Italiaanse crisis vraagt meer dan lessen van rode ingenieur
Samenvatting
Wanneer de Italiaanse regering volhardt in haar begrotingsbeleid, staat de Europese samenwerking waarschijnlijk voor de grootste uitdaging sinds haar oprichting. De impact kan zo groot zijn dat het huidige regeerakkoord in één klap achterhaald is. En juist toen in Italië het huidige kabinet was aangetreden, publiceerde Jeroen Dijsselbloem, de vorige minister van Financiën en voorzitter van de Eurogroep, zijn terugblik op de eurocrisis. Een mooie gelegenheid om te kijken of de lessen over crisisbeheersing die zijn opgedaan bij Griekenland en Cyprus, materiaal verschaffen waar de huidige leiders wat mee kunnen met betrekking tot Italië.
Jeroen Dijsselbloem De Eurocrisis. Het verhaal van binnenuit Prometheus | 2018 | 296 pp. | € 19,99 | ISBN 9789044636437
De manager
Dijsselbloem begint het boek met een korte beschrijving van wat de geschreven en ongeschreven regels zijn van de Eurogroep. Dit op zich informele gezelschap heeft grote invloed op de afspraken die gemaakt worden tussen de landen die meedoen aan de euro. Formeel is daar echter weinig over vastgelegd. Des te opmerkelijker is hoe groot het belang ervan blijkt in de dagelijkse praktijk. In de twee volgende hoofdstukken beschrijft Dijsselbloem kort de gevolgen van de crisis van 2008; een bankencrisis in de VS legt de macro-economische onevenwichtigheden van de Europese economie simpel bloot. In het hoofdstuk daarna beschrijft Dijsselbloem de mechanismen waarmee de crisis van de banken overslaat op die van Europese overheden. En dan verschijnt de hoofdrolspeler zelf op het toneel. Een mooi inkijkje in hoe Dijsselbloem toevallig de juiste man op de juiste plaats blijkt te zijn, waardoor hij snel voorzitter van de Eurogroep wordt. Hij vervult de functie naast die van minister van Financiën van Nederland. Het is een taak die enorm veel tijd zal vragen, terwijl ook in Nederland alles op alles moet worden gezet om de overheidsfinanciën weer gezond te maken. De lezer kan niet anders dan grote bewondering krijgen voor hoe hij dit allemaal managet. Dijsselbloem schrijft dit alles overigens op zonder borstklopperij.
Inkijkje
Het mooiste inkijkje in zijn rol valt in de volgende hoofdstukken te lezen, die gaan over de crisis in Griekenland en Cyprus. Dijsselbloem moet opereren tussen enerzijds Zuid-Europese politici die steun zonder verplichtingen verwachten, en anderzijds de Duitse minister van Financiën Schäuble, die steeds meer tot de conclusie lijkt te komen dat de euro beter af is zonder Griekenland en Cyprus. Opvallend is dat de uitkomst beschreven wordt met een natuurlijke vanzelfsprekendheid. Dijsselbloem lijkt geen twijfel te kennen: hij weet wat goed is en beschrijft daarna hoe hij dat goede ook tot stand weet te brengen. De nuchtere ingenieur laveert niet, maar confronteert zijn tegenspelers Tsipras (Griekenland) en Anastasiades (Cyprus) met onweerlegbare feiten. Hetzelfde doet hij met Schäuble, die zijn protesten opgeeft omwille van de eenheid. Dijsselbloem beschrijft dit alles op een lichte en goed verteerbare toon.
De twee laatste hoofdstukken zijn voor de politici van vandaag het interessantst. Daarin noemt Dijsselbloem zichzelf een optimist wanneer het om de toekomst van de euro gaat. Hij gelooft in vooruitgang en in de betekenis van kleine stappen in de goede richting. Daarvoor is geen politieke unie noodzakelijk, maar zijn wel nationale regeringen nodig die goed beleid voeren en Europese instellingen die hun verantwoordelijkheid nemen.
Lessen
Daarvoor helpt het wel wanneer nationale regeringen en de EU een aantal lessen trekken die behulpzaam moeten zijn bij een komende crisis. Bij twee lessen wil ik langer stilstaan, en daarbij de relatie met Italië leggen. De eerste les is dat het verstandig is om in de huidige goede jaren ruimte te reserveren voor slechte jaren, die onvermijdelijk gaan komen. Wanneer is een jaar ‘goed’? Over welke economische groei spreken we dan? In de periode 2004-2008 vertegenwoordigde ik het CNV in Europa. Daar mocht de Europese vakbeweging aanbevelingen doen voor het te voeren economische beleid. Ik had in die tijd een enorme discussie met mijn Belgische collega. Hij was van mening dat de economie gestimuleerd moest worden op grond van Keynes: meer uitgeven wanneer het economisch slechter gaat. Hij schatte de toenmalige groeicijfers als laag in en zag die periode als economisch slechte jaren.
