CDA, onderscheid u van de liberalen en de populisten
Samenvatting
Vanuit de visie op rentmeesterschap is een grondige christendemocratische herbezinning op het kunstenbeleid nodig. Kunstbeoefening verbroedert en verbindt veel meer dan sport, wat politiek onvoldoende wordt erkend. De kunsten dragen bij aan de emotionele ontwikkeling van mensen en zijn in de diverse lagen van de samenleving nauw met elkaar verbonden: zonder beleid voor de amateurkunsten komen er ook geen topkunstenaars.
Kunst en cultuur zijn al lang een wat ondergeschoven kindje bij het CDA, zowel landelijk en provinciaal als plaatselijk. Wie echter naar de uitgangspunten van de christendemocratie kijkt, moet erkennen dat deze gebrekkige aandacht onterecht is. Dit is al direct zichtbaar bij het woord ‘rentmeesterschap’. Deze pijler van het CDA wordt vaak te nauw toegepast op economie en behoud van bijvoorbeeld cultuurmonumenten. Maar rentmeesterschap geldt ook voor andere terreinen, zoals dat van het intellect en van het lichamelijke welzijn, en om die reden hecht het CDA veel waarde aan onderwijs en de bloei van sportverenigingen. Daarnaast geldt rentmeesterschap op sociaal en spiritueel terrein. Het eerste komt tot uitdrukking in allerlei sociale regelingen en de zorg voor weduwen, wezen en vluchtelingen, het tweede in de grote nadruk van de christendemocratie op de vrijheid van godsdienst en het onderhouden van de relaties met kerken en religieuze groeperingen. In mijn tijd als bestuurder van het CDA in Rotterdam gingen we iedere maand op kerkenpad en bezochten wij steeds een andere migrantenkerk. Ook werden moskeeën bezocht, een synagoge en een tempel.
Ten slotte is rentmeesterschap van waarde op emotioneel terrein, wat zich uit in de ontwikkeling van de emotionele intelligentie van mensen. Op dit punt komt de noodzaak van een hoogwaardig kunst- en cultuurbeleid om de hoek kijken, zowel nationaal als provinciaal en lokaal. Dit kan leiden tot een sociaal kunstenaarsbeleid, maar ook tot aandacht voor ateliers, werkplaatsen, oefenlocaties, muziek-, zang-, dans- en theaterverenigingen, muziek en kunst op school, en persoonlijke talentontwikkeling. Op veel van deze punten is de lokale politiek als eerste aan zet.
Kunst maakt slimmer
Iedereen zal weleens een uitspraak gelezen of gehoord hebben als ‘Muziek maken maakt je slimmer’, vaak gebruikt door plaatselijke muziekscholen, of ‘Kunst beleven geeft meer empathie’. Dergelijke uitspraken stoelen op diverse onderzoeken naar wat kunstbeoefening met mensen doet.1 Samen kunst beoefenen helpt bij sociale samenhang en integratie. Samen kunst beoefenen vereist zelfs nog meer inlevingsvermogen en oriëntatie op ‘de ander’ dan sport. Zo is samen muziek maken letterlijk het fijngevoelig afstemmen op elkaar om wanklank te voorkomen. Terwijl bij voetbal sprake is van elf individuen die goed moeten samenwerken, gaan musici in een orkest helemaal op in het geheel. Dit geldt ook voor dans, ballet en theater. De leerlingen van een kunstklas die samen schilderen om tot een groepstentoonstelling te komen staan mijns inziens daarom dichter bij elkaar dan de meeste sporters, bij wie het vaak om individuele prestaties gaat. Dat is voor veel ouders ook de reden om hun kind op muziek-, dans-, theater- of schilderles te doen.
