Waarom kunst bij uitstek een christendemocratisch thema is
Samenvatting
Kunst doet op een andere manier hetzelfde als religie: ze voedt ons verlangen om geraakt te worden door iets wat groter is dan wijzelf, en bevredigt onze behoefte aan heelheid en schoonheid. Maar ze helpt ook het goede en het ware te vinden door – in een boek, toneelstuk of schilderij – grote verhalen te vertellen. De christendemocratie mag de potentie van kunst niet langer negeren.
Christendemocraten hebben de afgelopen decennia niet bepaald vooropgelopen in de visievorming rond kunst en cultuur.1 En dat terwijl er toch meerdere momenten waren dat het debat over kunst een alternatieve visie voor enerzijds het pleidooi voor cultureel ondernemerschap en anderzijds de noodzaak van door de overheid gesteund cultuurbeleid goed had kunnen gebruiken. Het is ook om een andere reden ronduit opmerkelijk dat christendemocraten politiek geen prioriteit geven aan kunst en cultuur: de christendemocratische mensvisie zet ons neer als creatieve en scheppende wezens.
De christendemocratische mensvisie is gebouwd op het fundament van vier pijlers: ieder mens is uniek, de mens is een sociaal wezen, ieder mens is geroepen, en mensen zoeken zin. De eerste pijler komt voort uit de vaststelling dat mensen uniek zijn omdat ze van elkaar verschillen. ‘We ontlenen onze waardigheid vooral aan wat ons onderscheidt van anderen, wat ons bijzonder maakt’, noteert het WI-rapport Mens, waar ben je?2 Een christendemocraat zal daarom niet streven naar gelijkheid; hij kan beter uit de voeten met de notie van gelijkwaardigheid. De politiek heeft daarbij de taak om de waardigheid en daarmee de gelijkwaardigheid van mensen te beschermen. Daarmee moet zij de ruimte in de publieke ruimte borgen voor de verschillen tussen mensen. Een samenleving van mensen die verschillen in ambities, vaardigheden en interesses, is een samenleving die veerkrachtig en sterk is.
De tweede pijler onder de christendemocratische visie wil laten zien dat mensen relationele of – in andere woorden – sociale wezens zijn. Christendemocraten menen dat mensen pas volledig tot hun recht komen in relatie tot anderen. Het Program van Uitgangspunten van het CDA stelt dat de christendemocratie een benadering verwerpt die ‘mensen louter als losstaande individuen beschouwt of in zijn effecten de onderlinge betrokkenheid aantast’, en zij ‘stelt daartegenover de publieke erkenning van de menselijke verbondenheid’.3
Paradox
De eerste en de tweede pijler van het christendemocratische mensbeeld leveren een mooie paradox op. De nadruk op hun onderlinge verschillen zet de individuele uniciteit van mensen in het licht, terwijl het besef dat mensen tot bloei komen als zij zich onderhouden met en verhouden tot anderen, met name de natuurlijke gemeenschapszin van mensen benadrukt. Hier is enigszins sprake van een spanningsveld dat ieder mens bij tijd en wijle zal ervaren. In de woorden van de Vlaamse psycholoog en psychoanalyticus Paul Verhaeghe: ‘[W]e willen deel uitmaken van grotere gehelen en tegelijk streven we naar onafhankelijkheid.’4
De christendemocratische mensvisie lost dat spanningsveld gedeeltelijk op met haar derde pijler. Als ieder mens uniek is, onder meer vanwege de verschillen in capaciteiten, en elk mens ook een sociaal wezen is dat verbonden wil zijn met zijn medemensen, dan volgt daaruit dat ieder mens een taak of opdracht heeft te vervullen in de sociale verbanden waarvan hij deel uitmaakt. Anders gezegd: iedereen heeft op basis van de unieke talenten die hem van anderen doen verschillen een verantwoordelijkheid voor de gemeenschap. Kortom: ieder mens is geroepen.
De individuele eigenheid van mensen maakt dat eenieder ook weer de vrijheid heeft om het appel dat op hem wordt gedaan wel of niet te beantwoorden. Omdat christendemocraten geloven dat mensen ook spirituele wezens zijn (de vierde pijler) die willen bijdragen aan en deel uitmaken van iets wat groter is dan zijzelf, verwachten zij dat mensen onder de juiste omstandigheden en voorwaarden geneigd zullen zijn om hun roeping te volgen.
