Economie met een ziel: de toekomst van het kapitalisme
Samenvatting
‘Ik ben een schoonheid in niets anders dan mijn boeken.’ Aldus beschreef Adam Smith zichzelf ooit eens aan een vriend. Smith, met zijn boek The wealth of nations uit 1776 grondlegger van het economisch denken, was geen knappe man en zijn hele leven leed Smith aan een trillend hoofd en aan een vreemde en stotterende manier van spreken.1 Tweehonderdvijftig jaar later is het niet alleen de fysieke verschijning van Smith die op weinig bewondering kan rekenen. Ook zijn intellectuele erfenis staat onder druk.
Marktdenken is uit, en het kapitalisme al helemaal. We kennen de problemen: het verlies van goedbetaald werk voor laaggeschoolden, krapte op de woningmarkt, de druk van immigratie. Er ontstaat publieke weerzin tegen de hoge salarissen van bankiers, de belastingontwijking van multinationals, miljonairs die minder belasting betalen dan een gezin met drie keer modaal. Geen wonder dat mensen zich verzetten tegen nieuwe belastingen om te kunnen vergroenen en sceptisch zijn over het klimaatbeleid. De natuurlijke wederkerigheid in de samenleving lijkt terrein te verliezen aan individualisme en identiteitspolitiek.
In zijn nieuwe boek, The future of capitalism, mengt ontwikkelingseconoom Paul Collier zich in deze discussie en kiest voor een opvallende diagnose van het probleem: het ontbreken van goede normen en waarden als noodzakelijke voorwaarden voor de toekomst. Collier is hoogleraar in Oxford, werkte eerder voor de Wereldbank en is bekend geworden door boeken over armoedeproblematiek (The bottom billion) en migratie (Exodus). Hij schrikt er niet voor terug om heilige huisjes omver te werpen.
Zo pleitte hij voor militair ingrijpen in de armste landen om een burgeroorlog te voorkomen, als een belangrijke vorm van hulp. En hij pleitte voor het beheersen van immigratie, omdat die leidt tot segregatie en vervreemding in de ontvangende landen. Landen van herkomst zouden meer hebben aan de betrokkenheid van internationale bedrijven in speciale economische zones. Bij dit alles beroept hij zich op doorwrocht economisch denken en op zijn eigen wetenschappelijke publicaties op het gebied van ontwikkeling, migratie en economische theorie.

Paul Collier
The future of capitalism. Facing the new anxieties
Allen Lane | 2018 | 256 pp. | £ 20,00 |ISBN 9780241333884
Normen en waarden
In de ontwikkeling van het economisch denken na de Tweede Wereldoorlog lag het primaat bij het denken in termen van ‘nut’ (Jeremy Bentham) of van een abstracte rechtvaardigheid (John Rawls). Economie draait om de behoeftebevrediging onder schaarse middelen, en daar is voor veel wetenschappers het meeste wel mee gezegd als het gaat om de fundamenten van de economie. Het grootste deel van de literatuur gaat uit van de rationele mens, de homo economicus, wiens gedrag voorspeld kan worden: liever meer dan minder, liever meer voor mezelf dan voor een ander. In dit kader spelen normen en waarden geen rol. Zij worden als gegeven beschouwd.
Een belangrijke uitzondering wordt gevormd door een lijn van Duitse denkers: Ludwig Erhard, Wilhelm Röpke en Alexander Rüstow. Zij beschreven al voor de Tweede Wereldoorlog hoe belangrijk een vrije markt was, geschraagd door sterke gezinnen en bedrijven met hun eigen morele verantwoordelijkheid. De staat schept niet zelf de voorwaarden waar hij van afhankelijk is. Collier sluit met zijn boek volledig aan bij deze denkers, overigens zonder ze bij naam te noemen.
De juiste basis voor een samenleving wordt gevormd door mensen die zich aan de wet willen houden. Relaties zijn de kleinste eenheden van de samenleving. Het gezin is belangrijk. (‘De betrokkenheid van jonge ouders op hun kinderen baat ons allen en we moeten bereid zijn om ervoor te betalen. Als ouders hun commitment niet opvolgen, betaalt de rest van ons daarvoor een hoge prijs.’) Ondernemingen vragen om moreel leiderschap waarbij winst niet het hoogste doel is, maar een randvoorwaarde.
