De muze en de christendemocratie
Samenvatting
Antoine Bodar is een kunstminnaar. Hij kan zich bij een kunstwerk ‘vermeien’, zoals hij dat zelf verwoordt, maar het is hem meestal niet alleen om de kunst zelf te doen. ‘Waar anderen moeite hebben met een functionele benadering van kunst, heb ik dat niet.’ Het doel van kunst is volgens hem dan ook even bescheiden als verheven. ‘Idealiter verheft de kunst ons zó, dat die voorbij onszelf wijst en bij voorkeur naar boven, om onder meer God te kunnen ontwaren.’
Priester Antoine Bodar is weer even in Nederland, het land waar hij is geboren maar dat hem ook vaak bedroeft. Nederland is verdeeld, zo klaagt hij, en weet vaak schoonheid niet te waarderen. Liever dan mensen te verheffen, willen Nederlanders dat iedereen gelijk is. ‘Maar mensen zijn nooit helemaal gelijk; iedereen is slechts gelijkwaardig’, stelt de kunsthistoricus en priester. Het gelijkheidsdenken ontaardt volgens hem in Nederland al snel in de lat wat lager leggen. ‘Grenzen verleggen is natuurlijk goed. Maar dan moet je de grenzen wel naar bóven verleggen en niet naar benéden. Bij ons moet het altijd minder. Een woord als “kribbe” mag je tegenwoordig niet meer gebruiken, omdat de mensen dat niet meer kennen. Nou, dan leg je een keer uit dat het “voederbak” betekent en hebben de mensen weer wat bijgeleerd. We moeten mensen verheffen. Ik heb mijn hele leven niets anders geprobeerd, zowel in mijn werk als priester als bij de omroep en op de universiteit. In die zin heb ik de VARA vroeger gewaardeerd: proberen mensen cultuur bij te brengen. En dan niet alleen – om met Cicero te spreken – de cultura agri, wat vanouds “verbouwing van het land” betekent, maar ook de cultura animi, de geestelijke verheffing: cultuur die de mensen boven zichzelf doet uitstijgen.’
Ambacht
Het gesprek gaat over kunst en de vraag wat dat is. Of je over een functie ervan kunt spreken, wat de rol van de overheid zou moeten zijn, en of de christendemocratie daarbij een onderscheidende visie kan formuleren. In zijn appartement in de Amsterdamse binnenstad, dat met zijn vele wanden vol boeken oogt als een bibliotheek, geeft Bodar een definitie van kunst zoals hij dat vroeger ook altijd op college deed. ‘Kunst heeft allereerst te maken met het woord “kunde”. Kunst is een ambacht, of dat nu om bouwen, componeren, schrijven, beeldhouwen, dichten of schilderen gaat: een kunstenaar moet zijn vak technisch goed beheersen. Zonder kunde geen kunst. Vervolgens is bij kunst altijd sprake van een zekere bevlogenheid: de aanblazing van de muze, of zo u wilt de Heilige Geest. Kunst heeft dus met inspiratie te maken. En ten slotte moet kunst altijd communiceren. Ik ben niet van de stroming die meent dat kunst de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie moet zijn. Ook heb ik weinig met zogeheten conceptuele kunst, waarbij je een heel boekwerk nodig hebt om er iets van te kunnen begrijpen. Dat betekent overigens niet dat je altijd de bedoeling van de kunstenaar kunt achterhalen. Een gedicht kan iets communiceren wat de dichter er zelf helemaal niet bewust in heeft gelegd.’

Antoine Bodar
Interview in het kort:
- Kunst is pas kunst als er kunde, inspiratie en communicatie bij te pas komen
- Religie en kunst duiden elk op eigen manier de wereld en hebben beide aanblazing van buitenaf nodig
- Wanneer steeds minder mensen naar de kerk gaan, kan kunst tot God of het goddelijke leiden
- Met name literatuur leent zich voor maatschappijkritiek. Andere kunsten moeten vooral schoonheid laten zien
- Mensen hebben leiding nodig om zich via vorming te kunnen laten verheffen
- De overheid dient via subsidies en goed onderwijs de kunsten te stimuleren
Kunst moet geïnspireerd zijn, stelt u. Hoe ziet u als priester en kunsthistoricus de relatie tussen godsdienst en kunst?
