‘Het CDA heeft de stad links laten liggen’
Samenvatting
Na jaren op en rond het Binnenhof te hebben verkeerd, is Elco Brinkman met zijn vertrek uit de Eerste Kamer met politiek pensioen gegaan. Via zijn memoires blikt hij terug en zegt hij waar de christendemocratie zich ten diepste op moet richten. Dat varieert van een visie die de kosten van allerlei individuele keuzes niet op de overheid afschuift, tot de wens dat zijn partij zich weer tot een brede volkspartij ontwikkelt. ‘Het CDA mag zich niet in Tubbergen terugtrekken.’
Elco Brinkman (1948) heeft zijn vertrek uit de politiek met een lijvig boek gemarkeerd. In zijn memoires Bouwen en bewaren blikt de kroonprins van het CDA die geen koning mocht worden, terug op tientallen jaren aan het Binnenhof.1 Van ambtenaar, minister, fractievoorzitter in de Tweede Kamer tot voorzitter van de christendemocraten in de Senaat.
De titel van zijn boek is goed gekozen: niet alleen verliet Brinkman halverwege de jaren negentig de vaderlandse politiek om voorzitter te worden van wat nu Bouwend Nederland is. Ook heeft hij altijd aan de christendemocratie willen bouwen, spreekt hij nu zelfs van ‘de noodzaak tot wederopbouw’, maar wijst hij ook op het belang om het goede binnen de christendemocratie te bewaren en door te geven. ‘We hebben een taak om ons opnieuw te richten op een van de goede dingen van Ruud Lubbers, die met magie en beleid veel nieuwe groepen aan zich wist te binden. De partij moet de volle breedte van de bevolking opzoeken: qua inkomen, opleiding, beroepsgroepen en verhouding stad en platteland’, zegt de politicus, die min of meer erkent dat hij in de jaren negentig het partijleiderschap misliep doordat hij zich te veel op nieuwe groepen richtte. ‘Voor mijn aandeel in de schade die toen is aangericht heb ik natuurlijk spijt. Maar er zijn mij ook dingen in de schoenen geschoven die niet terecht zijn.’

Elco Brinkman Bron: CDA Eerste Kamer
U heeft veel functies op of rond het Binnenhof verricht. Waarin voelde u zich het meest senang?
‘Eerlijk gezegd is het vooral de variatie van functies waaraan ik het meeste plezier heb beleefd. Ik heb mogen ervaren dat, ook al leef je in dezelfde wereld en in dezelfde tijd, en ook al gaat het veelal om dezelfde vragen, er toch vanuit diverse werkomgevingen heel anders tegen deze vraagstukken wordt aangekeken.’
In welke functie heeft u het beleid het meest kunnen bepalen? U schrijft namelijk: ‘Het is voor welke minister dan ook heus niet zo gemakkelijk om zijn of haar stempel op het beleid te drukken.’ Is een minister vooral uitvoerder van beleid dat door anderen is voorgekookt?
‘Voordat ik in 1982 minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur werd, had ik als ambtenaar al wel gemerkt dat er veel voor een minister wordt voorbereid. Toch kun je als bewindspersoon het beleid het meest bepalen. Als ambtenaar, maar ook als Kamerlid ben je onderdeel van een groep en kun je je daar soms achter verschuilen, maar als minister ben jij degene die in je eentje de boel moet verdedigen. In mijn tijd speelden allerlei onderwerpen: van abortus en mediabeleid tot de WAO en het decentraliseren van welzijnsvoorzieningen. Er was al bepaald dat veel voorzieningen – zoals de ouderenzorg, maar ook bibliotheken – naar de gemeenten moesten worden overgebracht. De koepelorganisaties en instellingen waren daar echter zeer tegen gekant. Ook was al besloten dat steeds meer zorg, niet alleen de vrijwillige maar ook de professionele, aan huis moest worden geleverd en bijvoorbeeld niet meer in een bejaardentehuis. Ik heb op deze punten veel weerstand ontmoet, maar ervaren dat je als persoon die aan de knoppen zit, net dat doorslaggevende duwtje kunt geven. Natuurlijk heb je rekening te houden met de coalitie, met ambtenaren en met het draagvlak in de samenleving, maar het ambt van minister doet er echt toe en is meer dan enkel wat parafen tekenen.’
