En dan nu de broederschap!
Samenvatting
De scheidslijnen in de samenleving kunnen door het klimaatvraagstuk, dat zich onmiskenbaar als de nieuwe sociale kwestie aandient, verdiepen. Tegelijk kan het klimaatvraagstuk ook een kans zijn om tot nieuwe verbindingen te komen. Het vraagstuk dwingt ons om opnieuw na te denken over de ordening van de samenleving, stelt Kim Putters: ‘Er is niets minder dan een nieuw sociaal contract nodig tussen burgers en overheid. Méér dan in vrijheid en gelijkheid zou de sleutel tot die nieuwe samenlevingsvisie weleens in broederschap kunnen zitten.’
In het gebouw aan de Bezuidenhoutseweg 30 waar de planbureaus gevestigd zijn, spreekt CDV met Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, en met Christine Carabain, hoofd van het recent opgezette scp-onderzoeksprogramma Duurzame samenleving. Dit programma onderzoekt duurzaamheid als een sociaal vraagstuk. Putters’ analyse wordt geregeld aangehaald als het gaat over de tegenstellingen in de samenleving; ook door Sybrand Buma, die waarschuwt voor een nieuwe polarisatie. Dit laat volgens Putters alleen maar de urgentie van het thema zien. Juist omdat de waarde rentmeesterschap in het hart zit van de christendemocratie, is een proactieve en verbindende rol in het klimaatvraagstuk haar op het lijf geschreven.
Klimaat als sociale kwestie
Hoe typeert u de klimaatkwestie?
Carabain: ‘Het scp heeft in het afgelopen anderhalf jaar het nieuwe programma Duurzame samenleving opgetuigd, waarin klimaat behandeld wordt als sociaal vraagstuk en dus niet primair als een technische of economische kwestie. Het is immers een vraagstuk dat de fundamenten van de samenleving raakt. Het gaat over insluiting en uitsluiting, over de verhouding tussen burgers en overheid, over wat we van elkaar verwachten, en over de richting waarin de samenleving zich beweegt. Het gaat ook over de economische ordening, circulaire economie en de zoektocht naar nieuwe maatstaven om onze vooruitgang aan af te meten. Dit is een zoektocht naar een welvaartsbegrip dat breder is dan alleen economische groei.’
Kim Putters (rechts) en Christine Carabain (links) Foto: Dirk Hol
Putters: ‘Ik herken mij in de typering van het klimaat als sociale kwestie, vergelijkbaar met het klassieke arbeiders- en armoedevraagstuk in de negentiende eeuw. Indertijd stond de politiek voor fundamentele vragen over de ordening van sociale en arbeidsrelaties. Door vragen over duurzaamheid en klimaat wordt de manier waarop we onze samenleving sociaal, economisch en politiek georganiseerd hebben fundamenteel onder kritiek gesteld. Nieuwe dilemma’s doemen op die om een antwoord vragen, om een nieuw perspectief. Zoals de vraag wie gezond en veilig kunnen wonen of van energiebron kunnen wisselen, en wie niet.’
‘Het waren de grote sociale kwesties in de negentiende eeuw die tot de systemen van vandaag hebben geleid. De nood van de duurzaamheidskwestie zal de kiemen van de nieuwe, nog onbekende systemen van morgen in zich dragen. In die zin ben ik niet al te pessimistisch. Juist ook in de Nederlandse situatie, in onze omgang met water, natuur en klimaat, hebben we toch steeds onze systemen weten aan te passen. De vraag is of we dat nu ook kunnen in een gepolariseerd politiek landschap. Ik ben de hoop daarop nog niet verloren.’
Interview in het kort:
- Klimaat en duurzaamheid vormen een sociale kwestie, vergelijkbaar met het klassieke arbeidersvraagstuk in de negentiende eeuw
- Het duurzaamheidsvraagstuk kan de kloof in de samenleving vergroten, maar als we er goed mee omgaan, ook verkleinen
- De christendemocratie met haar geheel eigen visie op de samenleving heeft hierbij een bijzondere taak en kans
Onbehagen productief maken
Het CDA en andere partijen maken zich zorgen over de kans dat het klimaatbeleid tot nieuwe scheidslijnen in de samenleving leidt. Zijn deze zorgen terecht?