Als we recht willen doen aan zowel het individuele als het relationele, zonder in een eenzijdig individualisme of gemeenschapsdenken te vervallen, moeten we volgens Mens, waar ben je? benadrukken dat de mens bovenal een transcenderend wezen is: ‘Het is typisch iets voor mensen om boven zichzelf uit te willen stijgen, op zoek naar wat ons draagt en houvast geeft, naar volheid, heelheid, geluk of rust.’5
Uniek
De vier onderdelen van de christendemocratische mens- en maatschappijvisie vormen impliciete argumenten die het belang van kunst en cultuur laten zien:
- Ieder mens is uniek. Zijn uniciteit komt vooral voort uit wat hem onderscheidt van andere mensen. De mens is geschapen als een door en door creatief wezen. Zijn creativiteit is wat hem mede zo uniek maakt. Voor nieuwe vraagstukken gaat hij steeds weer op zoek naar nieuwe antwoorden en oplossingen. Maar hij gebruikt zijn creativiteit niet alleen om het goede en het ware, maar ook om het schone te vinden. Wij weten dat het leven op deze gebroken wereld nooit perfect zal worden, juist omdat mensen ook feilbaar zijn. Het zoeken naar en (soms) vinden van het schone biedt troost om de gebrokenheid van deze wereld te leren begrijpen en een plek te geven.
- De mens is een sociaal wezen. Elk mens wil ook ergens bij horen, zich thuis voelen in verbanden zoals familie, vereniging, bedrijf of school. Samen kunst maken of consumeren kan ook zo’n gedeelde ervaring zijn. Van sport wordt gezegd dat die mensen samenbrengt. We lijken een blinde vlek te hebben voor wat koren, fanfares en andere muziekgezelschappen, toneelclubs, musea, poppodia en kleine dorps- en wijktheaters aan samenbindende kracht vertegenwoordigen. Wanneer we politiek inzetten op de vormende en verbindende kracht van sport, dan mogen we daarbij zeker die van kunst en cultuur niet uit het oog verliezen.6
- Ieder mens is geroepen om bij te dragen. Juist omdat mensen verschillend zijn, vinden zij hun rust, geluk, heelheid en volheid op verschillende plekken en manieren. Hoe divers die vormen ook zijn, een constante is dat mensen willen bijdragen aan een groter geheel. De een draagt bij door kinderen te leren lezen en schrijven, een ander door een bedrijf met nieuwe innovaties competitief te houden, een volgende door films te maken of artistieke installaties te maken. Mensen zoeken zin door het appel dat op hen wordt gedaan te beantwoorden. Dat appel beantwoorden zij door in beweging te komen, zich uit te spreken, te scheppen en te creëren.
- De mens is een zin zoekend wezen. De christendemocratie accepteert als enige politieke filosofie dat mensen zich niet eerst en vooral door functionele en dan met name sociaal-economische drijfveren laten leiden, maar dat zij zin zoekende wezens zijn die willen bijdragen aan iets wat henzelf overstijgt. We moeten theses over secularisering daarom ook sterk nuanceren. Ja, veel mensen zoeken niet meer in een institutie als de kerk naar het hogere, en daarom lopen de kerken leeg. Maar nee, dat betekent niet dat mensen zijn gestopt te zoeken naar vervulling, heelheid en volheid. In boeken, films, schilderijen, toneelstukken, muziek, gebouwen en sculpturen proberen zij dat te vinden; door in woorden even de waarheid te vatten, of in een film even een glimp van het goede te aanschouwen, dan wel op een schilderij volmaakte schoonheid te ervaren. Wat religie met verhalen en symbolen doet, kan kunst ook: houvast bieden in een gebroken wereld. Kunst schoolt bovendien onze verbeeldingskracht en vormt ons inlevingsvermogen, noodzakelijke vaardigheden waarmee we onze wereld heel kunnen maken.7
Op zoek naar het hogere
Gabriël van den Brink heeft met het boek De Lage Landen en het hogere laten zien dat mensen onverminderd op zoek zijn naar het hogere, maar dat zij dat niet alleen meer vinden in de kerk of een (christelijk) geloof. Er zijn inmiddels vele andere uitings- en verschijningsvormen van het hogere of het transcendente dan het sacrale alleen.8 Kunst is er daar één van. Ze kan in veel opzichten hetzelfde bereiken als religie. Religie inspireert en geeft zin, normeert en onderwijst. Kunst doet op een andere manier hetzelfde; ze voedt ons verlangen om geraakt te worden door iets wat groter is dan wijzelf en bevredigt onze behoefte aan heelheid en schoonheid.
