het westen in. Na de val van de Muur is het kapitalistische aandeel in Europa veel sterker geworden, in het bijzonder in Nederland. De Hollanders – zoals ik als Vlaming uit Zeeland toch eigenlijk moet zeggen – hebben zich altijd veel meer Angelsaksisch georiënteerd en stonden over de zee naar Amerika en Groot-Brittannië als grote voorbeelden te kijken, met hun rug naar het continent. Dit aandeelhouderskapitalisme heeft bij ons allerlei ongelukken tot gevolg gehad, zoals die bij ABN AMRO en bij Ahold aan het begin van deze eeuw.
In mijn optiek zouden deze crises, maar ook die van de aarde, de energie en het voedsel, zich niet voltrokken hebben als we minder in de sociaaldarwinistische strijd om het bestaan waren terechtgekomen en wat meer de langetermijnoriëntatie hadden gehad die we met de Verlichting zijn kwijtgeraakt. In ieder geval hebben we de transcendente oriëntatie, het denken over generaties heen, nu heel hard nodig bij alle problemen die op ons afkomen.’
Speelt uw katholieke achtergrond daarbij nog een rol?
‘Ik kom niet veel meer in de katholieke kerk, maar bezoek wel geregeld de Tafel van XII van dominee Ruben van Zwieten op de Zuidas, waar we, soms aan de hand van een Bijbeltekst, nadenken over allerlei actuele vragen. Daarnaast vind ik het mooi dat het discussiestuk Zij aan zij begint met de encycliek Laudato Si’ van paus Franciscus, die het ook over ons gemeenschappelijk huis heeft.4 Alleen viel het me op dat het stuk deze notie van een gemeenschappelijk huis meer in sociale zin gebruikt, terwijl de paus het vooral over de ecologische notie van de aarde als gemeenschappelijk huis heeft. De aarde is de bron en de drager van ons leven, maar dit besef is zowel in de kerken als in het CDA slecht ontwikkeld. Dat komt doordat we het Bijbelse begrip “naaste” altijd sociaal hebben uitgelegd. Kenners hebben mij erop gewezen dat deze term in de oorspronkelijke teksten “weidegenoot” betekent: je respecteert je buurman dus niet alleen sociaal, maar als nomadenstam laat je de grond zó achter voor je naaste als je hem zelf ook hoopt aan te treffen. Dat gemeenschappelijke huis van de aarde waarvan we afhankelijk zijn en waarmee we ons verbonden voelen, moeten we weer in het vizier krijgen, maar juist dat aspect vind ik te weinig uitgewerkt in de WI-notitie.’
Het besef van de aarde als bron en drager van ons leven is in de kerken en het CDA slecht ontwikkeld
Hoe waardeert u het stuk in het algemeen?
‘Ik ben er erg blij mee, omdat het getuigt van een authentiek christendemocratisch denken dat ik lange tijd gemist heb, zowel vanuit het Wetenschappelijk Instituut als vanuit de partij zelf. In die zin is het een verademing. Er kwam de afgelopen jaren geen integrale visie op de samenleving vanuit het WI, hooguit wat rapporten op deelgebieden. En de politieke leiding had eerder een behoudende en soms met de wolven in het bos meehuilende stem dan dat ze met frisse, concrete, bruikbare en degelijke ideeën over de toekomst van Nederland en Europa kwam. Uit de gesprekken die ik voer met allerlei mensen binnen en buiten het CDA, krijg ik gelukkig de indruk dat er een groot verlangen bestaat om als partij weer een rol te spelen in de vormgeving van de toekomst. In het boek De gulden snede heb ik het bijna afgelopen decennium “de politieke winter van het CDA” genoemd. Ik geef toe dat ik een paar keer op een andere partij gestemd heb, maar ben wel altijd lid gebleven. In die zin heb ik deze winter overleefd bínnen de partij, en op dit moment biedt de christendemocratie bij uitstek het gedachtegoed om de noodzakelijke transitie in de samenleving vorm te geven.’
Wat heeft de christendemocratie juist nu te bieden?
‘We hebben een samenleving gecreëerd waarin we alles óf van de overheid óf van de markt verwachten. De rol van de gemeenschap is op de achtergrond geraakt, terwijl dat juist altijd de kern van de bijdrage van het CDA is geweest. Vanouds heeft het CDA zich met het klassieke maatschappelijk middenveld verbonden, maar nu is er een heel nieuw middenveld aan het ontstaan dat tot nu toe vrijwel volledig door de politiek in Den Haag is genegeerd, zo niet tegengewerkt. Er is in de samenleving een enorme behoefte om niet langer afhankelijk te zijn van de overheid met haar bureaucratische regels of van het grote bedrijfsleven met zijn technocratische oplossingen. Mensen willen weer meester worden over hun eigen leven, en zijn daartoe ook steeds meer in staat. Door de enorme investeringen van de afgelopen tijd in emancipatie en onderwijs kan men veel meer zelf doen, en daartoe worden allerlei initiatieven ontplooid. Het goede is zich allang in de samenleving aan het voltrekken.’