Putters: ‘We signaleren al een aantal jaren dat een aantal scheidslijnen sterker worden. Grofweg gesproken gaat het met zeventig procent van de samenleving goed en met dertig procent minder goed. Bij deze dertig procent zien we een stapeling van problemen op het terrein van werk, armoede en gezondheid. De belangrijkste scheidslijnen zien we langs een economische lijn van het inkomen en langs een culturele lijn, namelijk die van het al dan niet hebben van een migratieachtergrond. Daar zien we dat de verschillen het grootst worden: in kansen op werk en een levensverwachting die achterblijft, maar ook in het ervaren thuisgevoel in de wijk of buurt. Deze scheidslijnen zijn gelukkig niet zo sterk als in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Op tal van terreinen zien we ook verbindingen tussen de verschillende groepen. Dat maakt het ook riskant om het verhaal over scheidslijnen al te scherp neer te zetten. Dat gezegd hebbende: de aanpak van het duurzaamheidsvraagstuk zou die scheidslijnen in potentie kunnen verdiepen. Want de vraag is wel: wie maakt die duurzaamheidstransitie mee en wie niet? Daar wees Buma ook op. En daar richt ook ons recente onderzoek zich op.’
Carabain: ‘Er is een overgang van een sturende overheid naar een faciliterende overheid zichtbaar. Dat vraagt om vaardigheden van burgers die niet bij iedereen in dezelfde mate aanwezig zijn, bijvoorbeeld op het digitale vlak. Niet iedere burger kan gemakkelijk toegang krijgen tot een woud van overheidsvoorzieningen. Niet iedereen kan met initiatieven in de wijk meedoen, en het installeren van zonnepanelen is niet voor iedereen weggelegd vanwege de flinke investering die daarvoor nodig is. Ons individuele vermogen kan als nieuwe scheidslijn tussen burgers gaan fungeren.’
Putters: ‘Ook hier kunnen oude en nieuwe scheidslijnen elkaar raken. De oude scheidslijn in de verzorgingsstaat ging over de haves en de havenots, in termen van bijvoorbeeld geld en opleiding. Nu gaat het om de scheidslijn tussen de cans en de cannots. De volgende vraag staat centraal: wie begrijpt de systemen en heeft de beschikking over de informatie en de vaardigheden? Opleiding is nog steeds belangrijk, maar dat niet alleen. Naast economisch kapitaal wordt de beschikbaarheid van sociaal en cultureel kapitaal steeds belangrijker. Bij sociaal kapitaal gaat het om relaties en netwerken waarbij je kunt aanhaken. Bij cultureel kapitaal gaat het om het vermogen om de ontwikkelingen te volgen en die in een zinvol perspectief te plaatsen.’
Maar is het nodig en realistisch om dit zo massief neer te zetten? Zou klimaatbeleid tot een Fortuynrevolte kunnen leiden?
Putters: ‘Dat zouden wij niet zo zeggen, maar uitsluiten kun je het ook niet. Je ziet de eerste tekenen van een scheidslijn bij vragen rond voedsel, wonen en energie. Bijvoorbeeld bij de vraag wie er al dan niet gezond voedsel kan kopen. Afhankelijk van hun opleidingsniveau hebben mensen een meer of minder gezonde levensstijl. Je ziet dit geografisch terug. Wie wonen in een gezonde wijk en in duurzame woningen? Wie starten energiecoöperaties? Als je daar niets mee zou doen en met duurzaamheidsbeleid alleen bepaalde groepen bedient, kan dit tot een sterk gevoel van onrechtvaardigheid onder de bevolking leiden.’
Carabain: ‘Een kanttekening is wel belangrijk. Juist duurzaamheid moet niet te makkelijk worden weggezet als een eliteding. Er wordt misschien te snel gesproken over “de groene elite” versus “de gewone Nederlander”, die al dan niet kan meekomen. Er is ook een andere kant van de medaille. De gewone burger is allang met het thema bezig, gewoonweg vanuit besparingsmotieven. Het is nog maar de vraag of het een elite is die de duurzaamheid trekt. Het zou heel goed kunnen zijn dat de middengroepen daarvan de drager zijn. Dat is precies een thema van lopend wetenschappelijk onderzoek dat erg noodzakelijk is. Op dit terrein is het belang van evidencebased onderzoek groot. Er doen veel verhalen de ronde, en het is cruciaal om na te gaan of ze wel kloppen.’
Zou, zo bezien, de energietransitie niet bij uitstek elementen van zo’n nieuwe verbinding in zich dragen, als kwestie die ons allemaal aangaat en aanraakt?
