Het plezier en de kracht van kunst om je heen
Samenvatting
Ze is kunstliefhebber, had jarenlang een galerie aan huis in het Zeeuwse Burgh-Haamstede, en heeft als CDA-Kamerlid nu kunst en cultuur in haar portefeuille. ‘Kunst vertelt altijd een verhaal, of je het nu mooi vindt of juist niet. Wij christendemocraten willen bij uitstek deze verhalen doorgeven, omdat we willen laten zien waar we vandaan komen. Ook als dat een pijnlijke geschiedenis is’, zegt Lenny Geluk.
Lenny Geluk-Poortvliet (1943) is kunstminnaar. Wie haar Zeister appartement binnengaat, ziet dat direct. Al vrij snel aan het begin van het gesprek laat ze met liefde een schilderij zien dat aan de muur in de woonkamer hangt. Het is een werk van de Roemeense schilder Mihai Bandac (1939) en toont in ijzig blauw een winters landschap met allerlei huizen. De meeste huizen ogen gesloten, slechts één heeft een raampje. ‘Dat ijzige blauw met die potdichte huizen symboliseert de onvrijheid die in Roemenië tot 1989 heerste. Er waren wel kunstenaars, maar die mochten alleen maken wat dictator Ceaușescu goed vond. Ze konden niet vrij schrijven, niet vrij schilderen, niet vrij beeldhouwen en zelfs niet vrij denken. Dat ene raampje staat voor de eerste openheid die er na de Wende kwam.’ Kunst, wil Geluk maar zeggen, vertelt altijd een verhaal. ‘Kunst is communicatie. Als mensen kunst zien, raken ze met elkaar in gesprek. Ook mensen die nooit met elkaar praten. Ze vinden het mooi of juist niet, maar kunst wil altijd iets vertellen, iets weergeven van wat er diep in de kunstenaar leeft.’
U heeft een galerie in Zeeland gehad. Is kunst u met de paplepel ingegoten?
‘Als klein kind ben ik niet erg met kunst opgegroeid, hoewel mijn moeder wel een goede smaak had. Ze hield van mooie dingen, van zilver en kristal bijvoorbeeld, en zorgde dat ons interieur thuis er mooi uitzag. Als ik dus mijn liefde voor kunst van iemand heb geërfd, moet dat van haar zijn geweest. Toen ik later in Burgh-Haamstede ging wonen, besloten we ons huis uit te bouwen tot een galerie, die min of meer om het woonhuis heen kwam te staan. Laten zien hoe je te midden van kunst kunt wonen heb ik altijd aantrekkelijk gevonden. Dus niet kunst in een kille galerie waar in de hoek van de zaal een vrouw haar nagels zit te vijlen en er zo een enorme drempel ligt om binnen te komen, maar kunst in een leefsituatie. In 1989 begonnen we met de verbouwing van ons huis en in 1990 gingen we open. Als we de woonkamer erbij betrokken, konden er wel driehonderd mensen in. Vaak liet ik de tentoonstelling door een bekend persoon openen, Elco Brinkman bijvoorbeeld.’
Lenny Geluk Bron: Marc Mulder
Wat dreef u bij het verzamelen van en de handel in kunst?
‘Er was op Schouwen- Duiveland niet veel als het om kunst ging. Tegenwoordig heeft elk zichzelf respecterend gehucht een eigen kunstroute, maar dat was toen niet het geval. In Haamstede hadden kunstenaars wel – net als in Domburg op Walcheren – een kleine galerie aan huis, maar groots was de aanpak niet. Ik ben toen samen met de toenmalige burgemeester en enkele anderen de “Kunstschouw” gestart, waarbij in diverse huizen en monumentale panden kunst werd getoond. Ons eigen huis hoorde daar ook bij en zo ontstond er een kunstcentrum.’
