Vernietiging van pluriformiteit doodsteek voor de politiek
Samenvatting
In Het waagstuk van de politiek worden twee nog niet eerder in het Nederlands vertaalde teksten van de filosofe Hannah Arendt (1906-1975) samengebracht.
Het zijn ‘Liegen in de politiek’ en ‘Burgerlijke ongehoorzaamheid’, die in respectievelijk 1971 en 1970 werden gepubliceerd in The New York Times. ‘Liegen in de politiek’ is geschreven naar aanleiding van de Pentagon Papers en de leugenachtigheid van de toenmalige machthebbers ten aanzien van de Vietnamoorlog. ‘Burgerlijke ongehoorzaamheid’ richt zich op twee vormen van verzet van burgers: ten eerste het verzet tegen de Vietnamoorlog, waarvan de grondwettelijkheid betwist kon worden aangezien de regering haar beslissing om in Vietnam in te grijpen helemaal niet aan de burgers had voorgelegd, en ten tweede het verzet van de burgerrechtenbeweging die opkwam voor gelijkberechtiging van de zwarte bevolking. Ze geven iets aan van de wijze waarop Arendt filosofie bij voorkeur bedreef: een denken dat zich aan gebeurtenissen gehecht weet, ‘als een cirkel aan zijn middelpunt’.1 Zowel haar beide teksten als haar onderzoeksmethode hebben nog niets aan actualiteit en relevantie ingeboet.
Tegen totalitarisme
De filosofie van Hannah Arendt is gestempeld door de ervaringen van de Tweede Wereldoorlog. Dit blijkt eens te meer uit een gesprek dat zij in 1964 met Günter Gaus had. Met een verslag van dit interview (voorafgegaan door een inleiding van de vertalers Dirk De Schutter en Remi Peters) opent de bundel.2 Arendt ontvluchtte als Duitse Jodin in 1933 haar geboorteland om zich, na tal van omzwervingen als vluchteling in Europa, in 1941 definitief in Amerika te vestigen. Al haar denken en werk is erop gericht te begrijpen hoe totalitarisme heeft kunnen ontstaan en op het onder woorden brengen van het belang van het politieke, dat allesbehalve totalitair is.3 De essays uit deze bundel zijn geboren uit ontsteltenis en afgrijzen over de terugkeer van het totalitaire model in de jaren zeventig, juist in de Verenigde Staten, die haar eens een veilig toevluchtsoord boden.
Geen gemeenschappelijke wereld
Liegen in de politiek is funest volgens Arendt. Systematisch liegen leidt uiteindelijk tot de ontkenning van het feit dat we in een wereld leven die we met elkaar delen, en waarvoor we dus onherroepelijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen. Waar de leugen regeert, bestaat in feite geen geloof meer in een gemeenschappelijke wereld. Dan heeft iedereen zijn eigen waarheid, leeft ieder voor zich in zijn eigen bubbel en moeten we daar, conform het hedendaagse dogma van de identiteitspolitiek, nog alle begrip voor hebben ook.

Hannah Arendt
Het waagstuk van de politiek
Klement | 2018 | 165 pp. | € 19,99 | ISBN 9789086872350
Dat betekent in feite het einde van de politiek, die bestaat bij de gratie van een gemeenschappelijke wereld en die leeft van de nooit helemaal te realiseren belofte dat daarin goed leven mogelijk is waarbij iedereen op een eigen unieke wijze tot zijn of haar recht kan komen. Door te liegen slaan mensen de gemeenschappelijke bodem weg waarop ze staan en die hun houvast geeft om iets nieuws te beginnen. De totalitaire leider spreekt altijd de waarheid, niet omdat hij zijn uitspraken afstemt op de werkelijkheid, maar omgekeerd, omdat hij de werkelijkheid aan zijn uitspraken aanpast. Het totalitarisme meent zich deze leugens te kunnen veroorloven omdat het in zijn eigen almacht gelooft. Deze verstrengeling van almachtswaan en ideologie had ook de VS in haar greep, zo leert Arendt uit haar lectuur van de Pentagon Papers, het uit 47 delen bestaande rapport over de Amerikaanse interventie in Vietnam dat in 1971 werd samengesteld door de minister van Defensie Robert McNamara.
Rekenmeesters strooiden in dat rapport met tal van tabellen en grafieken, alsof ze daarmee de op niets gebaseerde (en al door de CIA ontkrachte) dominotheorie over het communistische gevaar aannemelijk konden maken. De gevolgen van militaire acties werden berekend alsof men de loop van de wereldgeschiedenis in de eigen achterzak had. ‘De probleemoplossers rekenden, en oordeelden niet’, zo stelt Arendt.4
Op niet onwelwillende wijze werd met de zienswijze van statistici en speltheoretici bij de hand, de werkelijkheid van de Vietnamoorlog gevormd (een andere werkelijkheid met ‘alternatieve feiten’, zou je nu zeggen). Een kleine politieke elite was, zo bleek, meer bezig met het krampachtig in stand houden van het imago van almacht van de wereldleider dan met de feitelijke beoordeling van alle weerbarstige historische, politieke en geografische feiten, laat staan met de vernietigende gevolgen van de oorlog zelf. Gelukkig zijn deze misstanden in de openbaarheid aan de kaak gesteld door de krachtige vrije pers, zo stelt Arendt in haar analyse.5 Je vraagt je onwillekeurig af of ze daar in het hedendaagse Amerika nog zo gerust op zou zijn. Van George H.W. Bush is al deze uitspraak bekend: ‘I will never apologize […]. I don’t care what the facts are’, maar de gelegenheden waarbij Trump de feiten aan zijn laars lapt zijn talloos. De onschuldigste leugen is nog dat hij recentelijk de feitelijke loop van een orkaan ontkende om zich niet voor zijn fout te hoeven verontschuldigen.