Het CDA heeft de natuurlijke roeping om de politieke stem van deze basisbeweging te worden
Aan welke initiatieven denkt u?
‘Aan de vele honderden energiecoöperaties die niet alleen gezamenlijk in hun eigen energie willen voorzien, maar vooral niet meer afhankelijk willen zijn van fossiele energie als olie en gas. Aan de vele dorpscoöperaties waarin mensen de handen ineenslaan om de plaatselijke kroeg, de lokale supermarkt of het plaatselijke gemeenschapshuis te behouden en dat verbinden met ondernemingszin en bijvoorbeeld de zorg voor ouderen. Aan groepen ouders van kinderen die dezelfde ziekte hebben, die gezamenlijk professionele zorgarrangementen inkopen of zelf uitvoeren, omdat ze niet langer afhankelijk willen zijn van wat de staat hun te bieden heeft. Aan de vele initiatieven van ouderen die gezamenlijk in een Knarrenhof gaan wonen, zodat ze de zorg krijgen en aan elkaar geven die ze graag willen. Aan de tientallen stadsdorpen, waarvan dertig in Amsterdam, waarin op wijkniveau van alles wordt geregeld, bijvoorbeeld huisartsenzorg. Denk ook aan de honderden sociale ondernemingen die inmiddels actief zijn in ons land, of aan broodfondsen waarin zelfstandige ondernemers elkaar steunen bij ziekte of arbeidsongeschiktheid. Echt, er is een heel nieuw middenveld aan het ontstaan, een brede beweging van mensen die op een duurzame manier met elkaar verbonden willen zijn en een bijdrage aan het algemeen belang willen geven. Maar Den Haag speelt daarin nog nauwelijks een rol.’
Wat moet de specifieke rol van de politiek en het CDA daarin worden?
‘Het CDA heeft de natuurlijke roeping om de politieke stem van deze basisbeweging te worden: de stem van al die mensen die bereid én in staat zijn om hun verworven eigenheid, het goede dat uit de Verlichting is voortgekomen, te verbinden met collectieve belangen. Zelf heb ik het CDA altijd gezien als een partij die niet primair in Den Haag opereert, maar in het land. Tot op zekere hoogte vervult de SP die rol ook, maar die partij heeft een ideologie die het toch altijd weer van de overheid verwacht. Terwijl wij als christendemocraten diep vanbinnen geen overheids- of marktpartij zijn, maar een partij die het goede in de samenleving stimuleert. Het CDA moet al die zojuist genoemde initiatieven steunen. Dat kan met wetgeving, maar ook door de beperkingen van het markt- en staatsdenken te doorbreken. Want gek genoeg heeft juist de gedachte om zo veel mogelijk aan de markt over te laten een overheid gecreëerd die met allerlei controlemechanismen een woud aan regels en bureaucratie heeft geschapen.’
Het goede is zich al in de samenleving aan het voltrekken en de overheid moet vooral niet in de weg staan?
‘Absoluut. Dat maakt me ook hoopvol. Onderzoek heeft aangetoond dat eerdere beschavingen altijd ten onder gingen als er werd voldaan aan twee voorwaarden: de overbelasting van natuurlijke bronnen en de aanwezigheid van elites die niet wilden veranderen. Mijn stelling is dat wij als mensen door onze capaciteit om te reflecteren en te veranderen inmiddels zo veel kennis en inzicht hebben opgedaan, bijvoorbeeld op het gebied van ICT en van technologie, dat het feit dat we er nog niet in slagen om de problemen in de wereld aan te pakken op dit moment geen kwestie is van onkunde, maar van onwil. En dan komt de volgende vraag op tafel, ook voor het CDA: wat ga je als partij doen? Wil je net als veel mensen in het land de mogelijkheid tot reflectie van de mens omzetten in daadkracht, zodat we de ondergang kunnen afwentelen, of doen we niets en laten we de ondergang almaar dichterbij komen?’
We hebben in verhouding nu te weinig akkerbouw in Nederland
Laten we naar de landbouw gaan. In het boek pleit u voor een sector die met behulp van de allernieuwste technieken aan ‘precisielandbouw’doet die vooral de gezondheid van mens en aarde voorstaat. Ziet u die nieuwe landbouw ook al ontstaan?