Vreemd genoeg blijkt deze waarde van de kunsten boven sportbeoefening nauwelijks door de politiek erkend te worden. De lokale politiek investeert aanzienlijke bedragen in sport, omdat ‘sport verbroedert’, maar er gaat tegenwoordig nog nauwelijks geld naar de plaatselijke amateuristische kunstbeoefening, terwijl die nog veel meer verbroedert, verbindt en integreert. Misschien zetten politici hun geld dus in op het verkeerde paard. Hoe vaak ontaardt sport niet in een veldslag? Niks verbroedering, als je de vechtpartijen op de voetbalvelden in ogenschouw neemt. Uiteraard chargeer ik nu, maar soms is dat nodig om duidelijk te maken dat met alle budgetkortingen op de kunsten het kind met het badwater is weggegooid. Juist kunstbeoefening draagt bij aan persoonlijke talentontwikkeling én aan groepsontwikkeling.
Het Halbe Zijlstra-effect
De kortingen op de kunstbudgetten zijn ingezet onder staatssecretaris Halbe Zijlstra in het kabinet-Rutte I (2010-2012). Hij zette gigantisch het mes in de cultuurbegroting: 200 miljoen euro werd geschrapt. Het leidde tot vele protesten. Zelf was ik in 2011 namens de CNV Kunstenbond aanwezig bij het overleg van werkgevers en werknemers in de kunstsector met Halbe Zijlstra. De uitnodiging bleek geen overleg te zijn maar een dictaat. De staatssecretaris meldde wat hij ging doen en vertrok, de sector zeer beledigd achterlatend. Het gevolg: landelijke cultuurfondsen kregen minder geld, wat zorgde voor een kaalslag bij veel productiehuizen (theater, film, dans, beeldend). Een aantal ging failliet.
Vele plaatselijke overheden volgden het voorbeeld van Halbe Zijlstra: ook zij bezuinigden stevig op kunst en cultuur. We zijn inmiddels acht jaar verder en de resultaten zijn schokkend: zowat de helft van de plaatselijke muziekscholen is verdwenen.2 Plaatselijke of lokale cultuurcentra hebben het loodje gelegd.3 Veel muziekdocenten, dansdocenten en docenten beeldende kunst werden werkloos. Velen kregen een uitkering; sommigen eindigden als chauffeur. Het kan best zijn dat in sommige plaatsen de werkloosheidsuitkeringen meer hebben gekost dan de bezuinigingen op kunst en cultuur opleverden. Een aantal muziek-, kunst- en dansdocenten ging als zzp’er verder, zodat ouders hun kinderen toch nog les konden laten ontvangen. Maar in veel gevallen leidde het verdwijnen van de muziek-, dans- en theaterscholen ertoe dat kinderen stopten, waarmee ook de plaatselijke muziekverenigingen, zangkoren en theatergezelschappen hun aanwas zagen opdrogen. Daarom zijn er nu geregeld kreten uit de koorwereld te horen als ‘Koor zoekt zanger’.
Een ander aspect is dat koren, dansgezelschappen, theaterverenigingen en muziekgezelschappen in veel gevallen jaarlijks een soort instellingssubsidie konden krijgen van de gemeente. Die blijkt in veel gevallen nu ook verdwenen.4 Hier wordt het verenigingsleven van een plaats of een dorp in het hart geraakt, terwijl op sport niet werd bezuinigd. De plaatselijke politiek moet zich om die reden nog maar eens goed achter de oren krabben. Want we hebben juist nu start-ups voor jong talent nodig. De EU heeft een aantal jaren geleden een document gelanceerd over creative cities;5 de toekomst van veel steden ligt dáár, en niet in zware en/of vervuilende industrie. Een creative city kan alleen maar bestaan in een creatieve context (dus culturele voorzieningen), en die kan er niet zijn zonder creatieve talenten. Daarom is de politieke inzet hard nodig: de politiek moet de voornoemde creativiteit mogelijk maken, ondersteunen, mobiliseren.
De cultuurpiramide
Het grappige bij dit alles is dat indien een plaats een toptalent heeft, de politiek daar graag goede sier mee maakt. Maar: toptalenten komen er niet vanzelf. In de zogeheten cultuurpiramide komen er van beneden naar boven steeds minder beoefenaren, en per laag zijn er andere voorzieningen nodig, en ook een andere politieke betrokkenheid. Zijn die voorzieningen en betrokkenheid onvoldoende, dan wordt het erg lastig de piramide te beklimmen.