Interview in het kort:
- Kunst laat altijd een tijdsbeeld zien
- Christendemocraten hebben eerbied voor kunst en willen het verleden niet uitpoetsen
- Kunst moet in alle regio’s van het land toegankelijk zijn
- De overheid mag zich als subsidieverlener niet met de inhoud van kunst bemoeien, maar stimuleert wel dat deze op de juiste plaats tot haar recht komt
‘Voor mij was het belangrijk dat kunst altijd een verhaal vertelt en een tijdsbeeld laat zien. Het was toen de periode na de Wende in Oost-Europa, en ik ging naar Hongarije en Roemenië om te zien wat de omwenteling deed met de kunst daar. Kunst was al die tijd beknot geweest; van die onvrijheid kunnen we ons geen voorstelling maken. Ik heb toen de hele collectie van een Hongaarse schilder opgekocht en mijn openingsverzameling weer in één keer aan een bedrijf verkocht. Ook kwamen er allerlei schilders uit Oost-Europa naar Zeeland, die bij ons thuis hun werken konden laten zien. Die openheid was prachtig. Kijk eens naar het verschil tussen deze twee schilderijen van Mihai Bandac. De eerste toont die ijzige kilte in communistisch Roemenië met slechts dat ene raampje, maar deze hier heeft hij in Zeeland gemaakt: dezelfde blauwe kleuren, dezelfde stijl van schilderen; maar kijk naar de bootjes op het Grevelingenmeer en naar de open lucht. Wat een open, vrolijke sfeer. Zo zie je hoe indrukwekkend een kunstenaar zijn omgeving en gemoedstoestand in twee verschillende kunstwerken weet te vatten.’
Lenny Geluk loopt naar een schilderij dat verderop in de woonkamer hangt. ‘Dit is gemaakt door een andere Roemeense schilder die bij ons op bezoek was. Hij was geraakt door het feit dat je bij elk tankstation in Nederland bloemen kunt kopen, en heeft toen dit boeket geschilderd. Zie je dat kunst altijd een verhaal vertelt en een beeld van de tijd weergeeft? Hem was iets opgevallen wat wij heel normaal vinden. En dat geeft hij dan op deze prachtige manier weer.’
Wanneer is een werk volgens u kunst?
‘Kunst moet kwaliteit hebben. Het is een vak dat iemand beheerst; dat vooropgesteld. Daarnaast heeft het met emotie te maken, en met het weergeven van een tijdsbeeld. Afgelopen week was ik in het museum Singer Laren, waar onder andere de werken van Karel Appel hangen. Sommige mensen doen daar een beetje smalend over, alsof ze het zelf ook kunnen. Maar schilders als Appel wilden na de oorlog weg van de chaos en terug naar de kindertijd, waarin je als het ware blanco opnieuw kunt beginnen. Kunst vertelt een verhaal. Ik ben in Zeeland lid geweest van het Prins Bernhard Cultuurfonds, dat geld voor bepaalde kunstprojecten geeft. Tijdens de oorlog was er een fonds opgericht om prins Bernhard van gevechtsmateriaal te voorzien. Na de oorlog werd dit fonds voortgezet als het Prins Bernhard Cultuurfonds; het geld kreeg een andere bestemming. De keus om het aan kunst en cultuur te besteden, kun je uitleggen via het motto van de Bijbeltekst uit Jesaja dat de zwaarden zullen worden omgesmeed tot ploegscharen.’
Is er een specifiek christendemocratische visie op kunst, en waarin onderscheidt deze zich?
‘Er is natuurlijk christelijke kunst waarin christenen de verhalen uit de Bijbel verbeelden. Dat is bij iemand als Rembrandt zichtbaar met zijn schilderijen van Simeon en Anna en andere werken. Ik denk dat christenen deze drang om verhalen in beelden of schilderijen uit te drukken méér hebben dan gelovigen in andere religies, waarin men zich toelegt op kunst als architectuur of keramiek.’
