Naar een regionalisering van het cultuurbeleid
Samenvatting
De bezuinigingen onder Rutte I, waarvoor ook het CDA verantwoordelijk was, hebben een gat geslagen in de culturele sector. Gelukkig heeft het herstel inmiddels ingezet en hebben veel provincies kunst en cultuur in de tussentijd hooggehouden. Dat past bij de grote waarde die Nederlanders hechten aan kunst en cultuur, zowel de professionele als de amateuristische. Meer regionalisering van het cultuurbeleid is echter nodig.
Heeft de christendemocratische politiek echte belangstelling voor kunst en cultuur? Op basis van ervaringen uit het recente verleden moet het antwoord ‘nee’ zijn. Het CDA is namelijk samen met de VVD en de gedoogsteunpartij PVV (het kabinet- Rutte/Verhagen van 2010-2012) medeverantwoordelijk voor de bezuinigingen op de cultuurbegroting van 200 miljoen euro. Dat is een korting van 21%.
In totaal krijgen in 2013 173 culturele instellingen geen enkele overheidssubsidie meer. 41 ervan moeten daardoor stoppen, de andere gaan op eigen kracht, zonder overheidssteun, door. De klappen vallen vooral buiten de Randstad: Danshuis Station Zuid (Tilburg), Museum De Paviljoens (Almere), Theater de Citadel (Groningen), Kunstvereniging Diepenheim (Overijssel), SCHUNCK* (Heerlen) en Vleeshal (Middelburg).
De culturele sector wordt gesubsidieerd door het rijk via de culturele basisinfrastructuur (BIS) en door fondsen: het Fonds Podiumkunsten (voor muziek, muziektheater, dans, festivals en alle vormen van professionele podiumkunsten), het Fonds voor Cultuurparticipatie (voor vernieuwing in de kunst, cultuureducatie en vooral amateuristische cultuurbeoefening), het Mondriaan Fonds (voor beeldende kunst en erfgoed), het Nederlands Filmfonds (voor speelfilms, documentaires, animatiefilms en korte films), het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie (voor architectuur, vormgeving en e-cultuur) en het Nederlands Letterenfonds (voor schrijvers, vertalers, uitgevers en literaire festivals).
Provincies
Ook provincies financieren kunst en cultuur, maar in 2010 spreken de provincies met elkaar af zich te beperken tot kerntaken. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) schrijft dat de provinciale overheid haar rol in deze sector zou moeten beperken tot cultuureducatie, erfgoed en tot het waarborgen van de spreiding en diversiteit in de regio. Een aantal provincies snoeit daarop cultuursubsidies terug. Zuid-Holland en Noord-Holland gaan daarbij het verst.1
Steden korten tussen 2010 en 2016 eveneens de cultuursubsidies. Het totale gemeentelijke cultuurbudget vermindert in deze jaren met 21%. Alleen al in 2010 wordt voor 125 miljoen euro geschrapt. Dat heeft niet alleen gevolgen voor de professionele kunst, maar ook voor de amateuristische. Het aantal stedelijke centra voor amateurkunsten daalt in 2013 tot zo’n 65 centra.2 Zo verliest Muzerije in Den Bosch tussen 2010 en 2017 een miljoen aan subsidie. CKE (Centrum voor de Kunsten Eindhoven) levert een kwart van de subsidie in. Een mooi voorbeeld is de kleine gemeente Uitgeest, waar hardhandig in het cultuurbudget is gesneden: de bibliotheek is gesloten, en dorpshuis en cultureel podium De Zwaan draait grotendeels op vrijwilligers.3
Volgens Sociaal en Cultureel Planbureau zijn dit de overheidsuitgaven aan cultuur in 2017: OCW 801,6 miljoen, provincies 301,5 miljoen, en gemeenten 1.826,8 miljoen euro. Totaal dus bijna 2.930 miljoen euro.4 In de regio bestaat de indruk dat de rijksgelden vooral naar de Randstad gaan. Madeleine van Toorenburg (CDA) is daarover in een Kamerdebat met minister Bussemaker op 2 juni 2016 het duidelijkst.5 Zij berekent dat in de huidige cultuurplanperiode (2017-2020) het rijk per inwoner van de Randstad 250 euro aan kunst en cultuur uitgeeft, en voor een inwoner van Brabant slechts 3 euro. Andere Kamerleden becijferen dat van het rijksbudget ongeveer 70% naar Noord- en Zuid-Holland gaat, en dat alle andere provincies de resterende 30% moeten verdelen. Een echt, onafhankelijk onderzoek naar de besteding van de rijkscultuurmiddelen is in het debat helaas niet beschikbaar.