Dit gaat echter naadloos over in het veel kwalijker frame van ontkenning van de klimaatverandering, de systematische beschadiging van hem onwelgevallige personen, en de ondermijning van de instituties van de rechtsstaat (zoals de onafhankelijke rechterlijke macht, de vrijheid van onderwijs en de vrije pers).
Wie Arendt leest, wordt zich ervan bewust hoe weinig politiek de politieke arena is geworden en hoeveel antipolitiek er is
De plicht tot burgerlijke ongehoorzaamheid
Niet alleen de pers, maar ook de mondige burger kan zich met succes tegen de totalitaire dreiging en bekoring verzetten. De wet is niet in staat verandering af te dwingen, volgens Arendt, maar burgerlijke ongehoorzaamheid kan dat wel.6 ‘Ik geloof dat Montesquieu gelijk had toen hij poneerde dat er zoiets bestaat als de geest van de wetten’, zo stelt zij.7
Wanneer aan de geest van de grondwet onrecht wordt gedaan, mogen burgers tegen specifieke wetten in opstand komen. Elke nieuwkomer, elke beginner op deze wereld stemt impliciet in met het naleven van de regels van de groep, met de mores van de geldende wetten, in ruil voor de stilzwijgende verwelkoming door de gemeenschap; de nieuwkomers staan voor de innerlijke immigratie waardoor de gemeenschap zich voortdurend hernieuwt. De stilzwijgende instemming is zo bekeken geen fictie; ze is inherent aan de menselijke conditie. Echter, de algemene instemming – door Tocqueville een ‘stilzwijgend verdrag’, een consensus universalis genoemd – moet zorgvuldig onderscheiden worden van de instemming met specifieke wetten of specifieke beleidsmaatregelen; de stilzwijgende instemming heeft hierop geen betrekking, zelfs niet als ze de uitkomst is van beslissingen door de meerderheid.8
Het schrikbarende feit is dat zwarte inwoners van de Amerikaanse republiek de facto geen deel uitmaakten van het oorspronkelijke contract, terwijl ze daar volgens de geest van de wet (die de menselijke waardigheid van iedere ingezetene hooghoudt, ongeacht geloof, ras en sekse) wel recht op hadden. Wanneer door de wetgever de kracht van wederzijdse beloften wordt gebroken, wanneer onrecht wordt vermenigvuldigd in plaats van verminderd, mogen burgers hiertegen in opstand komen. Zowel tegen de onrechtvaardigheid van de door wetten gelegitimeerde rassenscheiding als tegen een onwettige en immorele Vietnamoorlog, de door Arendt beschreven cases, mogen zij dus opstaan. Burgerlijke ongehoorzaamheid is te beschouwen als de nieuwste vorm van de vrije vereniging. De vrijheid van vereniging is een noodzakelijke waarborg tegen wat Tocqueville de ‘tirannie van de meerderheid’ noemt. Het is een opstand tegen onrechtvaardigheid waartoe we als burgers misschien wel de plicht hebben. Zonder deze vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid zouden er nooit veranderingen ten goede kunnen plaatsvinden die een nieuw begin mogelijk maken.
Ontluisterende spiegel
In een tijd van nepnieuws en autoritaire leiders die de wereld dwingend naar hun hand denken te kunnen zetten, is Arendts analyse hyperactueel. Wie Arendt leest, wordt zich ervan bewust hoe weinig politiek de politieke arena is geworden en hoeveel antipolitiek er is. Ook in ons land zien we feitelijk een inperking van de publieke ruimte die we met elkaar delen, en ook hier is er angst voor pluriformiteit en diversiteit. Ook hier heersen dwingend conformisme en fractiediscipline binnen de politieke arena, waar afwijkende opinies niet op hun waarheidsgehalte worden getoetst en gekoesterd, maar eerder als lastig en onwenselijk worden beschouwd. Het belang van Arendts essays ligt wat mij betreft dan ook in de titel van dit werk besloten, namelijk in haar visie dat politiek een waagstuk is, een kwestie van handelen in woorden en daden waarvan de gevolgen onvoorspelbaar zijn. Politiek is dus niet een kwestie van berekening, van nut, van voorspelbaarheid of van het uitbannen van risico’s. Het is een waagstuk dat, zoals Arendt zelf zegt aan het einde van haar gesprek met Günter Gaus, ‘vertrouwen in de mensen veronderstelt. Dat betekent een nauwelijks te vatten, maar fundamenteel vertrouwen in het menselijke in alle mensen. Anders is het niet mogelijk.’9
Noten
- 1.Arendt 2018, p. 15.
- 2.Het interview is te vinden op YouTube; zoek op ‘Hannah Arendt Zur Person’.
- 3.Met als belangrijkste werken The human condition (1958), haar geruchtmakende verslag van het proces-Eichmann Eichmann in Jerusalem (1963), The origins of totalitarianism (1951) en de onvoltooid gebleven trilogie The life of the mind (postuum uitgegeven in twee delen, 1977-1978).
- 4.Arendt 2018, pp. 90-91.
- 5.Arendt 2018, pp. 98-99.
- 6.Arendt 2018, p. 133.
- 7.Arendt 2018, p. 136.
- 8.Arendt 2018, p. 140.
- 9.Arendt 2018, p. 55.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.