‘Het CDA is natuurlijk geen getuigenispartij die de Bijbelverhalen wil verkondigen, maar we zijn wel uit drie partijen voortgekomen waarin de kerkelijke traditie zeer levend was. En dat belang van uitdrukkingsvaardigheid en eerbied voor de kunst hebben we gehouden. In die zin heb ik als protestant de Beeldenstorm altijd iets afschuwelijks gevonden: wat is er mis mee als mensen die niet konden lezen en schrijven, via bijvoorbeeld de statiën de lijdensweg van Jezus krijgen uitgelegd? Die eerbied hebben we voor allerlei soorten kunst, van christelijke tot moderne. Waar wij dan ook niet aan meedoen is het wegpoetsen van de geschiedenis die in kunst zichtbaar is. Vorig jaar had je de discussie over het beeld van Johan Maurits in het Mauritshuis, waarvan een groep mensen vond dat dat weg moest omdat hij in slaven gehandeld heeft. Daar doen we als christendemocraten niet aan mee; we willen de geschiedenis doorgeven, niet om die goed te praten of te zeggen dat we het nu precies zo zouden doen, maar om te laten zien waar we vandaan komen. In die zin vinden we het ook belangrijk dat Nederlandse kunst in Nederland blijft.’
Dus niet zoals werken van Rubens die aan het buitenland verkocht worden?
‘Het is belangrijk dat we ons cultureel erfgoed behouden, maar ik heb dit via schriftelijke vragen bij minister Van Engelshoven losgekoppeld van het debat over de verkoop van schilderijen door de Oranjes. Ik heb voorgesteld dat we net als in andere landen een lijst van nationale kunst maken waarvoor een uitvoerverbod geldt. Dat betekent niet dat ze nooit het land uit kunnen, maar wel dat erop wordt toegezien dat Nederlandse kopers de eerste mogelijkheid krijgen. Mocht dit een lagere prijs opleveren, dan moet de overheid eventueel bijspringen om de verkoper te compenseren. Dat is een heel ander verhaal dan dat van partijen die uitsluitend marktwerking in de kunst voorstaan.’
Wat vindt u van de kritiek op het CDA, ook in dit kunstnummer van CDV verwoord, dat de partij ten tijde van de bezuinigingen op kunst en cultuur onder VVD-staatssecretaris Zijlstra (2010-2012) zich stilhield en hier als coalitiepartner niet voor is gaan liggen, waardoor onder andere kleinere gezelschappen in de verdrukking kwamen?
‘Ik weet niet of die kritiek terecht is. De laatste tijd heb ik me verdiept in het werk van mijn voorgangers op het gebied van kunst en cultuur, Madeleine van Toorenburg en Michel Rog, en ik zie juist dat zij zich erg hebben ingespannen om kleinere gezelschappen en kindertheaters in leven te houden. Regionale en amateurkunsten zijn altijd een speerpunt van het CDA geweest. Ook deze kabinetsperiode maken we ons hard hiervoor. Het CDA heeft zich ervoor ingezet dat regionale musea gemakkelijker kunst uit rijksmusea voor een tentoonstelling kunnen laten overbrengen, zonder dat ze opdraaien voor de risico’s op eventuele schade. Wij vinden het heel belangrijk dat kunst in alle delen van het land tentoongesteld kan worden, en niet alleen in de Randstad. Als lid van de raad van toezicht van het Zeeuws Museum heb ik me daar ook altijd hard voor gemaakt, net zoals ik het belangrijk vind dat musea toegankelijk zijn voor mensen met een beperking.’
Het is dus niet zo dat VVD-Kamerlid Thierry Aartsen met zijn recente pleidooi voor regionale amateurkunsten in een gat gesprongen is dat het CDA heeft achtergelaten?
‘Helemaal niet. Daarbij: Aartsen heeft een eenzijdig pleidooi gehouden. Hij pleitte voor meer geld voor regionale cultuur zoals carnaval en de schutterij in plaats van voor grote landelijke instellingen als het Concertgebouworkest.1 Maar het gaat niet om of-of, maar om en-en. Het zou van de gekke zijn om geld weg te halen bij instellingen als het Rijksmuseum en het Concertgebouworkest, die een zeer hoog niveau hebben en waarmee we ook internationaal scoren. Maar dat betekent niet dat we als CDA geen grote waarde hechten aan de regio of amateurkunsten. Samen zingen of samen volksdansen en welke andere vormen van kunst- en cultuurbeoefening ook, zijn prachtig en vormen tevens een preventie tegen eenzaamheid. De overheid heeft de taak om hierin faciliterend te zijn.’