De kabinetten-Rutte II (VVD en PvdA; 2012-2017) en III (VVD, CDA, ChristenUnie en D66; vanaf 2017) hebben de landelijke bezuinigingen op kunst en cultuur voor een deel teruggedraaid. In 2018 komt 25 miljoen euro extra beschikbaar, in 2019 50 miljoen, in 2020 80 miljoen, en in 2021 nog eens 80 miljoen. Het geld moet onder meer besteed worden aan talentontwikkeling en vernieuwing. Met deze extra middelen zijn niet alle problemen opgelost, maar is er voor een aantal instellingen en kunstenaars wel wat lucht gekomen.
Slachtoffers
Wie zijn de echte slachtoffers van de bezuinigingen? Dat zijn de kunstenaars. Voor een groot deel zijn ze gedwongen zzp’er geworden of hebben een dienstverband van nog maar 50-60%. Een deel van de extra subsidie van Rutte III moet worden gebruikt voor een verbetering van het salaris en de arbeidsmarktpositie van kunstenaars, en dat is meer dan nodig. Uit een onderzoek van de Sociaal- Economische Raad en de Raad voor Cultuur blijkt dat in de culturele sector door de bezuinigingen 20.000 banen zijn verdwenen.6 Van de kunstenaars die blijven werken heeft 50% een jaarinkomen onder 30.000 euro. Voor andere beroepen met een identiek hoog vaardigheidsniveau zit minder dan 20% op dat inkomen. Van de beeldend kunstenaars verdient zelfs 90% minder dan 30.000 euro. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek ligt het gemiddelde inkomen van zelfstandigen in de kunst op 24.700 euro. Onder alle zelfstandigen is dat 40.600 euro.7 Minister Ingrid van Engelshoven zal dit jaar 2,5% meer uittrekken voor de culturele sector. Dat zou moeten leiden tot een loon- en prijsbijstelling voor rijksgesubsidieerde instellingen. Het is een direct gevolg van de zogenoemde Fair Practice Code, een gedragscode die loon naar werk mogelijk moet maken. De minister onderzoekt ook of deze code vanaf 2021 als voorwaarde voor een rijkssubsidie kan worden gesteld. Op lokaal niveau is dit door een aantal steden (zoals Utrecht) inmiddels vastgelegd.
Ondanks de afspraken binnen het IPO blijven sommige provincies investeren in kunst en cultuur. Overijssel schrijft over het cultuurbeleid 2017-2020: ‘Cultuur leeft in Overijssel. […] Komende jaren verbinden, versterken en vernieuwen we onder het motto Cultuur in de Schijnwerpers. Cultuur geeft onze provincie een gezicht.’8 Gedeputeerde Hester Maij (CDA) maakt zich sterk voor kunst en cultuur en heeft daarvoor aanzienlijke bedragen binnen de provinciale begroting kunnen vrijmaken.
Ook Gelderland neemt cultuur serieus: ‘Er is veel te beleven in Gelderland aan muziek, dans, toneel, kastelen en meer. Zoveel mogelijk mensen daarvan laten genieten, daar gaan wij voor. Een aantal instellingen en activiteiten die bijdragen aan het bloeiende cultuur- en erfgoedklimaat, steunen we tot en met 2020 structureel.’9 Gedeputeerde Josan Meijers (PvdA) heeft zich onder meer ingezet voor een verbetering van de financiële positie van de Nederlandse Reisopera en Het Gelders Orkest.