Moraal is ‘normaal’ als zij gebonden is aan een fysieke plaats, zoals een natiestaat. Daarbinnen kunnen we elkaar (persoonlijk of en plein public) aanspreken op onze rechten en plichten ten opzichte van elkaar. Dit begrip van normale morele instincten staat in de traditie van Adam Smith en David Hume. Het staat haaks op het utilitarisme van Bentham en de abstracties van John Rawls, een denken dat omarmd lijkt door de meritocratische elite, voor wie landsgrenzen steeds minder betekenis hebben. Begrijpelijk, want zij zijn mobiel en vinden hun identiteit in hun professionele status.
In de flaptekst van het boek staat vermeld dat Collier de Duitse overheid adviseert. Hij spaart die niet in het boek, door scherp te oordelen over de opstelling van de voormalige SPD-lijsttrekker Martin Schulz, die het internationaal recht (van vluchtelingen) belangrijker vond dan de ‘stemming in het land’, en ook over de beslissing van bondskanselier Merkel om de grenzen ruim open te zetten voor vluchtelingen. In beide gevallen, vindt Collier, is er te weinig gedacht aan moraliteit als gebonden aan plaats. Er is wel een plicht om hulp te bieden bij rampen, oorlog en hongersnood (duty of rescue), maar die is van een andere orde.
Moraal is ‘normaal’ als zij gebonden is aan een fysieke plaats, zoals een natiestaat
Herstel van een morele economie
Het sleutelbegrip waar volgens Collier een nieuwe, humanere vorm van kapitalisme om draait is ‘herstellen’: het herstellen van de erfenis van Smith, die de samenleving zag als een morele opgave, en het herstellen van de normale blik op wederzijdse verplichtingen en relaties, die de basis vormen van een rechtvaardige samenleving. Collier geeft dit zelf weer als een combinatie van drie componenten: saamhorigheid (shared belonging), wederkerigheid en doelgerichtheid.
Deze principes zijn goed toe te passen op de wereld van nu. De huidige polarisatie tussen hoog- en laagopgeleiden ontstaat door het verschil tussen banen die een hoge status bieden en werk dat een lage status geeft. De groep met een lage status identificeert zich sneller met de natiestaat. Dit doorbreken vraagt om een gedeelde identiteit en om een gevoel van saamhorigheid tussen beide groepen.
Voor de onderneming betekent moraliteit het hebben van een goed zicht op de verantwoordelijkheden van een werkgever. Het maken van winst moet geen doel zijn, maar een randvoorwaarde. De activiteiten van de onderneming moeten uiteindelijk bijdragen aan het algemene belang.
Investeren in werknemers en aandacht hebben voor de leefomgeving horen bij het ‘normale’ ondernemen, en dat mag meer uitgedragen worden door politici.
Ten slotte valt er veel te zeggen voor een nieuwe visie op het gezinsleven.
Het vervangen van de ethical family door het individu-met-rechten is een tragedie in plaats van een triomf. Gezinnen zijn gekrompen in de breedte, maar gegroeid in de relaties tussen generaties. Wie in die nieuwe situatie alleen zichzelf zoekt, houdt uiteindelijk niets over. Bonhoeffer had gelijk: we vinden onszelf pas als we het goede zoeken voor de ander. Zelfs onder psychologen wordt dit inmiddels erkend, en onder hen staat het bekend als de teleologische paradox: het streven naar geluk maakt mensen niet gelukkig. Het is de tragedie van Alejandro Valverde, de Spaanse wielrenner die in een depressie stortte nadat hij wereldkampioen was geworden.
