Kunnen we radicaal zijn?
Samenvatting
Voor duurzaamheidsbeleid dat gebaseerd is op rentmeesterschap moet het roer echt om. Als de verantwoordelijkheden op de juiste wijze verdeeld worden, kan dit op een manier die toereikend is én op voldoende draagvlak kan rekenen. Voor de overheid betekent dit het goede voorbeeld geven, de (maatschappelijke) kosten van vervuiling internaliseren in de markt, en fors meer geld beschikbaar stellen voor duurzaamheidsmaatregelen.
Het kabinet-Rutte III is naar eigen zeggen ‘het groenste kabinet ooit’, maar toch laten concrete maatregelen nog op zich wachten. Bovendien wordt in het regeerakkoord sterk ingezet op de afvang en opslag van CO2, een techniek waarvan milieuorganisaties aangeven dat deze duur is en niet bijdraagt aan het verduurzamen van de economie, terwijl ook nog niet bewezen is dat opslag in lege gasvelden op deze schaal zomaar kan.
Tegelijkertijd lijkt de urgentie om tot een toereikend duurzaamheidsbeleid te komen alleen maar toe te nemen. Nog steeds stijgt de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen en komen er geregeld alarmerende berichten naar buiten dat de opwarming van de aarde nog sneller gaat en nog grotere gevolgen heeft dan eerder al voorzien. Om de klimaatdoelstellingen van het akkoord van Parijs van 2015 nog te halen, wordt nu gesproken over het bouwen van extra kerncentrales. Deze stoten weliswaar geen broeikasgassen uit, maar produceren wel radioactief afval (waar nog geen maatschappelijk geaccepteerde oplossing voor is), en ze kosten miljarden euro’s om te bouwen.
Maar wat dan wel? Daarvoor moeten we terug naar waar we het voor doen en wie waarvoor verantwoordelijk is. Naar een visie geworteld in rentmeesterschap.
Hoe duurzaam?
Rentmeesterschap staat voor de overtuiging dat de wereld niet van ons is, maar (slechts) bij ons in beheer. Vergelijk het met een huis van iemand anders waar je in mag verblijven. Uiteraard mag je dan niets stelen of kapotmaken, maar er komen ook plichten bij kijken: het huis schoonhouden en de planten water geven. Dit uitgangspunt is radicaal. Het gaat niet om een beetje duurzamer, maar om duurzaam genoeg om het huis intact te laten. Hieruit volgt dat de bescherming van de wereld om ons heen niet selectief mag zijn. We kunnen dus niet alleen maar doen wat ons goed uitkomt, en niet alleen datgene beschermen waar we zelf de toegevoegde waarde van inzien. Principieel blijft het zo dat we in het door ons gebruikte huis ook niet een plant mogen laten doodgaan omdat we deze niet mooi of nuttig vinden; wie zijn wij om die keuze te maken?
Vervuiling en uitbuiting van de aarde raken de kwetsbaarste mensen het hardst en verkleinen de kansen van toekomstige generaties, maar er kunnen nog andere gevolgen zijn die we nu nog onvoldoende inzien. Wie zegt voor rentmeesterschap te staan laadt dus nogal een verantwoordelijkheid op zich. Concreet betekent het namelijk dat vervuiling en uitbuiting van de aarde terug moeten naar nul, en zelfs dat de al aangerichte schade moet worden hersteld. Natuurlijk kan Nederland dit niet alleen. Zo kan Nederland de opwarming van de aarde niet eigenhandig voorkomen, zelfs al zouden we onmiddellijk CO2-neutraal worden. Dat is het punt ook niet. Het gaat erom de verantwoordelijkheid te dragen die we hebben, hoe groot of klein die ook is. Principieel gaat het erom onderdeel te zijn van de oplossing, en niet van het probleem.