De provincie Brabant schrijft over cultuur: ‘Brabant heeft een rijke cultuur die belangrijk is voor de Brabantse identiteit én samenleving. Naast inspiratie en amusement zorgt cultuur voor reflectie, verbinding, een prettigere leefomgeving en een goed vestigingsklimaat. Daarom investeert de provincie in een aantrekkelijk cultureel klimaat.’10
Amusement
De provincie Limburg is over kunst en cultuur in het collegeprogramma buitengewoon expliciet: ‘De Provincie kiest ervoor om te blijven investeren in de Limburgse kunsten. Dit doen we omdat wij vinden dat kunst en cultuur, in al haar facetten, behoort tot de fundering van de Limburgse samenleving. De ongekende kracht van het bestaande netwerk van harmonieën en fanfares, de vele verenigingen voor amateurkunst en de aanwezige infrastructuur voor cultureel toptalent geven Limburg een culturele uitstraling van hoog niveau.’11 Gedeputeerde Ger Koopmans (CDA) is een cultureel bevlogen bestuurder, die ook wijst op cultuurbeleid in het kader van de Agenda Stad, de samenwerking van het rijk, steden en stakeholders gericht op het versterken van groei, innovatie en leefbaarheid van de Nederlandse steden.
Regionale culturele infrastructuur
In die Agenda Stad staat dat steden belangrijk zijn als motor voor de economie. Daar zijn de banen te vinden en dus een inkomen. Gevolg: mensen trekken naar de stad. Verstedelijking heeft ook een keerzijde: de sociale en fysieke leefbaarheid kan onder druk komen te staan. Vraag is dan ook hoe de groter wordende steden en stedelijke regio’s leefbaar gehouden kunnen worden. Dat kan via stedenbouw toegesneden op de nieuwe stadsbewoners, via heel divers onderwijs en door middel van een cultureel aanbod passend bij de smaak en wensen van de bewoners. Maar, de culturele basisinfrastructuur wordt voor een belangrijk deel bepaald door het rijk en niet door de stedelijke regio’s. Daarom heeft de Raad voor Cultuur in 2017 gepleit voor een regionale culturele infrastructuur, waarbij de stedelijke regio’s centraler in het cultuurbeleid worden geplaatst.12 De conglomeraties vormen een cultureel ecosysteem waarin makers, culturele instellingen en overheden rekening kunnen houden met de samenstelling en behoeften van de eigen bevolking. En dat gaat niet alleen op voor de professionele kunstenaars, maar ook voor de amateuristische kunstbeoefening. Een paar voorbeelden. Volgens het SCP zingt 18% van de Nederlanders (ofwel ruim 3 miljoen) in een koor of als solist.13 Bij de verschillende types blaasorkesten (HaFaBra: harmonie, fanfare en brassband) zijn bijna 108.000 Nederlanders actief betrokken in verenigingsverband (cijfers muziekbond KNMO).14 Zo spelen in Limburg 19.381 amateurs in orkesten, in Noord-Brabant 21.423 en in Friesland 7.400. Deze cijfers zijn redelijk stabiel over de laatste vijf jaar.
Volgens het SCP is 42% van de Nederlanders actief bezig met kunst en cultuur.15 Maar liefst 1.500.000 mensen zijn vrijwilliger. En Nederlanders hebben ook wel wat over voor kunst en cultuur: meer dan drie miljoen mensen doneren. Dat zijn getallen waar de politiek iets mee kan; het is namelijk een duidelijk bewijs dat kunst en cultuur niet elitair is. Integendeel.