Over die tijd schrijft u: ‘Hoewel ik had gehoopt en verwacht dat uit eigen CDA-kring meer publieke sympathie zou worden getoond met het door mij nieuw getoonzette gedachtegoed van soevereiniteit of subsidiariteit in eigen kring – dus niet alles door de overheid laten opknappen – werd ik toch ook vanuit die hoek regelmatig met verdriet en hoon overladen.’ Werd de christendemocratische overtuiging om de samenleving zo veel mogelijk zelf verantwoordelijk te stellen, toen nog niet breed gedeeld?
‘Dat verzet was inderdaad groot en ergens begreep ik dat ook wel. Men was er in de verzorgingsstaat aan gewend geraakt dat de overheid alles zelf opknapte. We hadden decennia achter de rug waarin de particuliere zorg via overheidsbemoeienis en door de staat gefinancierde constructies steeds meer in staatszorg was overgegaan. Veel mensen en instellingen wilden daar niet zomaar vanaf. De debatten werden stevig gevoerd, ook omdat we als kabinet de bestuurlijk-ideologische gedachte over zorgzaamheid van de samenleving koppelden aan verantwoorde overheidsuitgaven. “Voor niets gaat de zon op”, was de centrale boodschap, wat ons als CDA electoraal geen windeieren heeft gelegd.’
Als bewindspersoon kun je net dat doorslaggevende duwtje geven
Is dat niet ook de rode draad in uw memoires: de gedachte dat de samenleving niet te veel de kosten van allerlei individuele keuzes naar de overheid mag schuiven?
‘Ja, en ik vind dat ook een origineel christendemocratische gedachte die nog steeds van belang is. Natuurlijk is de situatie nu anders dan veertig jaar geleden. Het is allereerst door de opkomst van de EU en de globalisering veel complexer geworden. Daarnaast zijn we nu meer risicomijdend. Dat is prima, maar de vraag is wel of de staat of de gemeenschap dan maar voor de gevolgen van die risicoaversie moet opdraaien. Tegenwoordig dagen we de overheid zo voor de rechter als het ons even tegenzit. Dit dreigt te ontaarden in een grote financiële last voor de overheid, waar ik absoluut niet voor ben.’
Comazuipen
U heeft het in uw boek over ‘pubers die zich lam drinken in een zuipkeet zelf de kots laten opruimen en de rekening laten betalen om hen uit hun coma te laten opstaan’, en over ‘abortus na een avondje stappen uit het verzekeringspakket’. Zijn we in Nederland te ver doorgeschoten, in die zin dat we de financiële gevolgen van een liberale leefstijl waarin veel moet kunnen en we veel individuele rechten hebben, gemakkelijk naar de staat afschuiven?
‘Het riskante van de voorbeelden die ik in mijn boek noem, is dat je snel geridiculiseerd wordt. Maar ik snijd wel degelijk een serieus onderwerp aan. Je kunt zeggen: “Heb een beetje begrip voor de jeugd”, maar op tal van onderwerpen is het de vraag of we niet te veel op het bordje van de overheid hebben gelegd. Natuurlijk mag je een avondje stappen, maar is het zo dat een abortus die daarna uitgevoerd wordt, voor rekening van de overheid of gemeenschap moet komen? Is het echt zo gek om pubers na een avondje comazuipen zelf voor de financiële gevolgen van hun gedrag te laten opdraaien? Moeten de gevolgen van echtscheidingen op het bordje van de gemeenschap komen te liggen? Hetzelfde geldt voor wangedrag van voetbalsupporters en tal van andere kosten door individueel of groepsgedrag. Tegenwoordig wil iedereen een tattoo, maar krijgen velen na een tijdje ook weer spijt. Prima, zo’n tattoo, maar voor je het weet moet die ook weer op kosten van de gemeenschap worden verwijderd; dat zie ik niet zo zitten.’
‘Eigen verantwoordelijkheid is een christendemocratisch thema, en terecht. Mij wordt weleens verweten dat ik makkelijk praten heb omdat ik rijk en geprivilegieerd zou zijn, maar het zijn juist de minderbedeelden die de rekening gepresenteerd krijgen. Zij krijgen te maken met de rotzooi en criminaliteit op straat en hebben niet het geld om in een andere buurt te wonen of beveiliging in te schakelen. Het betekent heus niet dat ik mensen hun uitje of tattoo misgun, maar ik vind het niet goed dat we de rekening van allerlei strapatsen dan maar doorschuiven naar de gemeenschap of de staat.’