Aan de basis van de piramide, het grondvlak (laag 1), bevindt zich de amateuristische kunstbeoefening in al haar soorten, maten en vormen. Laat vooral duizend bloemen bloeien op de compost van de vele individuele hobbyisten en de talrijke verenigingen, zangkoren en dansgezelschappen, waar veel Nederlanders lid van zijn. Boven op de basis ligt een kleinere omvangslaag (laag 2) van degenen die serieus werk maken van hun talent: ze volgen lessen van een vakdocent, zitten op de muziekschool of volgen cursussen in het creatief centrum. Daarboven zit een weer kleinere omvangslaag (laag 3), bestaande uit mensen die op hbo-niveau (conservatoria, kunstacademies) iets in de kunsten studeren. Na vier tot vijf jaar hebben ze een diploma en gaan aan de slag; dan komen ze op de volgende laag. Deze laag 4 is die van de praktijk, het experiment, van reizen, uitvoeren, doen, van concerten, tournees, exposities, uitvoeringen, van werken in ateliers en gezelschappen. Mensen zijn in deze laag zo’n tien jaar actief. Het is een afvalrace; volgens onderzoek is ongeveer vijftig procent na die tien jaar uit de sector verdwenen.6 Degenen die overleven zijn echt aan het professionaliseren. Zij komen terecht in laag 5, die van de echte professionals, weer voor een periode van ongeveer tien jaar. Dit veel kleinere aantal mensen zijn de echte overlevers. Ten slotte is er nog een kleine toplaag (laag 6): de meesters in hun vak. Hier komen mensen pas na minimaal veertig jaar beroepspraktijk.
Politieke implicatie
Wat betekent deze cultuurpiramide voor de overheid? In laag 5 en 6 is de landelijke overheid actief. Geld gaat naar de fondsen (Fonds voor Cultuurparticipatie, Fonds Podiumkunsten, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Mondriaan Fonds, Nederlands Filmfonds, Nederlands Letterenfonds) en de professionals kunnen bij de fondsen terecht. Het budget van de fondsen mag wat mij betreft wel meer opgehoogd worden, aangezien nog steeds te veel excellente voorstellen/projecten niet gehonoreerd kunnen worden. Geld gaat ook naar instellingen van landelijk en internationaal belang; hier is ook onder Halbe Zijlstra niet of nauwelijks op gekort. Te denken valt dan aan het Rijksmuseum, het Koninklijk Concertgebouworkest en het Nederlands Dans Theater.
Vóór de bezuinigingen had iedere provincie een eigen orkest. Dat stelsel werkte perfect: zo konden veel plaatselijke koren, theatergroepen, dansgezelschappen bij speciale gelegenheden ondersteuning krijgen van een compleet orkest. Onder druk van de bezuinigingen moesten diverse provinciale orkesten samengevoegd worden. Resultaat: werkloze gekwalificeerde musici en een enorme afname van de mogelijkheid om een bijzonder event te laten begeleiden door een orkest. Voor een betere spreiding en kwaliteitsimpulsen die stevig kunnen doorwerken op het grondvlak (laag 1), pleit ik voor een heroverweging van de bezuinigingen, zodat iedere provincie weer een eigen orkest krijgt. Ligt hier een taak voor de provinciebesturen?
Op laag 1 en 2 is de plaatselijke overheid actief, waar CDA-gemeenteraadsleden dus een rol kunnen spelen bij het heroverwegen van het recente beleid. Subsidies zouden dan moeten gaan naar verenigingen op het gebied van muziek, zang, dans, theater, beeldende kunsten, film enzovoort.7 Ook zou er een herwaardering moeten komen voor plaatselijke muziekscholen en creativiteitscentra. Het rijk is met één fonds actief in deze plaatselijke lagen, namelijk met het Fonds voor Cultuurparticipatie.