‘Religie en kunst willen beide op hun eigen manier de wereld duiden en hebben beide de aanblazing van buitenaf nodig. In mijn opvatting is die relatie zelfs nog wat nauwer. In de katholieke traditie is kunst altijd dienstbaar geweest aan het christendom. Dat sluit aan bij de visie van Plato, namelijk dat God het Schone, het Goede en het Ware is en dat de kunsten naar Hem heenwijzen. Kunst moet naar datgene verwijzen wat buiten onszelf ligt en bij voorkeur naar wat boven onszelf uitstijgt. De cultuurhistoricus Jacob Burckhardt stelde eind negentiende eeuw zelfs dat als kunst niet dienstbaar is, dit het einde van een cultuur inluidt. Kunst diende tot dan toe opdrachtgevers zoals koningen, bisschoppen en andere machthebbers in kerken, paleizen en tempels. Sinds omstreeks 1900 is de kunst zichzelf echter genoeg. Het is kunst om de kunst. Maar communiceert die kunst nog wel? Dat is de vraag. Bij sommige beeldende kunsten en bij experimentele composities blijft tegenwoordig alle communicatie buiten de deur.’
Kan die nadruk op communicatie niet ontaarden in een instrumentele of functionele benadering van kunst?
‘Ik vind het geen probleem dat kunst een bepaalde functie heeft. Wat hebben we aan kunst die narcistisch naar zichzelf verwijst? Kunst heeft, in wat voor vorm ook, voor mij een dienende functie. Natuurlijk weet ik dat ze helaas ook voor propaganda kan worden gebruikt en op die wijze geïnstrumentaliseerd, maar dat betekent niet dat kunst niet dienstbaar aan religie kan zijn.’
Toneel en dans
Toch is het christendom de kunsten niet altijd goed gezind geweest. Veel protestanten hebben lange tijd moeite gehad met toneel en dans.
‘Bepaalde protestanten hebben onder invloed van Calvijn inderdaad de rol van kunst gemarginaliseerd. De katholieke kerk is echter altijd een grote opdrachtgever en stimulator gebleven. Dat gold voor de vele schilderingen in de kerk, maar ook voor de boekverluchtingen, de paramenten en de voorwerpen die in de liturgie worden gebruikt. Ook de kerkgebouwen zelf zijn kunstwerken. In de katholieke traditie hebben we de kerken willen veredelen, als huizen voor God. Dat is anders dan bij evangelischen of sommige gereformeerden, die net zo goed in een schuur willen bijeenkomen. Overigens zie je nu dat de protestantse en katholieke traditie naar elkaar toe schuiven. Sinds de jaren zestig is er bij katholieken de klad in gekomen wat betreft de kunstontwikkeling, terwijl ik hoor dat in protestantse kerken juist meer kunst in de kerk hangt die de diensten ondersteunt. Al lenen nogal wat vrijzinnig-protestantse kerken zich voor exposities van kunst die niets met het gebouw te maken heeft.’
‘Die tweedeling over de waardering van kunst is er overigens altijd in het christendom geweest. Bernardus van Clairvaux vond in de twaalfde eeuw al dat kerken sober moesten zijn; Jezus ging het om de eenvoud, een gedachtegang die nog steeds te horen is. Aan de andere kant stond abt Suger, ook in de twaalfde eeuw, die de abdij van Saint-Denis bij Parijs heeft laten bouwen. Het mooiste was daarin nog niet mooi genoeg, vond hij. Het ging immers om God zelf. Persoonlijk voel ik me in beide tradities thuis, al geef ik de voorkeur aan een edele eenvoud.’
Ziet u een verschil tussen de manier waarop er in Nederland en elders in Europa, Italië bijvoorbeeld, met kunst wordt omgegaan?
‘Ja, in Italië, maar ook in Frankrijk, is men veel trotser op de christelijke cultuur en de kunsten dan in Nederland. Men gaat daar niet méér naar de kerk dan in Nederland, maar beseft wel dat de geschiedenis en de kunsten een land gevormd hebben. In het onderwijs krijgen de christelijke geschiedenis en cultuur meer aandacht, tentoonstellingen worden door alle lagen van de bevolking bezocht, en op tv is er elke dag aandacht voor kunst en cultuur. Bij ons is het daarmee droevig gesteld. Aan het televisietweeluik Bodar ontmoet Hildegard von Bingen, dat ik met kerstmis presenteerde, is zelfs door de KRO, die het uitzond, in het eigen programmablad geen enkele aandacht besteed.’
Liturgie
Kan kunst in een land als het onze, waarin de rol van het institutionele christendom afneemt, een nieuwe functie krijgen als het gaat om de zoektocht van mensen naar zingeving en betekenis?