Moeten de gevolgen van echtscheidingen bij de gemeenschap komen te liggen?
Het debat over wat de staat wel of niet moet betalen, kan uiterst gevoelig liggen. Als voorbeeld geldt abortus of het subsidiëren van zaaddonatie aan alleenstaande vrouwen. Hoe een verantwoorde keuze te maken?
‘Het is altijd lastig om over individuele onderwerpen te praten zonder voor fatsoensrakker te worden uitgemaakt. Over het algemeen vind ik dat we prioriteit moeten leggen bij de echte noodzakelijke zorg en niet bij allerlei zaken die het gevolg zijn van individuele keuzes. Inzake abortus, en dat geldt ook voor ivf, hebben we destijds een juridisch-medische toetsing afgesproken en gezegd dat we dan niet willen dat de overheid via permanente bemoeizucht boven op alle individuele gevallen zit. We moeten ook vertrouwen geven aan artsen en de samenleving. Maar dat mag natuurlijk nooit een vrijbrief zijn om zo te leven dat je na een avondje stappen op kosten van de gemeenschap een foetus laat weghalen. Het gekke is dat we het bij een autoverzekering wel accepteren dat je meer moet betalen als je veel schade maakt, maar niet bij bijvoorbeeld veel roken of drinken.’
Regelreflex
Moet er een strengere interpretatie van de noodsituatie bij abortus komen, of strengere regelgeving?
‘Ik ben niet van de regelreflex, omdat het ook altijd lastig is om die goed te handhaven, zo heb ik in al die jaren wel geleerd. Er zijn zaken die zich fout kunnen ontwikkelen, maar dat betekent niet dat je direct met de brandweerspuit van nieuwe wetgeving moet aankomen. Wat mij betreft draait het hier om eigen verantwoordelijkheid. Dat de mogelijkheid tot abortus er is, betekent niet dat je niet moet opletten bij een avondje stappen. Doe normaal, dan doe je al gek genoeg. Besef dat het vreemd is dat de overheid of de gemeenschap voor de financiële gevolgen van jouw keuzes moet opdraaien.’
In hoeverre onderscheidt uw verhaal zich van dat van de liberalen, die ook willen dat de overheid niet voor alles opdraait?
‘Juist de combinatie van een bestuurlijkideologische overtuiging en een budgettaire afweging is bij uitstek christendemocratisch. Zowel liberalen als christendemocraten hechten aan vrijheid, maar bij ons gaat het om vrijheid in verantwoordelijkheid. Liberalen zijn meer van de gedachte dat alles moet kunnen, terwijl wij ook iets over de samenleving te zeggen hebben. Dat betekent niet dat ik tegen de vrije markt zou zijn of zo, maar als we het over vrijheid hebben, is die nooit absoluut. Vrijheid is er binnen grenzen.’
Als de winst niet via wet- en regelgeving te behalen valt, moet het CDA zich dan vooral via de A van Appèl op de samenleving richten?
‘Tegenwoordig spreekt men vaak over management by speech. En ergens zit daar wel wat in: het gaat om goed voorbeeld dat goed doet volgen. Volgens de oude interpretatie van de Heilige Schrift was de mens tot geen enkel goed en tot alle kwaad geneigd. Gelukkig houden we er tegenwoordig een positiever mensbeeld op na, maar dat betekent niet dat we de slechtheid die er bij mensen is, niet de kop moeten indrukken. Dat is toch wel een beetje mijn drijfveer: leren omgaan met de kwade kant in de mens.’
Mijn drijfveer is: leren omgaan met de kwade kant in de mens
In uw memoires komt geregeld uw gereformeerde opvoeding voorbij. In hoeverre heeft die uw leven gestempeld?
‘Tja, ik ben gepokt en gemazeld in die traditie en dat schud ik ook niet zomaar van me af, hoewel ik besef dat ik veel zaken daarvan moet uitleggen aan mijn lezers, voor wie ik mijn eigen kinderen en kleinkinderen als voorbeeld heb genomen. Die gereformeerde opvoeding heeft zich bij ons vroeger nooit geuit in letterknechterij of het alleenrecht op een goed geweten. Veel meer was ze zichtbaar in een basishouding die rekening houdt met anderen. Misschien ook wel omdat we in een land van minderheden leven waarvan gereformeerden er eentje vormen. Dat betekent interesse in elkaar hebben en tijd voor elkaar nemen. Je leeft immers niet enkel voor jezelf.’
