Kunst los van religie
Samenvatting
In dit Intermezzo komt Abraham Kuyper (1837-1920) aan het woord, oprichter van de ARP. In oktober 1898 hield hij op het Princeton Theological Seminary (PTS) in de Verenigde Staten zijn zes Stone-lezingen over het calvinisme. De vijfde was getiteld ‘Het calvinisme en de kunst’. Hoe keek deze theoloog en politicus aan tegen de rol van kunst in de samenleving?

Abraham Kuyper
‘Calvijn, zo luidt de uitspraak, was persoonlijk van kunstzin verstoken, en het calvinisme dat in Nederland de Beeldenstorm aandurfde, is voor kunstwaardering, laat staan voor kunst- productie, niet vatbaar. Daarom […] over dit blind vooroordeel een kort woord. Ongetwijfeld was Luther […] artistieker van aanleg dan Calvijn, maar wat bewijst dit? Omdat Socrates […] feitelijk alle zin voor het schone miste, zult u daarom aan het hellenisme zijn lauweren op kunstgebied betwisten? […] Ja, het zij met eerbied uitgesproken, is ook maar uit één enkel verhaal in de evangeliën te bewijzen dat Christus zelf voor kunst gepleit en om kunst geroepen heeft? Als u op deze vragen ontkennend moet antwoorden, geeft u dit daarom het recht om te loochenen dat het christendom voor het kunstleven van zeldzaam hoge betekenis is geweest?’
‘Religie en kunst hebben elk een eigen levenssfeer, sferen die, aanvankelijk nauwelijks onderscheiden en daarom ineengemengd, bij rijker ontwikkeling vanzelf uiteengaan. […] Dienovereenkomstig kon en mocht dus het religieus calvinisme geen eigen kunststijl uit zijn religieus beginsel ontwikkelen. Het te doen, zou een terugzinken op lager standpunt zijn geweest.’
‘Dit samenvattende, mag men dus zeggen dat Calvijn de kunst in al haar vertakkingen eerde als een gave Gods, nader als een gave van de Heilige Geest; dat hij de machtige uitwerking van de kunst op het gemoedsleven ten volle begreep; dat hij haar bestemming zag in het verheerlijken van God die ze ons schonk, in de veredeling van het leven, in het ons schenken van hoger genot, en zelfs van gewoon vermaak; en dat hij, wel verre van in haar slechts een nabootsing van de natuur te zien, haar de roeping toeschreef om ons een hogere werkelijkheid te ontsluiten dan deze zondige en ingezonken wereld ons bood.’
‘Reeds herhaaldelijk vestigde ik uw aandacht op de hoge betekenis van het leerstuk van de “algemene genade”, en ook hier, bij de kunst, kom ik daarop terug. Wat kerkelijk zal zijn moet het geloofsstempel dragen en christelijke kunst kan alleen van gelovigen uitgaan. […] Daartegenover echter spreekt Calvijn het uit dat de artes liberales gaven zijn, die God […] door elkaar en onverschillig aan gelovigen en nietgelovigen heeft toebedeeld, ja die blijkens de historie zelfs in milder mate juist buiten de geloofskring geblonken hebben. […] Was zo Israël uitverkoren voor de religie en de triomf van het Godsrijk, dit belette in het minst niet dat het Griekse volk door God was uitverkoren voor het wijsgerig leven en de kunstopenbaring […]. Zo kon dus niet alleen, maar zo moest het calvinisme erkennen dat het Griekse volk het primordiale kunstvolk bij Gods gratie was geweest, dat de kunst, juist dankzij die klassieke ontwikkeling, een zelfstandige uiting van ons menselijk leven was gebleken.’
Plant op eigen wortel
‘Daartoe heeft Hij voor die mensheid allerlei onderscheidene levensuitingen besteld, en onder die levensuitingen neemt ook de kunst een zelfstandige plaats in. Die kunst openbaart ons scheppingsordinantiën, die noch wetenschap, noch staatsbeleid, noch religieus leven, noch zelfs de religie geven kan. Ze is een plant die groeit en bloeit op eigen wortel, en zonder nu te ontkennen dat ook deze plant tijdelijk steun en stut kan behoeven, en dat de kerk haar in vroeger dagen die steun op kostelijke wijze geboden heeft, eiste toch het calvinistisch beginsel dat ook die plant van de kunst ten slotte kracht zou winnen, om, zonder stut, op eigen stam haar kroon omhoog te heffen, en erkende het dat de wet van existentie en groei voor deze plant van de kunst het eerst en het helderst door de Griekse kunstenaar is ingezien, zodat daarom alle hogere kunst steeds weer aan die klassieke ontwikkeling haar zuivere aandrift heeft te ontlenen.’
‘Het calvinisme dat krachtens zijn beginsel noch kathedralen stichtte, noch paleizen bouwde, noch om amfitheaters riep, kon geen machtige architectonische scheppingen doen verrijzen, en kon dus evenmin drang wekken om de ledige nissen van zo reusachtige gebouwen te bevolken met scheppingen der beeldhouwkunst. De verdienste van het calvinisme voor de kunst ligt dan ook elders, niet in de objectieve, maar uitsluitend in de meer subjectieve kunsten, die zonder de steun van miljoenen aan schatten en zonder hulp van de marmergroeve, vrij opbloeien uit ’s mensen geest.’
‘Geen kerkmacht leidde de kunstenaar nu meer, geen geldmacht uit het paleis bond hem. Het was de kunstenaar als mens, die vrij onder mensen wandelend, heel iets anders en veel rijkers in en achter dat menselijk leven ontdekte dan de diepste zieners op het gebied der kunst eertijds ook maar van verre gegist hadden. […] En zo werd […] dankzij de vrijheidszin die het calvinisme in het hart der volkeren deed ontwaken, in dat gewone, maar zo rijke menselijke leven voor de kunst een geheel nieuwe wereld ontsloten, en het is uit de rijke inhoud van die nieuw ontdekte wereld, dat de Nederlandse schilderschool, door een oog voor het kleine en onbeduidende, door een hart voor het lijden van de mensheid te hebben, die wondere kunstschat op het doek heeft gebracht die nu nog haar roem vereeuwigt, en de weg tot nieuwe kunstverovering voor alle volken ontsloten heeft.’
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.