Putters: ‘Precies. Dat is ook de uitdaging voor de christendemocratische beweging. Dit is bij uitstek de gelegenheid om opnieuw over solidariteit na te denken, over zorgzaamheid, over de grondslagen van de politieke ordening.’
‘Het heeft er alle schijn van – voor zover we dat kunnen zeggen nu we ons er nog middenin bevinden – dat we met onze economische modellen, onze samenlevingsmodellen en onze politieke modellen in een transitiefase zitten. Daarom schuren en kraken ze ook zo. Het oude voldoet niet meer en het nieuwe dient zich nog niet aan, of slechts onderhuids en fragmentarisch. Duurzaamheid kan een belangrijke katalysator zijn in die overgang naar een nieuwe samenlevingsordening. Dan ben ik weer bij de sociale kwestie. De vorige sociale kwestie was een motor voor het ontstaan van nieuwe politieke stromingen en voor het pacificeren van de verhoudingen tussen arbeid en kapitaal, die voor flinke spanningen in de samenleving zorgden. Nu dwingt de urgente ecologische kwestie tot een nieuwe visie op de maatschappelijke ordening, op de verhouding tussen politiek, burger en samenleving. Buma maakt het misschien groot, maar als hij daarmee bedoelt dat het om niets minder gaat dan om een fundamentele herordening van de samenleving en de vraag naar eigenaarschap, waarbij iedereen ook werkelijk in staat wordt gesteld om deel van de oplossing te zijn, dan heeft hij een punt. Dat zou dan ook niet primair vanuit angst of de vrees voor achterstelling hoeven te gebeuren, maar primair vanuit een verbindend perspectief: een nieuwe maatschappijvisie voor iedereen. Ik zie volop signalen dat zo’n nieuwe samenlevingsvisie dringend nodig is. Daarbij komt ook de vraag naar wat rechtvaardig is aan de orde; wat zijn de normatieve uitgangspunten van een goede samenlevingsordening?’
Is er voldoende draagvlak voor een ambitieus klimaatbeleid?
Carabain: ‘Daarover hebben we een verkennende studie verricht in het kader van de Verkenning Brede Welvaart van de gezamenlijke planbureaus.1 Over de doelen is iedereen het eens. Bij de laatste European Social Survey (ESS) werd gevonden dat 96 procent van de bevolking onderschrijft dat het klimaat zeker of waarschijnlijk verandert. Ook over de rol van de mens is er grote consensus. Concrete maatregelen die ingrijpen in iemands persoonlijke leven, kunnen echter op veel minder steun rekenen.’
Putters: ‘Ja, de transitie “van het aardgas af” klinkt mooi, maar op enig moment worden mensen echt gedwongen om ervanaf te zijn. Het draagvlak voor het nemen van maatregelen richting bedrijven is momenteel het grootst. Het sentiment is: “Laat eerst die vervuilende bedrijven het maar doen, en daarna willen wij wel maatregelen nemen.” Burgers vinden klimaatbeleid nog geen thema dat urgent genoeg is om er veel geld aan te besteden, maar dat groeit wel. In het algemeen neemt het draagvlak voor maatregelen op het terrein van internationale veiligheid wel toe, of ze nu te maken hebben met klimaat of met oorlog. Toch is het urgentiegevoel nog gering. Wellicht is er hier nog voldoende vertrouwen in het oplossend vermogen van de instituties en in de dijken, en is er nog weinig crisisgevoel dat het weleens echt kan misgaan.’
Carabain: ‘Dat de gevolgen in onze directe woonomgeving qua gezondheid nu pas mondjesmaat zichtbaar en merkbaar worden, speelt ook mee. Elders zijn de directe consequenties al veel zichtbaarder.’
Vraagt deze mismatch tussen langetermijngevolgen en een nog te geringe zichtbaarheid op korte termijn – als we tenminste onze ogen sluiten voor wat er elders in de wereld al gaande is – niet om een nieuwe visie op de rol van de overheid?