Collier noemt het niet zo, maar zijn morele basis wordt in feite gevormd door het verhaal van de barmhartige Samaritaan. Dit verhaal is vormend geweest voor de westerse beschaving. Naast de menselijke doelgerichtheid en de prestatiemaatschappij houdt dit verhaal ons een spiegel voor: ‘Zorg voor je naaste, ook als het je niet uitkomt of als die naaste jou niet aanstaat.’ Verplichtingen op afstand en abstracte doelen kunnen ons blind maken voor de nood van de ander, die zich altijd weer aandient op momenten dat het ons eigenlijk niet uitkomt. ‘Wie is mijn naaste?’ is een vraag die moet blijven worden gesteld.
De weg die Collier voorstaat sluit opvallend goed aan bij het christendemocratische denken over de mens en de rol van de overheid. De basis van het goede samenleven wordt gevormd door verantwoordelijkheid: we roepen elkaar ter verantwoording, en we geven zelf antwoord op de opgave waar het leven ons voor stelt. Deze wederzijdse verhouding is de basis voor samenleven. Het primaat ligt niet bij de politiek, maar bij de morele waarden die hooggeacht worden in de samenleving.
Het vervangen van de ethical family door het individu-met-rechten is een tragedie in plaats van een triomf
Kunnen we er wat mee?
Sinds de oprichting van het CDA zijn er al veel studies verschenen die zich richten op de problemen van de ‘verzorgingsstaat’. De staat kan niet, en moet niet, de rol overnemen van de normale wederzijdse verantwoordelijkheden die mensen ten opzichte van elkaar voelen. Waar dat gebeurt ontstaan problemen als die van het toeslagensysteem, een hoge belastingdruk en instrumentalisme om vrouwen ‘economisch zelfstandig’ te maken. Het gaat voorbij aan de eigen verantwoordelijkheid en aan relaties als de kleinste eenheden van de samenleving.
Op drie vlakken wijst Collier op een aantal interessante wegen waar het denken over politiek en economie zijn voordeel mee kan doen. Ten eerste de economische opkomst van de grote stad. Daar vinden baancreatie en groei, maar ook woningnood plaats. Een deel van deze groei zou weleens minder productief kunnen zijn. Niet alles wat bankiers, advocaten, vastgoedmakelaars en handelaren doen, draagt bij aan het economische welzijn. Het belasten van grootverdieners zou hoger op de politieke agenda moeten staan.
Ten tweede werkloosheid en scholing. In veel landen wordt gedacht aan een permanent scholingsfonds vanaf de geboorte, voor iedereen persoonlijk. Het klinkt mooi, maar het is individualistisch gedacht, vanuit diploma’s en onderwijsinstellingen – terwijl mensen leren op het werk, en terwijl het de bedrijven zijn die mensen productief maken. Het herstellen van de normale verantwoordelijkheid van bedrijven voor de vorming en opleiding van hun personeel, ook in een tweede carrière, sluit veel beter aan bij hoe volwassen mensen leren en werken.
Ten derde het inkomens- en belastingbeleid. De prikkels in dat beleid zijn gericht op meer werken en meer verdienen, maar dat is niet waar het goede leven om draait. Als er al prikkels in het belastingbeleid zitten, dan zouden die moeten aansluiten bij de normale verantwoordelijkheden die gezinnen en bedrijven al bezitten: zorg voor kinderen, zorg voor werknemers, het tegengaan van oneigenlijke winsten. Een hoger minimumloon stimuleert bedrijven om meer in hun personeel te investeren.
Moreel en economisch heeft dit grote waarde.
En Adam Smith? Hij vroeg zich hardop af: ‘Wat is het nut van alle moeite en zweet in deze wereld? Waarheen leiden inhaligheid en ambitie, het najagen van rijkdom, macht en status?’ Het antwoord dat hij zelf geeft in The wealth of nations: het heeft zijn rechtvaardiging in het welzijn van de gewone man. Collier herinnert ons aan datzelfde thema: de rechtvaardiging van markten en economische groei kan niet liggen in hun eigen bestaan, maar ligt in iets wat verder wijst. We kunnen ons nut niet maximaliseren; in het ons omkeren naar elkaar schuilt het geheim.
Noot
- 1.Robert L. Heilbroner, The worldly philosophers. The lives, times, and ideas of the great economic thinkers (zevende, herziene editie). New York: Simon & Schuster, 1999, p. 45.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.