Het radicale midden
Duurzaamheid gaat ons allemaal aan en we kunnen er ook allemaal aan meewerken, door minder (of helemaal niet) te vliegen, door minder vlees te eten, en door producten pas weg te gooien als ze het niet meer doen. Ook zien we tal van maatschappelijke initiatieven (van burgers en bedrijven) die op een originele, eigentijdse manier van de nood een deugd maken. Maar ook de overheid heeft hierin een verantwoordelijkheid: omdat de mens rentmeester is, behoort de overheid dat ook te zijn (en niet andersom). Daarbij hoort om te beginnen het ondersteunen en helpen opschalen van maatschappelijke initiatieven. Het aansluiten bij wat al gebeurt is ook de houding die nodig is om tot een duurzaamheidsbeleid te komen dat effectief is, waar draagvlak voor is en dat rekening houdt met de (internationale) concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven. Dit duurzaamheidsbeleid is om die reden anders dan dat van GroenLinks, maar het is ook geen ‘Groen Rechts’, dat de oplossing louter in technologische innovatie ziet, en zich kortweg laat omschrijven met ‘Niet minder vliegen, maar duurzamere vliegtuigen’.1 Natuurlijk moet technologische innovatie een onderdeel van duurzaamheidsbeleid zijn, maar de problematiek is te groot om niet ook veel andere maatregelen te nemen. Daarnaast ontkent Groen Rechts dat consumentisme de ware oorzaak is achter de vervuiling en uitbuiting van de aarde. Zoals de paus in Laudato Si’ al aangeeft, gebruiken we op deze manier technologie slechts om onze eigen slechte gewoontes in stand te houden.2
Wat we nodig hebben is niet GroenLinks of Groen Rechts, maar het midden. Dat is geen middenweg, maar een eigen weg die deelbelangen overstijgt, verantwoordelijkheden naar vermogen verdeelt, en gericht is op de lange termijn. Dat is het radicale midden.
Draagvlak voor duurzaam
Als het om duurzaamheid gaat, zijn er veel makkelijke antwoorden. Het makkelijkste is om door te verwijzen naar de Europese Unie, maar het is ook makkelijk om beleid voor te stellen waar geen draagvlak voor is of dat weliswaar op draagvlak kan rekenen, maar ontoereikend is. Al deze reacties nemen niet serieus dat een groot deel van de bevolking duurzaamheid urgent en noodzakelijk vindt, en inziet dat het (op de lange termijn) in ons voordeel is. Ook is wel duidelijk dat economische groei niet alles is; deze zegt bijvoorbeeld niets over de verdeling van de welvaart of de houdbaarheid ervan. Daarom wordt er ook steeds meer aandacht besteed aan ‘brede welvaart’, waarin naast inkomen ook zaken als onderwijs, gezondheid en milieu worden meegenomen. Hierin staat dus niet meer de groei centraal, maar dat wat we echt belangrijk vinden.
Duurzaamheidsbeleid kan hierop goed aansluiten en op zo’n manier worden vormgegeven dat het op een breed draagvlak kan rekenen, maar dan moet de overheid haar eigen verantwoordelijkheid wel scherp hebben en daar de benodigde maatregelen aan verbinden. Dit kan via de volgende drie sporen.
Om te beginnen moet de overheid zelf helemaal groen worden. Dat betekent onder andere: alleen groene stroom afnemen en waar mogelijk zelf plaatselijk opwekken met zonnepanelen, het wagenpark omzetten, en hoge duurzaamheidseisen stellen bij alle aanbestedingen en infrastructuurprojecten. Duurzaamheidsbeleid is namelijk niet geloofwaardig als degene die het uitdraagt niet zelf het goede voorbeeld geeft. Bovendien kan de overheid op deze manier een proeftuin worden voor het testen en opschalen van nieuwe technologieën.
