Zo zijn onze manieren. Over politieke stijl
Samenvatting
De christendemocratie is vooral een stijlkenmerk, niet een verzameling te verkopen producten of een uit de beginselen afgeleide boodschap. In politieke stijl komen inhoud en vorm samen. Radicale subsidiariteit is een van de stijlkenmerken die christendemocratische bestuurders bij uitstek belichamen. Ze zijn aanspreekbaar op een resultaat zonder daarvoor invloed te eisen.
In de laatste nummers van CDV flakkerde discussie op over de verhouding tussen vorm en inhoud binnen het CDA, tussen beginselen en communicatie. Nelleke Weltevrede en Herman de Vries, respectievelijk hoofd van de afdeling communicatie en senior stafmedewerker marketing van het CDA in Den Haag, vergeleken in het herfstnummer van 2018 de christendemocratie met een bouwmarkt vol producten, waarvan je een slimme selectie met goede marketing aan zo veel mogelijk klanten moet zien te verkopen.1 Die uitdaging wordt steeds groter. Met het verspreiden van een dik verkiezingsprogramma vol degelijke plannen komen we er immers niet meer. Om daadwerkelijk verkozen te worden moeten we met steeds minder middelen opvallen bij steeds minder trouwe kiezers, die overigens toch al niet overmatig geïnteresseerd zijn in politiek. Dat is de dagelijkse realiteit van het werk op de afdeling communicatie.
Rien Fraanje, voormalig directeur van het Wetenschappelijk Instituut en lid van de redactie van dit blad, reageerde in het winternummer.2 Hij betoogde dat de christendemocratie niet bestaat uit een assortiment artikelen maar, meer bepaald, uit een inhoudelijke boodschap waarvan de politieke marketing alleen nog over toon en vorm gaat. Voorkomen moet in ieder geval worden, zo betoogde hij, dat de electorale doelgroep de te verkopen beleidsproducten bepaalt. Of marketingbureaus de koers van het CDA.
Wie zijn wij?
Deze discussie raakt de kern van de crisis in de partijendemocratie. Weltevrede en De Vries refereren aan ‘ons electoraat’ als een ijkpunt, Fraanje aan ‘onze beginselen’. In beide gevallen is echter niet duidelijk wie de bijbehorende ‘wij’ dan zijn. En dat is precies het probleem. Toen de partijendemocratie aan het einde van de negentiende eeuw werd uitgevonden, waren electoraat en beginselen op een natuurlijke manier met elkaar verweven. Er was een religieus en cultureel bepaalde achterban die de beginselen formuleerde, en die beginselen bepaalden vervolgens ook weer de achterban. Hoe scherper een achterban kan worden afgebakend, hoe explicieter een politieke ideologie kan zijn. Dan kan je immers heel precies aangeven wie bij ‘wij’ hoort, en wie niet. Sinds de ontzuiling in de tweede helft van de twintigste eeuw werkt ideologie op deze manier alleen nog maar een beetje bij de SGP; die is nog enigszins het politieke filiaal van een zelfstandige maatschappelijke zuil. De andere klassieke partijen verloren hun vaste achterban. Dat is een uitdaging voor de campagne, maar maakt ook het articuleren van politieke beginselen in actuele omstandigheden steeds moeilijker.
Politieke stijl
Een oplossing voor de spanning tussen politieke vorm en inhoud heb ik niet. Wel zou ik een ander begrip aan de discussie willen toevoegen, omdat daarmee de spanning voor een groot gedeelte kan worden weggenomen. Dat is het begrip ‘politieke stijl’. Het ontstijgt de tegenstelling, omdat politieke stijl over zowel vorm als inhoud gaat. Politieke stijl is geen kunstje dat valt aan te leren door mannetjesmakers; daarvoor is het te inhoudelijk. Maar evenmin is politieke stijl iets wat in een wetenschappelijk beleidsrapport kan worden gevangen; daarvoor is het te persoonlijk. Het begrip is samengesteld. Politieke stijl is ‘een moeilijk te omschrijven, maar intuïtief herkenbare kwaliteit van bepaalde politieke uitingen, houdingen en handelingen in een losvast patroon, dat contrasteert met andere stijlpatronen, die samen het veld van politieke mogelijkheden op een bepaald tijdstip bepalen. “Politieke stijl” is een begrip dat niet zozeer verwijst naar een scherp afgebakende, rationeel gefundeerde handelingsmethode als naar een bepaalde samenhangende manier van doen waarin rationaliteit in open verbinding staat met intuïtie en gevoel, waarin hart en hoofd, inhoud en vorm, argument en ritueel direct worden gekoppeld, en waarin presentatie, retoriek, toon, accent, gebaar, en uitstraling evenveel gewicht en betekenis krijgen als de meer rationele of zakelijke aspecten van het politieke optreden.’3 Betekenisvolle vorm dus, of instinctieve inhoud.