‘Dat denk ik wel. In de loop van de geschiedenis hebben veel kunstenaars het goddelijke via de kunsten ontdekt. Neem de Franse schrijver Joris-Karl Huysmans uit de negentiende eeuw, die via de weg van de esthetiek katholiek geworden is. Sowieso ben ik, mede door de lessen van priester Frits van der Meer, de relatie tussen liturgie en kunst nog meer gaan inzien. In de katholieke liturgie worden alle zintuigen aangesproken: de reuk, de smaak, het gezicht en het gehoor. Op die manier worden de kerkgangers even meegenomen uit het dagelijkse leven met al zijn zorgen en beslommeringen. Ook nu geldt dat kerken waar de liturgie als het ware kunstzinnig wordt vormgegeven, het best worden bezocht. Daar wordt het mysterie van het geloof gevierd als een gesamtkunstwerk dat God wordt aangeboden. Volgens mij is dat ook de reden waarom mensen met kerstmis nog steeds naar de kerk gaan. Dat is niet slechts iets nostalgisch. Nee, men verwacht dat er iets moois gebeurt en hoopt bovendien een boodschap te horen waar men wat aan heeft.’
Veel mensen ervaren kunst ook gewoon als iets moois, zonder dat het deze religieuze component heeft.
‘Dat is waar. Ik zie dit bij veel mensen die ik tot mijn vrienden- en kennissenkring reken. Dat is ook de reden waarom D66 zich voor de kunsten inzet, waar ik natuurlijk erg blij mee ben. En ik geef toe: ook ik kan opgaan in de schoonheid van een kunstwerk dat ogenschijnlijk niets met God of het goddelijke te maken heeft. Dat kan een schilderij zijn met een landschap, of een werk van Mondriaan. Zoals gezegd is kunst net als religie een duider van de zin van het leven, maar ze kan ook zelf zin aan het leven geven. De filosoof Arthur Schopenhauer heeft aangegeven dat als de mens aan de oerwil wil ontkomen, hij dit kan bereiken door een kunstwerk te beschouwen, te “contempleren”. Zo noemt Schopenhauer de Sixtijnse Madonna in Dresden. Dat schilderij stelt wel Maria voor, dus daar komt toch de religie weer tevoorschijn. Hetzelfde geldt voor de jaarlijkse festivals Oude Muziek in Utrecht en Musica Sacra in Maastricht.’
Kunst kan door haar controversialiteit mensen ook aan het denken zetten en niet aan het ideaal van schoonheid voldoen. Moet kunst altijd mooi zijn?
‘In de kunstfilosofie wordt daarover verschillend gedacht. In de renaissance en de barok is díé kunst schoon, een gebouw of een schilderij bijvoorbeeld, die evenwicht laat zien. Het moest zo in balans zijn dat je er niets aan kon toevoegen of afdoen zonder het wezen van het kunstwerk te veranderen. Dat verschilde met de kunstopvatting in de middeleeuwen, die in de negentiendeeeuwse neogotiek terugkwam. Daarin werd onder invloed van de geschriften van Dionysius de Areopagiet het goddelijk licht als de bron bij uitnemendheid van schoonheid gezien. Omdat God licht is, wint bijvoorbeeld een gotische kathedraal aan schoonheid naarmate daarin het licht meer binnenstroomt als verwijzing naar God.’
Huiveren
‘Vanaf de zeventiende en zeker in de achttiende eeuw staat in het Angelsaksische taalgebied de subjectieve beleving van het kunstwerk centraal: je mocht van kunst huiveren, zoals je op een aangename manier huivert als je langs een afgrond loopt. Dat is min of meer overgegaan in de kunstopvatting van onze tijd, waarin kunst ons vaak dooreen wil schudden en wakker wil maken om een boodschap te verkondigen. Schoonheid is dan helemaal niet meer aan de orde, en kunst kan dan gerust lelijk zijn. Persoonlijk heb ik daar veel minder mee. Ik kan ook zelf een oordeel vellen, en heb geen behoefte aan gedram van anderen via hun kunstuitingen.’
Maar is een functie van kunst niet ook dat die soms via haar lelijkheid of controversialiteit een aspect in een cultuur kan blootleggen en zo mensen een spiegel voorhoudt?
‘Dat kan, maar in mijn opvatting vooral door het tegendeel, dus de schoonheid te laten zien. Cultuurkritiek hebben we al genoeg op de radio en televisie en in de krant en waar al niet tegenwoordig. Laten we de mensen vooral proberen te veredelen, en niet de lelijkheid van de mensheid propageren.’
Toch kun je kritisch op bepaalde tendensen in de samenleving zijn, zoals agressie, individualisme of zelfgerichtheid. Hoe kan kunst de mensen tot reflectie daarover aanzetten?