Het cultuurbeleid en de daarbij passende subsidie zijn, zoals gezegd, nog steeds sterk nationaal georiënteerd. De Raad voor Cultuur vraagt nu nadrukkelijk aan de rijksoverheid om naast de BIS en de fondsen een derde component te onderscheiden in het cultuurbeleid: de regionale culturele infrastructuur (RIS).16 Een regio beschrijft hoe op een eigen manier invulling gegeven wordt aan de doelstellingen van het cultuurbeleid. Regio’s verschillen sterk van elkaar. In Limburg kan een andere culturele behoefte zijn dan in Groningen. De centrale, regionale en lokale overheden, en maatschappelijke, culturele en private partners moeten samen verantwoordelijk zijn voor het samenstellen en financieren van deze voorzieningen. Een financiële bijdrage van het rijk, via stimuleringsgelden of matchingfunds17 aan stedelijke regio’s, als zij bijdragen aan de landelijk overeengekomen doelstellingen van cultuurbeleid, moet leiden tot een nieuw, beter ingebed cultuurstelsel.
Voor de komende vierjarige subsidieperiode (2021-2024) van de rijksoverheid en de fondsen zou een stelselbeschrijving opgesteld moeten worden. Daarin moet de positie van de stedelijke regio een duidelijke plaats krijgen. Op basis daarvan kan de politieke discussie gevoerd worden en moet een nieuw cultuurbeleid worden vastgesteld.
Noten
- 1.Van Heuven, R. (red.) (2015). De Provinciale Staat van het Cultuurbeleid. Amsterdam: Kunsten ’92, p. 4.
- 2.Van Herpen, S. (2017, 18 april). Gemeentelijk cultuurgeld: Traditionele instellingen blijven grootverbruikers [artikel]. Geraadpleegd via https://www.mestmag.nl/gemeentelijk-cultuurgeldtraditionele-instellingen-blijven-grootverbruikers
- 3.Van Uchelen, A. (2015, 15 december). Gemeenten bezuinigen verder op kunst en cultuur [nieuws]. Geraadpleegd via https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2075308-gemeenten-bezuinigen-verder-opkunst-en-cultuur.html
- 4.Van den Broek, A. & Gieles, Y. (2018). Het culturele leven: 10 culturele domeinen bezien vanuit 14 kernthema’s. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, p. 57.
- 5.Tweede Kamer der Staten-Generaal (2016, 4 augustus). Verslag van een algemeen overleg (d.d. 2 juni 2016) (vergaderjaar 2015-2016; Kamerstuk 32 820, nr. 209).
- 6.Commissie Vervolg Arbeidsmarktverkenning Culturele Sector (2017). Passie gewaardeerd: Versterking van de arbeidsmarkt in de culturele en creatieve sector Den Haag: Sociaal-Economische Raad/Raad voor Cultuur.
- 7.Centraal Bureau voor de Statistiek, voorlopige cijfers over 2016, mei 2018. Verkregen via persdienst CBS.
- 8.Zie http://www.overijssel.nl/thema%27s/cultuur/
- 9.Provincie Gelderland (z.d.). Cultuur en erfgoed [algemene informatie]. Geraadpleegd via https://www.gelderland.nl/Cultuur-en-erfgoed
- 10.Provincie Noord-Brabant (z.d.). Thema Cultuur en erfgoed [algemene informatie]. Geraadpleegd via https://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/cultuur
- 11.Provincie Limburg (z.d.). Kunsten [algemene informatie]. Geraadpleegd via https://www.limburg.nl/onderwerpen/cultuur/kunsten/
- 12.Raad voor Cultuur (2017). Cultuur voor stad, land en regio: De rol van stedelijke regio’s in het cultuurbestel. Den Haag: Raad voor Cultuur.
- 13.Van den Broek & Gieles (2018).
- 14.Bestuursstuk KNMO oktober 2017 verkregen via voorzitter Bart van Meijl
- 15.Van den Broek & Gieles (2018).
- 16.Raad voor Cultuur (2017).
- 17.Bij een matchingfund voegt de rijksoverheid geld toe aan regionale fondsen. De bedragen van het rijk kunnen gelijk zijn aan de regionale, maar die ook overstijgen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.