Putters: ‘Als onderdeel van die nieuwe samenlevingsvisie is dat inderdaad dringend nodig. We hebben ongeveer 35 jaar achter de rug waarin de overheid aan burgers vooral communiceerde wat ze níét meer ging doen. Dat betekent nogal wat. Bij de burgers bestaat geen coherent beeld meer van waar die overheid nu eigenlijk voor staat. En als ik heel kritisch ben: ik kan op dit vlak bij alle politieke partijen ook weinig visie ontwaren, terwijl die visie wel hard nodig is. Wat is de beschermende en faciliterende rol van de overheid in de nieuwe context van besluitvorming waarin alles met alles samenhangt, dus waarin mensen tegelijkertijd moeten leren, werken, wonen én zorgen op een duurzame manier?’
‘Voor mij is de cruciale vraag: kan de overheid haar systemen zodanig inrichten dat ze op microniveau een gevoel van rechtvaardigheid produceert, dus dat iedereen in de verandering mee kan komen? Het gegeven dat mensen bij tegenslag nog een beroep op de overheid kunnen doen is daarbij fundamenteel, vooral bij de mensen in de middengroepen, die vanouds de dragers van de samenleving zijn. Het gevoelen is: “Voor de toeslagen komen wij steeds minder in aanmerking, maar we betalen wel de benodigde belastingen en premies. En ondertussen ontspringt de top telkens de dans, en komt zelfs weg met dubieus gedrag.”’
‘In de middengroepen komt het vertrouwen in de overheid hierdoor meer onder druk te staan. Daar wordt het verhaal van Buma wel relevant. Als er vanuit de middengroepen alleen maar een weg naar beneden is of wordt gevoeld, en dus niet meer naar boven, dan neemt het gevoel van onrechtvaardigheid toe. De aanpak van duurzaamheid mag er dus niet toe leiden dat de mensen in de middengroepen het gevoel krijgen aan de verkeerde kant van de streep te staan. Ik heb weleens gezegd dat er een elite nodig is, maar die moet dan wel het goede voorbeeld geven en initiatieven van anderen steunen. Stimuleer en versterk de burgerinitiatieven die mensen al op tal van plekken in de samenleving nemen vanuit een scala van motieven. Laat de onderlinge verbondenheid zien die mensen op dit thema kunnen hebben.’
Perspectief
Wat moet de overheid doen?
Putters: ‘De belangrijke voorvraag is, en dan zijn we weer bij het begin van dit gesprek: hoe hebben we onze samenleving geordend? Hoe is de samenhang tussen overheid, maatschappelijk middenveld (civil society) en bedrijven? Hoe zit de machtsverdeling in elkaar? Welke mix van beleid is hier nodig? Dat kan niet grondig genoeg doordacht worden, juist ook met het oog op het duurzaamheidsvraagstuk, dat daarmee ook echt een sociale kwestie is. Er lijkt een nieuw sociaal contract voor de samenleving nodig. En dan kom je op heel concrete vragen: Moet de overheid die coöperatieve vormen steunen of niet? Gaat ze nieuwe vormen van wijk- en buurtbeheer actief mogelijk maken? Dat zijn echt fundamentele vragen.’
‘Onze verzorgingsstaat van de afgelopen zeventig jaar en de rol van de overheid daarbinnen vormen natuurlijk een uitzondering in de geschiedenis. Alle honderden jaren daarvoor is er altijd een grotere rol voor het particulier initiatief geweest. Nu de periode van de verzorgingsstaat ten einde loopt, lijkt het alsof we alleen nog maar de overheid en de markt hebben. Het maatschappelijk middenveld en de burgersamenleving, die gedurende vierhonderd jaar centraal stonden, zijn echter niet verdwenen. Ik geef toe dat de civil society gefragmenteerd is geraakt, maar ze is er nog wel. Er ontstaan nieuwe vormen van particulier initiatief in de vorm van energiecoöperaties, maar ook in de vorm van sociaal ondernemerschap. Mensen werken vanuit verantwoordelijkheidszin samen aan de publieke zaak. Misschien moeten we wel streven naar het versterken van de “maatschappelijke democratie” van stichtingen en verenigingen, zoals Herman Tjeenk Willink dat noemde, in plaats van alles maar tot een parlementaire kwestie te maken. Veel politieke kwesties kunnen ook in de samenleving door burgers samen opgelost worden. De politiek zal veel meer moeten investeren in de vitaliteit van de samenlevingsverbanden.’
Is er om mensen perspectief te bieden wellicht ook een ander vooruitgangsideaal nodig?
Carabain: ‘Dat economische groei alleen niet zaligmakend is, weten we allang. De enige die dat nog roept is Trump. Een gezonde leefomgeving en persoonlijke gezondheid zijn belangrijk voor mensen. Dat alles heeft natuurlijk ook met ons begrip voor duurzaamheid te maken, al is er nog veel cherry picking op dit gebied.’