‘Door mensen het goede voor te houden, de oude deugden uit de oudheid bijvoorbeeld, zoals moed en matigheid, voorzichtigheid en rechtvaardigheid, en de christelijke deugden van geloof, hoop en liefde. Verder door mensen via muziek te troosten. Dat lukt het best door op de klassiekemuziekzender van de publieke omroep niet steeds te leuteren, maar gewoon muziek te laten horen. En door het bezoek aan musea en bijzondere tentoonstellingen te stimuleren. Maar literatuur en journalistiek lenen zich het meest voor deze kritische functie. Een roman, autobiografie, gedicht of essay kan mensen een spiegel voorhouden. Om die reden houd ik van de Russische literatuur, waarin de woelingen van de menselijke ziel naar voren komen, en die je aanzet tot nadenken.’
En een roman als Winter in Gloster Huis van Vonne van der Meer, die tot nadenken wil aanzetten over de manier waarop onze samenleving met de dood en het debat over voltooid leven omgaat?
‘Vonne van der Meer is zo’n voorbeeld. Zij stelt het maatschappelijke vraagstuk van de vrijwillige dood aan de orde en plaatst in haar boek een klaar-met-leven- sterfhotel tegenover een soort rusthuis voor de vredige levensavond. Dat dwingt ons tot nadenken.’
‘In het algemeen gesproken bestaat bij een dergelijke roman en ook bij een toneelstuk wel het gevaar dat de bedoelde boodschap er te dik bovenop ligt: de lezer, luisteraar of kijker moet de ruimte behouden om er zelf mee aan de slag te gaan. In de jaren zestig had je bijvoorbeeld het vormingstoneel, dat mensen politiek en sociaal bewust wilde maken. De man met de hoge hoed was altijd de slechterik.’
Houellebecq
Wat vindt u een goed voorbeeld van literatuur die cultuurkritiek geeft? 1984 van George Orwell?
‘Die behoort daar zeker toe. Maar in deze tijd vind ik de Franse schrijver Michel Houellebecq een goed voorbeeld. Zijn roman Soumission (Onderwerping) uit 2015 is een knappe spiegel waarin hij ons westerlingen onze luiheid voorhoudt als het gaat om de dominante rol die de islam van ons in Europa kan overnemen. Het christendom heeft op ons continent een belangrijke rol gespeeld en doet dat nog, ook al gaan steeds minder mensen naar de kerk. En dan bedoel ik nog niet eens het feit dat er zoveel mensen in de aanloop naar Goede Vrijdag naar de Matthäus- of de Johannes-Passion van Bach gaan of naar Die Schöpfung van Haydn, maar ook hoe graag mensen in een kerk willen wonen die gerestaureerd is of bij hun begrafenisdienst nog een christelijke liturgie willen. Soms hoor je mensen zeggen als ze zo’n dienst hebben meegemaakt: “Ik wil vaker naar de kerk gaan.” Maar de rol van het christendom is niet vanzelfsprekend meer, althans niet nu.’
Hoe waardeert u in dit verband seculiere rituelen als een stille tocht? Iets dergelijks was ook zichtbaar bij de uitvaart van André Hazes of bij de thuiskomst van de slachtoffers van de MH17.
‘Ik moet niet streng oordelen, omdat ik zie dat mensen er troost uit halen. De tocht bij de MH17 van de tientallen begrafenisauto’s vanuit Eindhoven naar Hilversum had een zekere schoonheid in zich, zoals ook beelden van een schaatsende sliert mensen over de Friese meren of van een peloton wielrijders dat door het Franse landschap slingert, dat hebben. Van die schoonheid kan iets troostrijks of onderhoudends uitgaan. Maar het blijft voor mij meer een ritueel dan kunst. De herdenkingsbijeenkomst van de slachtoffers van de MH17 bleef louter onderling menselijk, terwijl ik vermoed dat menige aanwezige toch een gebedje heeft gepreveld. Dat beperkt horizontale gold ook voor de begrafenisceremonie van André Hazes in de ArenA. Ook ik zie de verlokkingen van de vermeende hoogmis van de sport in onze samenleving. Persoonlijk betreur ik dat wel, omdat dergelijke rituelen als een soort pseudoreligie de plaats dreigen in te nemen van het christendom.’
Bestaat er ook zoiets als hogere en lagere kunst, of moet kunst altijd verheven zijn?