Tegelijkertijd heeft de politiek er de afgelopen decennia alles aan gedaan om de vraag naar zingeving volledig los te laten. Religie wordt zogenaamd vanwege de scheiding van kerk en staat weggeduwd achter de voordeur; het moet volgens de dominante liberale visie een exclusief private aangelegenheid worden. En kunst en cultuur zijn in het dominante bedrijfseconomische discours getrokken van kunstenaars die als culturele ondernemers hun meerwaarde met aandacht en verkoop moeten bewijzen; als er geen vraag naar je schilderijen bestaat, voldoet het werk blijkbaar niet. Net als veel andere domeinen zijn dus ook cultuur en godsdienst geïnstrumentaliseerd; ze worden beoordeeld op basis van hun nut, noodzaak en opbrengst. Daarmee heeft de politiek de publieke ruimte leeggemaakt en ontdaan van een zingevend kader. Wij moeten het nu zelf maar uitzoeken met onze vragen over het goede, het ware en het schone.
Culturele afbraak
Christendemocraten hebben niet vooropgelopen in de afbraak van onze culturele infrastructuur, maar toen populisten en liberalen – vanuit de gedachte dat de kunsten vooral geld kosten en weinig opbrengen – met het voorstel kwamen om fors te snoeien in de culturele voorzieningen van dit land, hadden zij geen argumenten om tegenwicht te bieden. Jarenlange verwaarlozing van de visievorming over kunst en cultuur heeft daarmee zijn tol geëist en uiteindelijk ook haar weerslag gehad op het kunstbeleid in Nederland. En dat terwijl kunst bij uitstek een christendemocratisch thema is.
Het is bij uitstek een taak voor de christendemocratie om de publieke ruimte te vullen met zingevende kaders die houvast bieden. Ruimte voor religie in het publieke debat, ruime aandacht voor literatuur- en kunstonderwijs, muziekscholen en theaters ondersteunen, bibliotheken overeind houden, ontmoetingsplaatsen creëren, met projectsubsidies optredens van koren of tentoonstellingen van amateurkunstenaars ondersteunen. De mogelijkheden voor politici om de kunsten te ondersteunen zijn legio.
‘Kunst, religie en humor leren ons beter omgaan met deze wereld’, zei Herman Finkers in een aflevering van College Tour. Dat doet kunst doordat schoonheid troost biedt, maar ook doordat grote verhalen – verteld in een boek, toneelstuk of op het doek – helpen het goede en het ware te vinden. Kunst geeft zin, is vormend en ‘waardenvol’. Het past christendemocraten als zij in gemeenten, provincies en de Staten-Generaal vooroplopen om dat te beschermen én te activeren.
Noten
- 1.Zie ook de bijdragen van Joop Daalmeijer en Leen La Rivière in dit nummer.
- 2.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA (2011). Mens, waar ben je? Een verkenning van het christendemocratische mensbeeld (2e, bewerkte druk). Den Haag: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, p. 67.
- 3.CDA (1993). Program van Uitgangspunten. Den Haag: CDA, p. 13. Geraadpleegd via http://dnpprepo.ub.rug.nl/9872/7/CDA%20Beginselprogramma%201993.pdf
- 4.Verhaeghe, P. (2013). Identiteit. Amsterdam: De Bezige Bij, p. 19.
- 5.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA (2011), p. 47; cursivering in origineel.
- 6.Koen van Eijck heeft zeker gelijk als hij in zijn bijdrage in dit nummer schrijft dat we kunst niet als doe moeten geven om sociale cohesie te creëren. Maar dat hoeft kunstinstellingen er niet van te weerhouder om vanuit hun eigenlijke intrinsieke waarde toch mensen samen te brengen.
- 7.Zie het prachtige essay van Désanne van Brederode in dit nummer.
- 8.Van den Brink, G. (red.) (2012). De Lage Landen en het hogere: De betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan. Amsterdam: Amsterdam University Press.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.