‘Zeker. Allereerst is dat natuurlijk de biologische landbouw, die behoorlijk groeit maar ten opzichte van het geheel nog relatief klein is. Daarnaast is er een grotere beweging van zo’n tienduizend boeren, een vijfde van het totale aantal, die, verenigd in de organisatie BoerenNatuur en gegroepeerd in zo’n veertig regionale coöperaties, een natuurinclusieve landbouw nastreeft. Voor hen staan niet de maximale productie en zo min mogelijk kosten centraal, maar een landbouw die de natuur een plek geeft, die aan weidebeheer doet zodat vogels als de grutto een natuurlijke habitat houden.’
Inmiddels heeft minister Schouten de term ‘kringlooplandbouw’ omarmd. Zijn we in Nederland op de goede weg?
‘Ik onderschrijf die stap van de minister, maar zie in haar stukken hierover nog niet dat ze de volledige consequentie van een circulaire landbouw trekt. Het blijft hangen in het optimaliseren van het oude systeem, terwijl een volledig circulaire landbouw niet langer kan draaien op het importeren en gebruiken van grote hoeveelheden veevoer en het exporteren van kunstmest. In een volledig circulaire landbouw draait het om het levend houden van de bodem en een evenwichtige balans tussen veehouderij en akkerbouw, zodat nutriënten als stikstof en fosfaat in een gezonde hoeveelheid in de bodem terugkeren. Nu hebben we in verhouding te weinig akkerbouw in Nederland, waardoor we een teveel aan nutriënten hebben, dat vervolgens als vervuiling in het milieu terechtkomt.’
Kunnen we deze volkomen nieuwe organisatie van de landbouw in Nederland voor elkaar krijgen, of is circulaire landbouw over geheel Europa en zelfs de hele wereld mogelijk of zelfs noodzakelijk?
‘Er zijn in mijn ogen drie mogelijkheden.
De eerste is dat je enkel in Nederland een circulaire landbouw opzet. Omdat wij te weinig akkerbouwgrond hebben, is dat echter niet goed te realiseren. De tweede mogelijkheid is dat we in Noordwest-Europa, dus in delen van Duitsland, Nederland, België en Noord- Frankrijk, een gebied voor deze circulaire landbouw creëren. Ik denk dat we daar tot een goede balans van veeteelt en akkerbouw kunnen komen, hoewel we misschien onze teelt wat moeten veranderen en bijvoorbeeld meer soja moeten verbouwen. Een derde optie is dat we tot een wereldwijde circulaire landbouw komen. In bijvoorbeeld Brazilië wordt dan met hoogwaardige technologie soja en maïs verbouwd, waar ter plekke de nutriënten die we hier in Nederland nodig hebben via bioraffinage eruit worden gehaald, om vervolgens nutriënten als fosfaten via raffinage hier weer uit de mest te halen en terug te brengen in de bron daar. Het gaat er in ieder geval om dat de bron in stand blijft en vruchtbaar. We moeten toe naar een landbouw die oog heeft voor behoud van een gezonde aarde, voor gezond voedsel voor mens en dier, én voor een goed inkomen voor de boer.’
Een nieuwe organisatie van de landbouw hoeft niet ten koste te gaan van de boeren, die op dit moment vrezen voor hun toekomst.
‘Inderdaad. Bij een echt circulaire landbouw worden alle elementen in de keten zo op elkaar afgestemd dat zorg voor de bodem samengaat met een goede beloning van de boer, die naar rato van het werk dat hij levert moet worden betaald. Dat is nu absoluut niet het geval. Bij de Rabobank is ooit eens uitgerekend dat iedereen in de voedselsector er goed aan verdient, van leveranciers tot afnemers, maar de boeren zelf niet. Dat kan natuurlijk niet. Daarom reageren ze nu ook zo heftig. Ze zitten klem in het lagekostenparadigma, waardoor ze zo veel mogelijk moeten produceren en exporteren. Bovendien doen ze alles om aan de huidige regels te voldoen, en dan is het wéér niet goed. Er is maar één mogelijkheid om uit deze spagaat te komen en dat is een totale ombouw van het systeem. Dit is niet alleen een probleem van de boeren, maar van de hele samenleving. Het heeft alles te maken met gezond voedsel en de bereidheid van mensen om daarvoor te betalen.’
Het kan niet dat iedereen in de voedselsector er goed aan verdient, behalve de boeren zelf
Is dat verlangen naar gezond en lokaal voedsel in de samenleving al zichtbaar?