Maakbaarheid
Hoewel ik mijn bedenkingen heb bij de maakbaarheid die Keynes veronderstelt, beweerde ik, ook vanuit de theorie van Keynes, dat in die periode juist meer gespaard zou moeten worden. Ik meende dat het economisch goede jaren waren. Los van wie gelijk had: of er sprake is van economisch ‘goede’ jaren is een vraag waar politici niet uitkomen. Daarom moeten landen binnen de eurozone met een EMU-schuld hoger dan 60% van het bnp met prioriteit deze schuld verlagen. In goede of slechte tijden. De economische praktijk leert dat het, wanneer deze schuld door de 80% bnp-grens heen gaat, sowieso een enorm lastige opgave wordt om deze zonder enorme sociale kosten te verlagen.
Onlangs kwam in de Tweede Kamer de Europese Rekenkamer op bezoek. Nederland kreeg toen complimenten voor de afbouw van zijn EMU-schuld. Italië had volgens de Rekenkamer een tik op de vingers moeten krijgen van de Europese Commissie. Het land heeft de goede jaren niet gebruikt om de EMU-schuld af te bouwen. Dit is ook een tik op de vingers van Dijsselbloem, die in de afgelopen jaren daar dus onvoldoende op aangedrongen heeft bij zijn Italiaanse collega. De kans is groot dat we de goede jaren niet hebben herkend. Dat betekent dat er nu echt op aangedrongen moet worden dat Italië zijn schuld gaat afbouwen. Heeft de crisisbeheersing in Griekenland en Cyprus misschien zoveel aandacht gevraagd dat het voorkomen van een nieuwe crisis te weinig aandacht heeft gekregen?
De tweede les die Dijsselbloem meegeeft is om productmarkten aan te pakken voordat de arbeidsmarkt wordt aangepakt. Daarmee bedoelt hij kritisch kijken of de prijsvorming op markten van bijvoorbeeld telefoons en medicijnen niet bepaald wordt door kartels en monopolies. Is er in een land sprake van kartelvorming, dan is het volgens Dijsselbloem zaak die af te breken voordat het land hervormingen doorvoert op de arbeidsmarkt. Dijsselbloem stelt dat de Zuid-Europese landen het voordeel van een sterke munt hebben gebruikt om de lonen sterk te laten stijgen, maar zijn vergeten de economische structuur aan te passen. Zo kennen deze landen veel beschermde beroepen en is er sprake van kartelvorming. Door deze economische structuur stegen de prijzen zo snel dat werknemers nog maar weinig van de loonsverhoging konden profiteren. Dit is het recept van Paars I, zeker met de voorbeelden waarmee hij komt: telefonie en medicijnen. Dijsselbloem pleit voor meer economische mededinging, onder de aanname dat dan de prijzen gaan dalen.
Geen goede receptuur
Voor Italië echter is het aanpakken van de productmarkten voordat de arbeidsmarkt aan de beurt komt, geen goed recept. Zeker Italië dient zijn productmarkten te hervormen, maar de huidige hervormingen van de arbeidsmarkt gaan de verkeerde richting uit. Het invoeren van een basisinkomen en het verlagen van de pensioenleeftijd (zoals Italië wil), maken arbeid duurder en verzwakken de prikkel om te gaan werken – en dat past echt niet bij de financiële uitgangspositie van het land. De arbeidsmarkt zal hervormd moeten worden, wil het land concurrerend zijn. Nu is de bescherming van mensen die een baan hebben zo groot dat werkgevers geen nieuwe werknemers aannemen. Dat gaat ten koste van jongeren. Italië kent een hoge jeugdwerkloosheid. Juist door arbeid flexibeler te maken, kunnen jongeren profiteren. Wel zou het goed zijn om de arbeidsmarkt niet zo flexibel te maken als die in Nederland is, door bijvoorbeeld een aantal beschermingsconstructies voor werknemers in te bouwen.
De Eurocrisis. Het verhaal van binnenuit is een plezierig boek om te lezen. Het is zeker ook zeer geschikt om een goede discussie uit te lokken over de toekomst van de euro. Maar de lessen van Dijsselbloem blijven te oppervlakkig om de structurele problemen van Zuid-Europa en met name Italië aan te pakken.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.