Bezinning
Voor alle vijf lagen is mijns inziens een christendemocratische herbezinning nodig, want het lijkt net of vele CDA’ers gewoon meedenken met de populisten en liberalen. Populisten menen dat een kunstenaar een profiteur is, die de overheid niet hoeft te subsidiëren. Liberalen denken vooral in termen van value for money, dus als iets (in dit geval kunst) niet in nuttige economische waarden benoemd kan worden, gaat er geen geld naartoe. Het absolute politieke dieptepunt in dit opzicht was de tv-uitzending van Zomergasten van 26 augustus j.l., waarin VVD-minister Wiebes beweerde dat kunstenaars niets anders waren dan een soort ambachtelijke hobbyisten en dus eigenlijk geen steun verdienden. Zo heb je dus geen andere vijanden meer nodig. De uitspraak verraadt de arrogantie van deze elite.
Het CDA moet zich van de liberalen en populisten onderscheiden, namelijk door plaatselijk, provinciaal en landelijk aan serieuze cultuurpolitiek te doen, wat zich uit in beleid voor de kunsten en voor de kunstenaars. De sociaaldemocratie heeft de kunsten ook laten liggen door die vooral te zien als ‘verheffing des volks’, wat een te beperkte benadering is.8 D66 loopt eigenlijk alleen warm voor topkunst, topkunstenaars en topvoorzieningen. Vooral door zich in te zetten op plaatselijke kunst(beoefening), is er voor het CDA dus een wereld te winnen.
Kunsten vormen een essentieel onderdeel van de cultuur en zijn daarmee onmisbaar voor onze plaatselijke, regionale en landelijke identiteit. Voor een partij als het CDA, die in de haarvaten van de samenleving wil zitten, is een grondige herwaardering voor de kunsten en de rol van de politiek daarbij van groot belang. Wat mij betreft claimen zo veel mogelijk CDA’ers na een volgende verkiezing dan ook de wethouderspost voor cultuur.
Noten
- 1.Zie onder andere: Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie Amateurkunst (LKCA) (z.d.). Leereffecten van kunsteducatie. Geraadpleegd via https://www.lkca.nl/primair-onderwijs/leereffecten; Voermans, E. (2016, 9 januari). Neuropsycholoog Erik Scherder: Muziek geeft een beter leven. Geraadpleegd via https://newscientist.nl/nieuws/neuropsycholoogerik-scherder-muziek-geeft-een-beter-leven; Schravesande, F. (2012, 11 december). ‘Muziek maakt slimmer’. NRC; Van Hamersveld, I. (red.) (2015). Kunst als recept. Themanummer Boekman, 27(104); en Van der Meulen, K. (2017). Scherp je brein met sport en cultuur. Boekman, 29(112), 16-19.
- 2.Dit bleek uit een intern onderzoek van de CNV Kunstenbond samen met het Nederlands Toonkunstenaars Register in 2012 omtrent een groot ledenverlies. Tot 2010 was er ledengroei, maar daarna verloor men in korte tijd ongeveer duizend leden. Reden van opzegging bleek bijna steeds hetzelfde: opheffing van de muziekschool. Dit bleek ook bij de cao-onderhandelingen: er waren veel minder muziekscholen en creativiteitscentra die onder de cac vielen. Ook moesten vaak leden bijgestaan worden die ontslag kregen.
- 3.Dit blijkt uit het interne onderzoek genoemd in de voorgaande noot, maar wordt ook gemeld door de Boekmanstichting; zie onder andere: Van der Zant, P. & Van Eijck, K. (2015). Talentontwikkeling in tijden van verschraling: Jonge kunstenaars zoeken hun eiger weg. Boekman, 27(105), 24-27; en Boekmanstichting (z.d.). Aantal centra voor de kunsten. Geraadpleegd via https://www.boekman.nl/cultuurindex/capaciteit/ondernemingen-instellingen/aantal-centra-voor-de-kunsten. Ook het LKCA constateert dat er een afbraak gaande is wat betreft de gemeentelijke muziekscholen en centra voor de kunsten; zie: Ensink, J. & Neele, A. (2016). Op zoek naar een nieuwe identiteit: Kunstencentra in transitie. In T. IJdens, J.J. Knol, A. Neele & S. Weijsters (red.), Zicht op actieve cultuurparticipatie 2016: Thema’s en trends in praktijk en beleid. Utrecht: Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst/Fonds voor Cultuurparticipatie, pp. 26-32.