‘Absoluut. Steeds meer mensen hechten aan gezond voedsel, eten minder of geen vlees, of kopen lokale producten. Toch is ook hier nog wel een wereld te winnen. Op de radio hoorde ik in aanloop naar het CDA-congres wethouder Sven de Langen van Rotterdam zeggen dat de helft van de mensen in zijn stad obees is. En dat klopt: veel mensen behandelen hun lichaam zo slecht dat er allerlei ziektes op de loer liggen. Maar gelukkig worden ook hier veel goede initiatieven ontplooid. Denk maar aan de Amsterdamse basisscholen die tuintjes hebben aangelegd waar ouders samen met hun kinderen leren wat gezond voedsel is. Het goede is zich al aan het voltrekken.’
In uw boek toont u zich dermate hoopvol en optimistisch dat u zelfs de opkomst van China positief duidt. Stapt u niet te gemakkelijk over het gebrek aan pluriformiteit en democratie in dat land heen?
‘Waar het mij om gaat is dat de Chinese overheid van alle overheden die ik ken de grootste stappen zet op het gebied van milieubeleid. Het land is de grootste investeerder in windmolens, zonnepanelen en accu’s. In een stad als Shanghai rijden alle brommers en motoren al op elektriciteit. Natuurlijk verkies ik de manier waarop wij onze democratische rechtsstaat hebben ingericht boven de inrichting van de Chinese samenleving, maar je moet die ook in haar context bezien. Het huidige Chinese leiderschap gedraagt zich nog steeds als een keizerlijke dynastie die kijkt wat het volk nodig heeft om zelf in het zadel te kunnen blijven. En dat is een gevoel van veiligheid, voldoende eten en het aanpakken van de milieuvervuiling. Vanuit hun optiek doen de Chinese leiders het dus goed, en ze koppelen dat bewonderenswaardig aan een visie op de lange termijn. Onze visie voor de lange termijn is op de christendemocratie gebaseerd en kan voor de toekomst inspiratie vinden in Laudato Si’.’
Wat raadt u het CDA nu aan?
‘Steun al die initiatieven waarin mensen zelf de organisatie van hun leven op zich nemen en het goede voor de hele samenleving zoeken. Mensen zijn tegenwoordig zo ontwikkeld dat ze niet meer gehinderd willen worden door al die regels, maar gerespecteerd in hun professionaliteit. Dat geldt voor de zorg, voor het onderwijs en voor de landbouw. Wat dit laatste punt betreft: het landbouwbeleid in Europa moet hervormd worden. Geef daar als CDA mede vorm aan. Daarin moet niet concurrentie centraal staan, maar samenwerking tussen alle partijen in de voedselketen, zodat ruimte wordt gegeven aan gezond voedsel, duurzame zorg voor de aarde en een eerlijke beloning voor de boeren. Wat dat betreft staat er nu net zo’n grote operatie te wachten als na de Tweede Wereldoorlog, toen onder leiding van Sicco Mansholt het huidige Europese landbouwbeleid werd opgetuigd.’
We hebben leiders nodig die zich innerlijk verbinden aan de grote vraagstukken van deze tijd
Wat voor leiderschap heeft de christendemocratie daarvoor nodig?
‘We hebben mensen nodig die zich innerlijk verbinden aan de grote vraagstukken van deze tijd. Het proces dat we nu moeten aangaan is niet gebaat bij een leiderschap vanuit managersoptiek. In de samenleving, ook bij andere politieke partijen, ziet men graag dat het CDA de richting van Nederland mede bepaalt op een financieel en bestuurlijk degelijke wijze én met een sociaal hart. Die combinatie is essentieel voor de partij, nu we een weg inslaan waar niet alleen de markt of alleen de overheid, maar vooral de samenleving het stuur in handen heeft.’
Noten
- 1.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Zij aan zij. Toekomstperspectief voor Nederland in 2030. Uitnodiging tot discussie. Den Haag: CDA, 2019.
- 2.De gewraakte zin luidde: ‘De waarden duurzaamheid en dierenwelzijn en het inkomen van de boeren moeten belangrijker zijn dan de ambitie om de tweede voedselexporteur van de wereld te willen blijven.’
- 3.Wilma de Rek, De gulden snede. Herman Wijffels over een economie die werkt voor mens en aarde. Amsterdam: Balans, 2019.
- 4.Paus Franciscus, Laudato Si’/ Wees geprezen. Over de zorg voor het gemeenschappelijke huis. Vaticaanstad/Poeldijk: Libreria Editrice Vaticana/Stg InterKerk, 2015.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.