Het tweede spoor betreft het internaliseren van vervuiling als (maatschappelijke) kosten in de marktprijs van producten. Zo wordt het de vervuiler die betaalt en wordt het consumentisme ingedamd. Dit kan bijvoorbeeld door een algemene CO2-belasting in te voeren. Uit onderzoek van De Nederlandsche Bank blijkt dat een verhoging van de belasting op uitstoot met vijftig euro per ton voor een aantal uitstootintensieve bedrijfstakken forse gevolgen heeft, maar dat er geen grote gevolgen zullen zijn voor de economie als geheel, zelfs niet als de belasting alleen geldt voor Nederlandse bedrijven.3 Verder kunnen alle vleesproducten onder het hoge btw-tarief worden gebracht, met daarbovenop nog extra belasting. Dit sluit veel beter aan bij hoe vervuilend vleesproductie is; neem alleen al de uitstoot van methaan en lachgas (broeikasgassen die véél schadelijker zijn dan CO2). Met deze extra belasting op vlees worden vleesvervangers meteen aantrekkelijker. De voedingswaarde van vlees is (in tegenstelling tot die van groente en fruit) makkelijk vervangbaar, dus voor onvoldoende voedingsstoffen hoeft niet te worden gevreesd.
Als derde spoor moet er veel meer geld beschikbaar komen via herallocatie binnen de rijksbegroting. Als duurzaamheid echt prioriteit heeft, moet er ook een substantieel deel van de begroting naartoe. Om te beginnen moet een groot deel van de inkomsten van milieubelastingen ten goede komen aan het duurzaamheidsbeleid. Anders lijkt duurzaamheidsbeleid slechts de melkkoe om andere rijksuitgaven mee te dekken, en die beeldvorming is funest voor het draagvlak. Met het huidige regeerakkoord wordt al extra geld vrijgemaakt, maar het blijft zo dat met meer geld ook meer mogelijk is. Het extra geld kan bijvoorbeeld ingezet worden om duurzaamheidsinvesteringen die (nog) niet rendabel zijn te ondersteunen. Met deze ondersteuning kunnen bedrijven vergroenen zonder dat hun (internationale) concurrentiepositie eronder hoeft te lijden. Het kan hen zelfs helpen een pionier te worden in duurzame producten en processen. Ook kan een deel van het extra geld worden ingezet voor herbebossing en voor het voorkomen van ontbossing wereldwijd – een mooi alternatief voor CO2-opslag. Doordat het extra geld via herallocatie beschikbaar komt, nemen de totale lasten voor burgers en bedrijven niet toe. Verder is het voor het draagvlak en de degelijkheid van het beleid nodig om dit beleid anticyclisch in te richten. Dit betekent dat duurzaamheid wordt gestimuleerd via hogere lasten als het economisch goed gaat, en via lagere lasten (en subsidies) als het economisch tegenzit.
Politiek leiderschap
Hoe eerder de transitie wordt ingezet, hoe minder deze kost. Om op tijd en met het juiste beleid te beginnen, is wel politiek leiderschap nodig. Dat betekent naar de lange termijn kijken, en anderen daarin meenemen. Een mooi beeld dat daarbij past is dat van een voedselbos. Dit heeft een hogere opbrengst dan landbouw, omdat een bos meerdere lagen heeft. Denk aan fruitbomen, gevuld met eetbare klimmers (zoals de Japanse wijnbes), met daaronder fruitstruiken (zoals frambozen of bosbessen), en op de open plekken groentes, bloemen en kruiden. Ook kent zo’n voedselbos een hogere efficiëntie omdat er minder onderhoud nodig is (vanwege de veerkracht in het ecosysteem) en helemaal geen bestrijdingsmiddelen.
Dit voorbeeld laat zien dat we de economie zo kunnen inrichten dat het huis waar we in wonen maar dat niet van ons is, intact blijft. En omdat het mogelijk is een goede rentmeester te zijn, zijn we daartoe ook verplicht.
Noten
- 1.Zie voor deze laatste omschrijving het interview met Mark Rutte in de uitzending van Buitenhof van 15 januari 2017. Eerder schreef Rutte hierover: Pamflet van een optimist. Naar een moderne economie: een Groen Rechtse toepassing op energie. Den Haag, 17 november 2008.
- 2.Paus Franciscus, Laudato Si’ / Wees geprezen. Over de zorg voor het gemeenschappelijke huis. Vaticaanstad/Poeldijk: Libreria Editrice Vaticana/Stg InterKerk, 2015.
- 3.Gerbert Hebbink e.a., De prijs van transitie. Een analyse van de economische gevolgen van CO2-belasting. Amsterdam: De Nederlandsche Bank, 2018.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.