Deze omschrijving van politieke stijl komt uit de recente politieke filosofie. Maar welbeschouwd omspant het begrip de hele geschiedenis van de christelijke politiek. Abraham Kuyper betoogde destijds dat het kiesrecht moest worden uitgebreid. Het ‘volk achter de kiezer’, zoals dat heette, mocht dan misschien niet altijd zo hoog zijn opgeleid als de liberale elite van die dagen, maar dat maakte dat volk nog niet ongeschikt om een moreel oordeel te vellen over de koers van het land.4 Politiek moest dan alleen wel geschikt worden gemaakt voor mensen zonder abonnement op het Staatsblad en met een normale hobby. En dat kan prima. Je hoeft immers de verkiezingsprogramma’s niet te kunnen doorrekenen om te weten wie ‘jouw man’ of ‘jouw vrouw’ is. Dat gaat instinctief, betoogde Kuyper, en dus inhoudelijk. De kiezer herkent in het optreden van een kandidaat zijn eigen beginsel en baseert daarop zijn keuze. De kiezer reageert op de politieke stijl van een partij en een kandidaat. En dat is eigenlijk prima voor de meeste mensen met een andere hobby dan politiek. Wie te lang op de inhoud blijft hameren, is feitelijk bezig de democratie zelf weer tot de wijzen en verstandigen te beperken.
Zoals de protestant Kuyper zijn partij bouwde op het concept politieke stijl, zo blikt Jos van Gennip ermee terug op de katholieke politiek. In zijn poging het eigene van de katholieke politiek te vatten, komt hij er niet met de inhoudelijke beginselen, en zelfs niet met de beeldbepalende personen. Er is nog een derde element dat de KVP onderscheidde: de cultuur die de katholieke achterban met zijn vertegenwoordigers deelde. Een kwestie van ‘doe maar gewoon, bereikbaarheid, nabijheid’, schrijft Van Gennip, ‘van een bepaalde stijl ook’.5
Radicale subsidiariteit
‘Politieke stijl’ is dus een begrip met potentie. Maar wat is tegenwoordig dan de politieke stijl van het CDA? Die zullen we voortdurend moeten aflezen aan onderscheidende christendemocraten op zichtbare en minder zichtbare plekken. Het Wetenschappelijk Instituut heeft daarmee een begin gemaakt door opvallende CDA-wethouders in het sociaal domein te interviewen en daarin te zoeken naar gedeelde stijlkenmerken.6
Het resultaat van dit eerste onderzoek is een beeld waarin wethouders zich onderscheiden in roepingsbesef (niet zomaar een baan) en in bestuursstijl (samen bereiken we meer), maar vooral ook in inhoudelijke focus (dienaar van de samenleving). Ze hanteren een politieke stijl die kan worden omschreven als ‘radicale subsidiariteit’.7 Dat wil zeggen: verantwoordelijkheid zonder eigenaarschap. Aanspreekbaar blijven op een resultaat zonder daarvoor invloed te eisen. Wethouder René Peters uit Oss leverde zich bijvoorbeeld feitelijk uit aan iemand die beweerde met een paar koffiekannen en een lokaaltje de ggzdagbesteding overbodig te kunnen maken. Peters bleef als wethouder politiek aanspreekbaar op de voorziening en op de publieke middelen die hij ter beschikking stelde, maar toch liet hij het eigenaarschap volledig aan het initiatief. Er wordt niet werkelijk gewerkt op basis van vertrouwen als er niet ook politieke risico’s worden gelopen. Wethouder Janny Bakker uit Huizen liep ook risico’s doordat zij haar wijkteams maximale vrijheid gaf om in het sociaal domein te indiceren wat zij zelf naar de maatstaven van hun eigen professionaliteit nodig vonden. Bakker nam daarmee politieke verantwoordelijkheid voor een ingrijpende maar juridisch verder ongereguleerde bevoegdheid en een financiële openeinderegeling. Dat is volstrekt onlogisch voor bestuurders die willen beheersen en controleren, maar het is juist ideologisch voor een christendemocraat.
De voorgaande twee voorbeelden laten zich niet ombouwen tot algemeen beleid. Het zijn persoonlijke keuzes die alleen kunnen worden gemaakt door iemand die daar dan ook zelf de verantwoordelijkheid voor neemt. Andere omstandigheden of andere personen hadden tot andere uitkomsten geleid. De politieke stijl van de geïnterviewde wethouders is praktische wijsheid van christendemocratische aard. Telkens verschillend, maar toch altijd herkenbaar als imitatie van de radicale subsidiariteit van de barmhartige Samaritaan: eerst noodhulp verlenen aan wie voor dood langs de weg wordt achtergelaten, en de zorg snel daarna overdragen aan een particulier initiatief om zelf weer verder te gaan, maar tegelijk wél verantwoordelijk durven blijven voor verder niet gedefinieerde kosten. Dat laatste maakt precies het verschil: een liberale Samaritaan had vooraf over de kosten willen onderhandelen en daarna afscheid genomen, en de socialistische Samaritaan had iedere avond gebeld willen worden over het zorgzwaartepakket.