U schrijft in uw memoires over de wekelijkse Bijbellezing die destijds nog in de CDA-fractie plaatsvond. U zegt daar: ‘Laten we blijven hopen op een toekomst waarin God en godsdienst niet alleen nog maar op een zolder vol privacy kunnen worden aangetroffen.’ Bent u daar somber over?
‘Er zijn partijen die de publieke manifestatie van het christendom proberen uit te roeien. De ene keer gaat het over geluidsoverlast van kerkklokken, de andere keer vinden ze dat geloven maar in de huiskamer moet gebeuren en dat anderen daar niet mee lastiggevallen mogen worden. Wat dat betreft is er sprake van een dubbele moraal: deze partijen maken zich er druk om dat de mensenrechten in het buitenland worden nageleefd en dat daar sprake is van godsdienstvrijheid, maar als het om de godsdienstbeleving in eigen land gaat vinden ze dat die in het verborgene moet plaatsvinden. Ze kunnen toch niet ontkennen dat kerken en kerkgemeenschappen in allerlei vormen enorm veel hebben bijgedragen aan de opbouw van de samenleving en dat nog steeds doen? Dat geldt bijvoorbeeld de ziekenzorg en de zorg voor gehandicapten. Begrijp me goed: ik vind niet dat iedereen naar de kerk moet gaan of dat we terug moeten naar de middeleeuwen, maar de waarde van kerken valt moeilijk te onderschatten.’
Hoe kijkt u als christendemocraat aan tegen de overheid als het gaat om haar rol in de voltooidlevendiscussie?
‘Aan dit debat wil ik mijn vingers niet te veel branden, omdat de opvattingen in de samenleving erg uiteenlopen. Wat het ouder worden betreft zie je wel dat steeds meer mensen op hoge leeftijd zich afvragen of ze een bepaalde operatie nog wel moeten doen. Wegen de voordelen van een operatie nog op tegen de kosten, zowel financieel als lichamelijk en mentaal? Dat vind ik een verstandige manier van omgaan met het leven. Maar het wordt totaal anders als de minister zou zeggen: “Ik heb er nog even over nagedacht, maar na 75 jaar worden die en die operaties niet meer vergoed.” Dan is alle ruimte voor discussie weg.’
Imperfectie van het leven
Zijn we door de medische techniek een beetje verleerd om met de imperfectie van het leven om te gaan?
‘Ja, dat is wel de goede term. Het leven is niet altijd maakbaar en het is goed je dat te realiseren. Zorg moet zich daarom op het noodzakelijke richten. Dat geldt overigens niet alleen voor ouderen, maar ook voor jongeren die bij wijze van spreken een botoxbehandeling door de staat vergoed willen zien. Nu vind ik het natuurlijk prima dat bepaalde oneffenheden aangepakt worden en is het mooi dat kinderen via een beugel een recht gebit kunnen krijgen. Maar het is niet vreemd vervolgens na te denken over de kostenverdeling daarvan. Dat geldt ook voor wat in de jaren tachtig de eugenetica heette. Vanwege associaties met de oorlog bleven we daar toen verre van, maar inmiddels gaan de ontwikkelingen op het gebied van gentechnologie steeds sneller. We staan daardoor voor moeilijke afwegingen: moeten we ons richten op het tegengaan van erfelijke hartafwijkingen in de toekomst, of op de behandeling van mensen die nu een hartafwijking hebben? Vaak kun je het geld maar één keer uitgeven.’
Het relativeert enorm dat ook in andere partijen gevallen engelen rondlopen
Zelf heeft u de imperfectie van het leven ook ervaren. U heeft tot twee keer toe een non-hodgkinlymfoom gehad, maar sneuvelde ook als de kroonprins die Ruud Lubbers zou opvolgen. Zijn, als u nu terugblikt, deze twee pijnpunten van vergelijkbare grootte?