Maar dat betekent toch dat onze houding schizofreen is? Het klimaatakkoord aanvaarden, en tegelijkertijd een groei van Schiphol willen alsof we op dezelfde voet kunnen doorgaan … Lopen we zo niet tegen een muur aan?
Carabain: ‘In precies deze zin kraakt de bestaande orde en wordt er alles van de creativiteit en draagkracht van mensen gevraagd. De klimaatkwestie vraagt om een fundamentele verandering in de samenleving die niet anders kan worden opgelost dan door een paradigmaverschuiving. Naar een quote van Bill Gates: “We hebben een wonder nodig.” Te weten een wonder in de zin van een fundamenteel ander handelingsperspectief. Voordat het wiel uitgevonden werd, was het wiel een wonder, en voordat de telefonie uitgevonden werd, was zo’n verbinding tussen mensen gewoon ondenkbaar. We hebben iets nodig wat er nog niet is. Om dat te vinden moeten we ook ons huidige lineaire denken loslaten.’
Putters: ‘Het besef van de urgentie neemt wel toe – ook bij Schiphol en Unilever. Er ontbreken alleen nog verdienmodellen en nieuwe handelingsperspectieven. Het gaat steeds om de vraag wat bedrijven ervoor inruilen en of de aandeelhouders ervan overtuigd zijn dat er een mooie groene deal te maken valt. Bij kleinere bedrijven komt de circulaire economie al op gang; daar moet de kracht misschien vandaan komen, want bij de pijlers van het economische systeem is die er nog niet.’
Heeft dat niet ook te maken met de rol van de overheid ten opzichte van het bedrijfsleven? De kalkoen zal immers nooit zichzelf op het kerstmenu zetten. Waarom durven we niet te kiezen voor een krimp van Schiphol, in plaats van de luchthaven te laten groeien?
Putters: ‘Inderdaad, over dat soort ordeningsvragen gaat het. Ook hier is een normatieve aansturing van de economie van belang.
Met de genoemde nieuwe verdienmodellen bedoel ik niet enkel een nieuwe set financiële prikkels; het gaat ook om de aard van de economische groei en de weging van waarden als duurzaamheid en rechtvaardigheid. Er zijn dan ook geen simpele oplossingen om het gedrag van mensen of bedrijven te veranderen. Het vraagt om een heel subtiele balans tussen financiële prikkels, veranderende regelgeving en mensen goed voorlichten, vanuit een nieuwe norm voor de kwaliteit van onze samenleving.’
Is een deel van het probleem niet dat de debatten in de Tweede Kamer vooral technocratisch zijn en maar weinig over de ideologische motieven gaan?
Putters: ‘Dat is ook mijn conclusie. Er is een groot bewustzijn bij politici voor deze vragen, maar de handelingsperspectieven worden als beperkt ervaren. Alles is gefragmenteerd over verschillende woordvoerders en departementen. Na twee maanden Kamerlidmaatschap is het heel moeilijk om nog de samenhang der dingen te ervaren. De grote transities in onze samenleving dreigen daardoor ondergesneeuwd te raken. Het zou mooi zijn als de Tweede Kamer voorlopig met maximaal vijf of zes grote vraagstukken bezig zou zijn, want dan kun je burgers meenemen in de grote veranderingen in de samenleving. Maar zo werkt het niet. In het regeerakkoord worden de grote kwesties echt wel benoemd, maar in de maatregelen wordt het beeld ontzettend gefragmenteerd en is er voor de burger geen samenhang meer te zien. Waar staan we? Waar gaan we heen? Waar zijn we mee bezig? Juist in een snel veranderende wereld is dat perspectief ontzettend belangrijk.’
Hoe ziet het bestaande, perspectiefloze beeld er dan uit?
Putters: ‘Ik vind dat Buma dat wel probeert neer te zetten, al is het wat alarmistisch naar mijn smaak. Uit ons onderzoek blijkt niet dat de samenleving uiteenvalt. Maar Buma agendeert wel een potentieel probleem. Het begint ermee dat politici het stevig neerzetten en er aandacht voor vragen.’
En dan?
Putters: ‘Waarom zou je niet elk halfjaar een groot duurzaamheidsdebat houden?