- 4.Zoals blijkt uit een onderzoek naar gemeentelijke subsidiemogelijkheden van de CNV Kunstenbond uit 2014. Ook de Boekmanstichting heeft hier het nodige over geschreven; zie onder andere: Vinkenburg, B. (2015). De cultuuromslag in cijfers. Boekman, 27(103), 4-9. Het LKCA stelt vast dat financiën (na vergrijzing) het tweede grote knelpunt voor verenigingen zijn, en een kwart van de verenigingen geeft aan minder inkomsten te hebben als gevolg van minder subsidie: zie Neele, A. & Zernitz, Z. (2019). Verenigingen voor kunstbeoefening in cijfers: VerenigingsMonitor 2018. Utrecht: LKCA, p. 8. Zie ook: LKCA (2016, 15 juli). Cultuurverenigingen in Nederland: Op zoek naar leden. Geraadpleegd via https://www.lkca.nl/beleid/case-studies-gemeenten/analyses-per-thema/analyse-cultuurverenigingen; en LKCA (2016, 3 februari). Meer sturen met minder geld: Lokaal beleid cultuurparticipatie. Geraadpleegd via https://www.lkca.nl/beleid/case-studies-gemeenten/analyses-perthema/analyse-lokaal-beleid-cultuurparticipatie.
- 5.Europese Commissie (2010, 27 april). Groenboek: Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken. Brussel: EC. Dit was het hoofdonderwerp van het International Christian Artists Seminar van 2011. Sinds 2010 publiceert de EU ieder jaar The Cultural and Creative Cities Monitor. Zie verder: Montalto, V., Valentina Montalto, Tacao Moura, C.J., Langedijk, S., Saisana, M. & Panella, F. (2018). Are capitals the leading cultural and creative cities in Europe? Luxemburg: Publications Office of the European Union.
- 6.Commissie Vervolg Arbeidsmarktverkenning Culturele Sector (2017). Passie gewaardeerd: Versterking van de arbeidsmarkt in de culturele en creatieve sector. Den Haag: Sociaal-Economische Raad/Raad voor Cultuur; en Commissie Arbeidsmarktverkenning Cultuursector (2016). Verkenning arbeidsmarkt culturele sector. Den Haag: Sociaal-Economische Raad/Raad voor Cultuur. Zie ook: Van Aart, K., Van der Leden, J. & Nuchelmans, A. (red.) (2018). Culturele arbeidsmarkt. Themanummer Boekman, 30(117). De Kunsten-Monitor houdt bij hoe het met de kunstvakopleidingen gaat; zie http://hbomonitor.nl/kunsten-monitor/achtergrond.
- 7.Als gevolg van de maatregelen onder staatssecretaris Zijlstra zijn veel van deze subsidies verdwenen. Met name het LKCA meldt dat plaatselijk nog steeds de afbraak van cultuursubsidies niet is gestopt; zie LKCA (2017, 9 november). Een nieuwe generatie aanbieders kunsteducatie. Geraadpleegd via https://www.lkca.nl/beleid/case-studies-gemeenten/analyses-per-thema/een-nieuwe-generatie-aanbieders-kunsteducatie; LKCA (2016, 15 juli); en LKCA (2016, 3 februari). Ook de Boekmanstichting publiceert hierover. Zij houdt ook de Regionale Cultuurindex bij, waarin gemeentelijke uitgaven aan verschillende sectoren per provincie zijn weergegeven; zie https://www.boekman.nl/regionalecultuurindex.
- 8.Andere aspecten van kunst worden vergeten: talentontwikkeling, persoonlijkheidsontwikkeling, of simpelweg plezier. Men gaat ook voorbij aan ontspanningsmuziek (soms als muzikaal behang) in supermarkten en op vele andere locaties, aan muziek als arbeidsvitaminen, muziek als meditatie, aan de bijzondere band tussen muziek/kunsten en religie, enzovoort. Zie onder andere: Bots, P., et al. (2017). De waarde van cultuur. Themanummer Boekman, 29(113).
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.