‘Nee, dat kun je niet zo zeggen. Mijn ziekte had een totaal andere impact, omdat ik daardoor helemaal stuurloos werd. Toen wist ik niet dat ik er weer bovenop zou komen, waardoor je volstrekt afhankelijk wordt, terwijl je altijd gedacht had dat je zo onafhankelijk was. Ik kan natuurlijk niet zeggen dat ik het niet had willen missen, maar het is absoluut vormend, en het mooie is dat mensen door zo’n ziekte toch anders naar je gaan kijken. Je bent meer een van hen geworden en voert andere gesprekken: niet over de eigen bijdrage of over de organisatie van het ziekenhuiswezen, maar over hoe het is om een levensbedreigende ziekte te hebben. Het bijzondere is ook dat ik er meer ontspannen door ben geworden: ik weet wat het is om aan de kant gezet te worden en hoef me, ook omdat ik inmiddels 71 ben, niet meer te bewijzen. Het gebeuren rond de opvolging van Lubbers is dan echt van een andere orde.’
Is die kwestie iets wat je je hele leven meeneemt?
‘Niet meer dan dat het in mijn cv terechtgekomen is en je het op internet kunt vinden. Op dat moment is het natuurlijk niet leuk. Maar als ik nu zie in hoeveel partijen er niet gevallen engelen rondlopen, dan relativeert dat enorm. Bovendien: ook in het bedrijfsleven lopen carrières niet allemaal in een rechte lijn, alleen vindt dat veel minder in de openbaarheid plaats.’
U zegt in uw boek blij te zijn dat Lubbers in zijn eigen memoires het feit dat hij in 1994 aankondigde niet op u als lijsttrekker te stemmen, als ‘fout, fout, fout’ betitelde. Toch schrijft u ook: ‘Het spijt mij ook oprecht dat ik een deel van de schade van toen heb veroorzaakt, met name door ook ruimte voor iets nieuws te zoeken waar binnen de partij nog niet iedereen aan toe was.’ Waarvan heeft u spijt? Toch niet van de Brinkman-shuffle?
‘Nee, daar ging het niet om. De commissie-Gardeniers die de verkiezingen van 1994 evalueerde, stelde onder andere dat ik de traditionele achterban van het CDA te veel had genegeerd, wat ik ook wel snapte. In de politiek, en dat geldt ook voor het bedrijfsleven, wil je altijd op zoek naar nieuwe kiezers of klanten, omdat stilstand achteruitgang betekent. Maar dat moet natuurlijk wel in evenwicht zijn. Wanneer je je als leider te veel van de bestaande achterban vervreemdt omdat je naar nieuwe kiezers op zoek bent, gaat het mis.’
Kuiperijen en achterbakse acties horen voor een deel bij de politiek
Tegelijk laat u ook uw kant van het verhaal zien. Wilt u met uw memoires op dit punt iets rechtzetten?
‘Ik heb geprobeerd een bijdrage aan de geschiedschrijving te geven en mijn spullen vervolgens aan het Nationaal Archief overgedragen, zodat journalisten en historici dat vanuit een meer onafhankelijke positie ook kunnen doen. Er zijn mij inderdaad bepaalde dingen verweten die niet terecht zijn. Zo werd het verlies dat we als CDA leden omdat we de AOW wilden aanpakken, mij in de schoenen geschoven, terwijl dit toch echt een voorstel van het partijbestuur was. Dat vond ik dan ook onheus.’
Heeft u het CDA als een warme partij ervaren of is warmte niet iets wat je in de politiek moet zoeken?
‘Het is aan de politiek eigen om aan een bepaalde vorm van overacting te doen. Je benadrukt hoe goed jij en jouw partij het zien en hoezeer anderen ernaast zitten. Dat zit in de genen van een politicus, ook als dat niet direct in de eigen aard van een persoon zit. Het gaat er soms hard aan toe tussen partijen, maar ook binnen een partij. We hebben het over letterknechterij gehad, maar zeker als het gaat om het opstellen van moties, speeches, artikelen, verkiezingsprogramma’s vindt er veel letterknechterij in de politiek plaats. Daarnaast zijn er kuiperijen en achterbakse acties en wordt er gelekt. Voor een deel hoort dat allemaal bij de politiek. Ik ben nog geen partij tegengekomen waarin dat niet plaatsvindt.’
In de politiek maak je geen vrienden?