Radicale subsidiariteit is een van de politieke stijlkenmerken van de christendemocratie. Er zijn er ongetwijfeld meer en er zou beter onderzoek naar moeten worden gedaan. Dat zou ook goed zijn om overspannen verwachtingen van de inhoud tegen te gaan. Wie de kernbeginselen van het CDA ziet als wonderlampen die het Wetenschappelijk Instituut moet opwrijven om het nieuwe onderscheidende verhaal voor de toekomst te laten verschijnen, overschat die beginselen. Die functie vervulden ze in 1980 bij de start van het CDA ook niet. Ze zijn veel meer ontwikkeld om een bestaande beweging van vooral lokale christendemocraten bij elkaar te brengen dan als een recept voor telkens nieuwe beleidsrapporten. De kernbeginselen scheppen nog altijd de ruimte voor christendemocratie en vormen een voortdurende toetssteen voor de inhoudelijke discussie daarover. Maar wie wil weten wat de christendemocraten van nu onderscheidt, moet vooral naar hun politieke stijl kijken. Dan wordt veel scherper zichtbaar wat we anders alleen maar in vage begrippen kunnen herhalen of in papieren voorbeelden kunnen zeggen.
Vorm én inhoud
Waarom kan het begrip ‘politieke stijl’ de spanning tussen vorm en inhoud overbruggen? Omdat de conclusie van het voorgaande is dat politieke stijl het communicatiemiddel was om partijendemocratie mogelijk te maken én omdat dat begrip inhoudelijk verwijst naar herkenbaar geconcretiseerde beginselen. Als we dus over politieke stijl zouden spreken, overlappen vorm en inhoud elkaar, en kunnen we over hetzelfde spreken.
In de metaforen uit de stukken van Weltevrede en De Vries en van Fraanje: de christendemocratie is misschien niet zozeer een verzameling producten of een uit de beginselen afgeleide boodschap, maar heeft vooral iets van een merk – een merk zo sterk als de concrete positieve ervaringen die men ermee heeft. De uitdaging voor zowel de afdeling communicatie als het Wetenschappelijk Instituut wordt er niet minder om. Hoe zet je niet wéér een obligate ‘stip op de horizon’ met een of ander beleidsplan vol oplossingen voor allerlei problemen, maar geven we het inhoudelijk appellerende voorbeeld, zoals de A in ‘CDA’ belooft? Hoe vertaal je een politieke stijl die wezenlijk op lokaal niveau blijkt en daar dan veel verschillende vormen aanneemt, naar een heldere nationale campagne? Aan het antwoord op dit soort vragen wordt al gewerkt. Interessant is de poging van minister Hugo de Jonge om zijn lokale voorbeeld van radicale subsidiariteit met de bestrijding van eenzaamheid onder ouderen, nationaal uit te venten met een landelijk actieplan. De grote vraag is of het lukt om bij zo’n landelijke schaal het radicaal subsidiaire karakter van het idee vast te houden. Het moet dus iets zijn waar een minister zichzelf in politieke zin verantwoordelijk voor maakt, mét serieus budget voor wat niet voor rekening van de samenleving zou moeten blijven, maar zónder invloed op de besteding daarvan te eisen. Echt afhankelijk van de samenleving dus. Dat is veel gemakkelijker gezegd dan gedaan, omdat zelfs minister De Jonge niet iedereen in de ogen kan kijken aan wie hij vertrouwen moet geven, en omdat achter een minister altijd ambtenaren wegkomen. Hoe zijn plan uitpakt, zal de praktijk leren, en de kiezer zal daarna over de politieke stijl ervan kunnen oordelen.
Noten
- 1.Weltevrede, N. & De Vries, H. (2018). Waarom politieke marketing onmisbaar is voor het CDA. Christen Democratische Verkenningen, 38(3), 26-30.
- 2.Fraanje, R. (2018). Marketing moet de politieke boodschap niet bepalen. Christen Democratische Verkenningen, 38(4), 30-33.
- 3.Pels, D. & Te Velde, H. (red.) (2000). Politieke stijl: Over presentatie en optreden in de politiek. Amsterdam: Het Spinhuis, p. 3.
- 4.Kuyper, A. (1880). “Ons program” (2e druk; volksuitgave). Amsterdam: J.H. Kruyt, p. 131.
- 5.Van Gennip, J. (2017). De katholieke bijdrage aan de politiek. Z.p.: Nolensfonds, p. 15.
- 6.Boogaard, G. (2018). Woorden én daden: De politieke stijl van CDA-wethouders in het sociaal domein. Den Haag: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Het rapport is te downloaden via https://www.cda.nl/wetenschappelijk-instituut/actueel/nieuws/nieuwwi-rapport-woorden-en-daden. Een fysiek exemplaar kan worden aangevraagd via irma.bultman@wi.cda.nl (zolang de voorraad strekt).
- 7.Ik ontleen het begrip ‘radicale subsidiariteit’ aan: Kaiser, H. (2018). In waarde verbonden: Op zoek naar gedeelde ruimte voor een waardevolle toekomst. Baarn: Adveniat.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.