‘Het is tegenwoordig verboden om nog te spreken van hogere en lagere kunst. Een oordeel van een deskundige mag immers niet meer beduiden dan slechts een mening. Ook over smaak zegt men niet meer te kunnen twisten, terwijl sommigen toch meer smaak hebben dan anderen. Deskundigen weten er doorgaans meer van af, alleen al omdat zij smaak door de eeuwen heen hebben onderzocht. Zij moeten de mensen dan ook vormen.’
‘Natuurlijk is amateurkunst waardevol. Hoeveel mensen maken samen geen muziek en zingen in een koor? Prachtig en verheffend. Maar niet alle kunst kan verheffend zijn, en dat hoeft ook niet. Gebruiksvoorwerpen zoals meubelen en auto’s en televisietoestellen kunnen kunstzinnig zijn vormgegeven, maar zijn in eerste instantie functioneel. Wel blijf ik bepleiten dat bij vorming van mensen leiding nodig is, omdat de mens meer is dan slechts een consument en omdat berusting bij platheid een samenleving afbreekt. Streven naar verheffing kan elitair klinken – en het ís ook elitair –, maar zonder een elite op welk gebied ook wordt een maatschappij niet opgebouwd en leidt zij eerder naar ontreddering.’
Amateurkunsten
Hoe ziet u in dit verband de rol van de overheid ten opzichte van kunst? Bij religie is deze zeer bescheiden, gezien de scheiding van kerk en staat.
‘Zoals de overheid zich verre moet houden van de inhoud van godsdienst, dient ze dat ook te doen van de inhoud van kunst. De overheid moet wel voorwaarden scheppen waarin kunst en cultuur – en daartoe behoort ook godsdienst – kunnen gedijen.’
‘Wat de kunsten aangaat gebeurt dat via subsidies, zowel voor hogere kunsten als voor amateurkunsten. Het kan geen kwaad als de overheid helpt om bepaalde muziekverenigingen in stand te houden die het op zichzelf niet zouden redden. Maar het lijkt mij onzin om de zogenoemde hogere kunsten, zoals het Koninklijk Concertgebouworkest, af te doen als een aangelegenheid voor de kennelijk witte wijn drinkende elite die met minder steun zouden toekunnen.’
‘De overheid is er evenmin voor om in musea educatieve diensten te bevoordelen boven het eigenlijke doel van een museum: het conserveren van de kunstvoorwerpen en het maken van tentoonstellingen. Spijtig blijft nog altijd dat de verbouwing van het Rijksmuseum, dat vele jaren dicht was, niet een forse uitbreiding van het gebouw heeft opgeleverd, zoals overal in landen om ons heen gebeurd is. Hierdoor moet allerlei kunst nog altijd in depots blijven.’
‘Verder is het belangrijk dat de overheid goed onderwijs mogelijk maakt. Dat mensen leren om het ambacht van beeldhouwen, muziek maken, schilderen of toneelspelen goed onder de knie te krijgen. De overheid moet eraan bijdragen dat mensen zich kunnen verheffen. Het past in dit kader in het geheel niet dat het Oranjehuis onlangs een Rubens heeft laten veilen. Ik vind dat een blamage. Maar ja, in de Haagse paleizen is meer belangstelling voor sport dan voor de kunsten.’
En een christendemocratische partij als het CDA: heeft die nog een specifieke taak inzake kunst?
‘Vanzelfsprekend. Ik heb niet de indruk dat de muzen de afgelopen jaren vaak bij het CDA langs zijn geweest. Maar als de partij de C serieus wil nemen, zal ze in haar visie dat christelijke duidelijker moeten laten spreken, zoals dat onlangs dan toch is gebeurd inzake het kinderpardon. De partij moet het hoofd bieden aan het almaar doorconsumeren, en in plaats daarvan, wat de kunsten betreft, meer opkomen voor de bescherming van het christelijke erfgoed, zoals ook de ChristenUnie en nota bene D66 dat voorstaan. Het CDA moet de geestelijke waarden benadrukken, zoals vorming, ook in het christendom, in plaats van de materiële waarden van deze nergens toe leidende welvaartsmaatschappij. Als je dat perspectief weglaat kun je net zo goed van een Conservatief of een Centraal Democratisch Appel spreken. Daarmee is niet gezegd dat ik “conservatief” als een scheldwoord opvat; integendeel, ik noem mij desgewenst “fier conservatief”. Dit betekent dat we eerst het verleden moeten onderzoeken, om zo met behoud van het goede de toekomst tegemoet te kunnen gaan. Dat kan op talloze terreinen tot uiting komen: van de inzet voor het behoud van monumentale kerken tot het ondersteunen van degelijk cultuuronderwijs.’
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.