Het vraagstuk integraal bespreken, niet alleen met de woordvoerders duurzaamheid, maar met iedereen? Omdat dit thema zo wezenlijk is, voor elk aspect van ons dagelijks leven, moeten wij hier politiek met grote regelmaat over praten. In zo’n setting past het niet om vier jaar lang te moeten werken volgens een dichtgetimmerd regeerakkoord. Je moet gaandeweg kunnen leren wat nodig is om te doen.’
Dat leren wordt nu voor een deel gedaan door de uitwerking van het klimaatakkoord aan de polder over te laten. Maar is dat genoeg? Is er niet meer regie nodig?
Putters: ‘Ik snap die zorg. De vraag is wat op de lange termijn het best is. Uiteindelijk komt uit een compromis niet het allerbeste, maar geldt wel dat iedereen zo goed mogelijk af is. Dat inzicht heeft Nederland niet weinig gebracht.’
‘Tegen iedereen die zegt dat de politiek het onderwerp maar naar zich toe moet trekken en regie moet nemen, waarbij dan de politiek bepaalt welk belang de doorslag moet geven, zeg ik dat we daarmee ook het risico lopen iets weg te gooien, het kind met het badwater misschien wel: de redelijkheid in het debat. Het opent de weg naar extremen en naar veel meer conflict tussen de diverse groepen in de samenleving en in de politiek.’
Carabain: ‘Hier speelt vooral de kwestie van de lange termijn. Er is geen enkel electoraal gewin te behalen door nu het eigenaarschap van de kosten te nemen. Het model met de klimaattafels is zo bezien zo raar nog niet.’
Is dat werkelijk zo? De opkomst van de groenen in Europa laat zien dat het loont om in dit debat leiderschap te nemen. Door deze sociale kwestie kon het politieke landschap weleens fundamenteel gekanteld zijn, zodat een politieke partij moet aanhaken om überhaupt nog serieus genomen te worden.
Putters: ‘Dat zou vanuit de benadering van duurzaamheid als sociale kwestie zeker kunnen. Als ik Kamerlid duurzaamheid was, zou ik niet enkel focussen op de doelen van het klimaatbeleid. Interessanter zijn de wetgevende kaders erachter, en dus hoe de normatieve aansturing eruit moet zien vanuit het achterliggende mens- en maatschappijbeeld. Er liggen nu alle kansen van de wereld om daarin opnieuw te investeren. Een totale herbronning van politieke bewegingen, waaronder de christendemocratische, is noodzakelijk. Ze moeten opnieuw bezien hoe de mens zich tot de natuur verhoudt, al is het alleen maar om mogelijke scheidslijnen te voorkomen. Dat is geen voorpaginanieuws, maar wel hard nodig voor de belangen van ons land op langere termijn.’
Vrijheid, gelijkheid en broederschap
Hoe ziet u, in het perspectief van die vraag naar de toekomst, de huidige tijd?
Putters: ‘Ik zie in de achterliggende decennia dat het idee van zelfbeschikking en eigen regie dominant geworden is. Zo zit het leven echter niet in elkaar; er zijn allerlei factoren die invloed hebben op hoe wij leven, zeker in onze huidige netwerksamenleving. In de beleidsdiscussie staan zelfbeschikking en eigen regie echter nog steeds bovenaan. In het licht van de duurzaamheid moeten we van dat dominante idee definitief afscheid nemen. Mensen kunnen niet altijd vrij kiezen in welke woning ze wonen of of ze gezond eten of niet, en al helemaal niet of de waterspiegel al dan niet stijgt. Het idee dat er almaar meer zelfbeschikking en vrijheid zou moeten en kunnen zijn is een idee-fixe en loopt nu tegen zijn eigen grenzen aan. Wij zijn pas vrij in relatie tot een ander. Historisch gezien hebben we veel aandacht gehad voor vrijheid en gelijkheid, maar de laatste decennia slechts weinig voor broederschap. Misschien dat het duurzaamheidsdebat zo bezien een zegen kan zijn om tot een revitalisering van het idee van broederschap te komen, omdat we het misschien wel via de gemeenschap moeten oplossen.’
Noot
- 1.Olav-Jan van Gerwen, Sander Hoogendoorn, Christine Carabain e.a., Verkenning Brede Welvaart 2018. Thema: Circulaire economie, gedrag en beleid. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving, Centraal Planbureau, Sociaal en Cultureel Planbureau, 2018.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.