Hoe ver reikt de taak van de overheid? U heeft vorig jaar vragen aan de minister gesteld over een kunstwerk in Enschede dat u ‘hoogst ongepast’ vond: mensen konden bij wijze van kunst hun hoofd door een IS-beul laten ‘afhakken’. Mag de overheid wel over de inhoud van kunst gaan?
‘Nee, helemaal niet. Want dan zou je een situatie krijgen als die onder Ceauçescu in Roemenië. Het ging mij niet om de inhoud van het kunstwerk, maar om de plek waar het was neergezet: midden in het centrum van Enschede. Daar lopen niet alleen kleine kinderen maar ook Syrische vluchtelingen langs, die onverwachts met dit afschuwelijke tafereel werden geconfronteerd. Ik vind het prima als zoiets in een museum wordt gedaan waar iemand specifiek naartoe gaat. maar niet in de openbare ruimte. Dat heeft niets met de beknotting van de vrijheid van meningsuiting te maken. In de Kamer schermen ze daar ook vaak mee als iemand zich onheus tegenover een ander Kamerlid heeft geuit. Maar ook dat heeft niks met inperking van vrijheden te maken, maar gewoon met fatsoen.’
De overheid is naast subsidieverstrekker ook opdrachtgever van kunst in de openbare ruimte. Mag ze zich in die laatste rol méér met de inhoud en wellicht ook met een fatsoensnorm bemoeien?
‘Ik ben lid van de Kunstcommissie van de Tweede Kamer, en we zijn nu bezig met de inrichting van de grote wand in de nieuwe zaal waar we straks tijdens de verbouwing van het Binnenhof zullen vergaderen. Ook hier blijkt dat kunst communicatie is, want de een vindt dat een zaal gewoon een ruimte met vier muren is, terwijl de ander er echt iets moois van wil maken. In dit geval zijn we dus opdrachtgever en gaan we zelf over de inhoud. Maar met fatsoen heeft het niet veel te maken: er moet gewoon iets komen wat door de meeste mensen als mooi en rustig wordt ervaren. In die zin zoeken we een balans tussen kunst die mooi en functioneel moet zijn.’
Wat zou u politici die op provinciaal en lokaal niveau kunst en cultuur in hun portefeuille hebben, aanraden als het gaat om kunstbeleid?
‘Kunst stelt altijd iets tegenover iets anders. Op Schouwen heeft het dorp Renesse lange tijd een slechte naam gehad door drankfestijnen van jongeren. Dat is op een gegeven moment teruggedrongen en toen hebben we ervoor gezorgd dat er via een kunstroute, die ieder jaar in juni wordt gehouden, iets tegenovergesteld werd. Iedere stad of ieder dorp heeft natuurlijk zijn eigen motieven om zich met kunst en cultuur bezig te houden, maar elke gemeente moet wel een actief kunstbeleid hebben. Sommige leggen zich toe op fanfares, andere op musea of kunstroutes. Een prachtig voorbeeld vormen musea die op bepaalde tijden open zijn voor mensen met dementie en hun mantelzorgers. We denken vaak dat deze mensen niks meer in zich opnemen, maar als ze in aanraking komen met kunst en muziek, gebeurt er echt iets fantastisch. Verder is waardering voor vrijwilligers van groot belang, want net als bij sport kan de beoefening van kunst en cultuur niet zonder hen. En persoonlijk vind ik het belangrijk dat kunst zich in de gewone leefsituatie van mensen bevindt. Zelf heb ik daar altijd veel plezier aan beleefd: je deelt iets van jezelf en dat is het mooiste wat er is.’
Noot
- 1.Korteweg, A. (2018, 16 november). VVD omarmt volkscultuur, met Thierry Aartsen voorop: ‘Er gaat 7 miljoen naar het Concertgebouworkest en nul naar het bloemencorso. Dat vind ik raar’. de Volkskrant.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.