‘Niet veel, maar dat heeft ook te maken met de snelle omlooptijd van een politicus. Echte vrienden maak je met mensen met wie je jarenlang op school hebt gezeten, gestudeerd of misschien 25 jaar in dezelfde winkel hebt gewerkt. Maar een politicus zit zo weer in een andere functie.’
Wederopbouw
Hoe staan het CDA en de christendemocratie er op dit moment voor?
‘Ik denk dat, om in de termen van het boek te blijven, een wederopbouw van de christendemocratie noodzakelijk is. Dan heb ik het over het doordenken van christendemocratische ideeën, zoals ik daar via mijn boek aan hoop bij te dragen, maar ook aan het zoeken naar een brede groep van kiezers. Het goede van Lubbers was dat hij via een combinatie van magie en beleid de volle breedte van de samenleving wist aan te spreken. Dat is opnieuw de grote uitdaging voor het CDA. We moeten ons niet, om het in hedendaagse termen te zeggen, terugtrekken in Tubbergen, maar brede lagen van de bevolking opzoeken, zowel qua huidskleur, inkomen, opleiding, bevolkingsgroep en verhouding stad en platteland. We hebben als CDA letterlijk en figuurlijk de stad links laten liggen. Wil je een echte volkspartij zijn, dan kun je niet om de stad heen.’
Hoe kijkt u in dit verband terug op de afgelopen zeven jaar, nu het CDA in een periode zit waarin het van partijleider wisselt?
‘Sybrand Buma heeft het goed gedaan: degelijk, betrouwbaar en voorspelbaar, wat niet betekent dat je het in alles met hem eens hoeft te zijn. Ook de keuze voor Pieter Heerma als fractievoorzitter is verstandig om tijd te kopen voordat we een definitieve partijleider kiezen. Pieter kent als geen ander het klappen van de zweep. Dat we de stad verwaarloosd hebben, ligt echt niet aan Buma; dat is iets wat heel diep in het CDA zit. Terwijl het van groot belang is bij een slinkende traditionele achterban om ons op nieuwe groepen te richten. Dat mag wat mij betreft in de stijl van Buma voortgaan: rustig, vertrouwenwekkend en niet revolutionair. Het is aan de christendemocratie eigen om het leven te nemen zoals het voorligt en van daaruit te werken.’
‘Ik heb dan ook niets met de roep om een koers naar het radicale midden. Het midden ligt in het centrum en is niet radicaal. Met radicaliteit zullen we nooit brede groepen aanspreken, omdat de meeste mensen in hun opvattingen en gedrag niet radicaal in de zin van extreem zijn. Velen zijn van goede wil om hun bijdrage aan de samenleving te leveren, vinden het niet erg als er zo nu en dan wat vreemde snuiters rondlopen, maar menen dat het ook niet te gek moet worden. Dus prima als vluchtelingen in Nederland veilig onderdak vinden wanneer ze in eigen land door oorlog bedreigd worden, maar dat betekent niet dat we hordes mensen die veel beter aan de economische opbouw van hun eigen land kunnen werken, een woning geven, terwijl Nederlanders daar zelf voor op de wachtlijst staan. Die weerzin van radicaliteit is een overtuiging die bij mij uit levenservaring is voortgekomen. Tijdens mijn studietijd zag ik al hoofdschuddend medestudenten in de ban van allerlei zogenaamde paradijzen als Cuba, Venezuela, China en Joegoslavië. Nu, we hebben wat er van die idealen is terechtgekomen.’
Het midden ligt in het centrum en is niet radicaal
Wat gaat u nu doen?
‘Ik heb nog een aantal commissariaten en ben bij drie musea actief. Daarnaast vind ik dat ik op mijn 71ste ook weleens wat vrije tijd mag hebben en geef ik met veel plezier aandacht aan mijn kinderen en inmiddels tien kleinkinderen. Ook ben ik pas gevraagd om advies te geven aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed over de leegstaande kerken in Nederland. Ik mag overigens graag in lege kerken komen. Kerken hebben stedenbouwkundig veel aan een stad bijgedragen en er is ontzettend veel moois aan kunst te zien. Maar mensen vergissen zich als kerken enkel nog als musea kunnen dienen. Voor mij zijn ze ook een plek van contemplatie.’
Noot
- 1.Elco Brinkman, Bouwen en bewaren. Memoires. Amsterdam: Prometheus, 2019.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.