Nieuw verhaal over ouderdom gewenst
Samenvatting
Ouderen hebben de afgelopen decennia stormenderwijs de arbeidsmarkt veroverd. Ook de 65 ste verjaardag is geen barrière meer. Toch spelen ouderen nog niet de maatschappelijke rol die bij hun ervaring en wijsheid past. Het wordt hoog tijd dat de samenleving, inclusief ouderen zelf, gaat werken aan nieuwe verhalen over de waardevolle betekenis van het ouder worden.
Voetbaltrainer Guus Hiddink staat erom bekend dat hij als bondscoach van Zuid-Korea, in de aanloop naar het WK van 2002, in dat land een kleine revolutie tussen generaties heeft veroorzaakt. Respect – of misschien beter: ontzag – voor ouderen was de norm. Dit betekende onder meer dat voetballers gewend waren de bal in alle omstandigheden over te spelen naar de oudste medespeler. Guus Hiddink leerde ze de bal te spelen naar de medespeler die er het best voor stond, ook al is dat niet de oudste. Prompt gingen de resultaten met sprongen vooruit, met een vierde plaats op het WK als gevolg.
Voor ons Nederlanders is Hiddinks ‘strategie’ nogal voor de hand liggend, maar wij komen dan ook ergens anders vandaan. Mijn grootouders – geboren aan het begin van de twintigste eeuw – reserveerden rond hun vijftigste verjaardag een plekje voor zichzelf in het bejaardentehuis voor als ze straks 65 werden. Ze waren er vast van overtuigd dat ze tegen die tijd maar beter met leeftijdgenoten veilig opgeborgen konden worden. Ze gingen overigens niet; niet op hun 65ste, en ook later niet. Hun intentie zegt echter alles over de plek die wij destijds toebedachten aan ouderen in de Nederlandse samenleving: goed verzorgd – dat dan weer wel – netjes langs de zijlijn. Tenminste voor een deel kijken we zo nog steeds naar ouderen – en eigenlijk moeten ze dan ook niet zeuren, zeker niet als ze intussen tot de rijkste ouderen ter wereld behoren.
Maar zeuren, dat doen ze wel. Wie al zijn vooroordelen over hedendaagse ouderen bevestigd wil zien, moet eens naar de prachtige documentaireserie 11 Friese fonteinen kijken.1 We zien hier mensen zich in allerlei bochten wringen om maar wat te zeuren te hebben, om verandering tegen te houden, om het beter te weten, om misnoegd te kunnen zijn. Kijken we wat groter, dan zien we de defensieve bewegingen ook terug in politieke keuzes: de opkomst van 50Plus als belichaming van het eigenbelang, de rol van vakbonden als hoeders van verworven rechten.
De arbeidsmarkt veroverd …
Toch is alles wel degelijk anders dan tien, twintig of dertig jaar geleden. Om de huidige situatie te begrijpen, is het belangrijk die ontwikkeling te bekijken. Het gaat er dan niet alleen om dat we langer leven en dat er (mede daardoor) (veel) meer ouderen zijn. Het duidelijkst zichtbaar is dat de positie van ouderen op de arbeidsmarkt radicaal is veranderd. Daarnaast is er met de beeldvorming in bredere zin ook iets aan de hand. Deze twee punten gaan we hierna nader bekijken.
Figuur 1 Netto arbeidsparticipatie 1969-2017 (in % van de bevolking)
De ontwikkeling van de positie van oudere werknemers op de arbeidsmarkt is hoogst opmerkelijk. Figuur 1 geeft een standaardgrafiek van CBS-data waarin de netto arbeidsparticipatie van de bevolking tussen 15 en 75 jaar – dat is het percentage mensen dat werkt, als zelfstandige, werknemer, oproepkracht of wat dan ook – wordt afgezet tegen die van de bevolking tussen 45 en 75 jaar. Dit wil niet zeggen dat er een grens is tussen jong en oud bij 45 jaar; dit is slechts de scheidslijn die het CBS aanbiedt. We zien dat van 1969 tot 1983 de arbeidsparticipatie van de bevolking als geheel (de bovenste lijn in de grafiek) gestaag daalt, van 59 procent in 1970 naar 54 procent in 1984. De werkzame beroepsbevolking groeide wel, maar het aantal werklozen, arbeidsongeschikten en vervroegde uittreders (VUT) groeide veel sneller. Dat zien we terug in de daling van de arbeidsparticipatie van het oudere deel (de onderste lijn): die daalde in deze periode nog harder, zelfs in absolute aantallen. Waren er in 1969 nog 1,4 miljoen mensen werkzaam in de leeftijdscategorie 45-75, in 1984 was dit gedaald naar 1,2 miljoen, terwijl deze bevolkingsgroep in die periode juist groeide van 3,3 naar 3,9 miljoen mensen. Zodoende was in 1984 minder dan één op de drie mensen tussen 45 en 75 jaar aan het werk, en daalde de arbeidsparticipatie nog even door tot een dieptepunt van 31 procent in 1986.
Hoe anders is de ontwikkeling sindsdien. De arbeidsparticipatie van de hele bevolking tussen 15 en 75 steeg van het dieptepunt van 54 procent in 1984 naar 67 procent in 2017. Er was daarbij sprake van een tussentijdse piek van 68 procent in 2008, een serieuze dip tussen 2001 en 2004, en een – zeker gezien de omvang van de crisis vanaf 2008 – relatief beperkte dip tussen 2008 en 2014.
De stijging voor de hele beroepsbevolking is echter bescheiden vergeleken met de stijging voor het oudere smaldeel. In 1987 begint een voorzichtige kentering, en sindsdien gaat het eigenlijk alleen maar omhoog; in 1999 werd het niveau van 1969 gepasseerd. Er is een klein dipje in 2013 en 2014, maar in 2016 zitten we al weer op een nieuwe recordhoogte, en 2017 noteert een voorlopig hoogtepunt van 57 procent. In absolute aantallen werken er in 2017 meer dan drie keer zo veel mensen tussen 45 en 75 jaar dan in 1986. Overigens is de stijging nog sterker als we kijken naar de groep vanaf 55 of 60 jaar. Zelfs de groep van 70 tot 75 jaar vertoont een aanzienlijke stijging, al is de arbeidsparticipatie daar (nog) niet heel hoog.
Ouderen komen misschien moeilijk aan werk en leeftijdsdiscriminatie mag omvangrijk zijn,2 maar onmiskenbaar hebben ouderen de afgelopen decennia een enorme opmars gemaakt op de arbeidsmarkt. Waar in 1987 één op de vijf werkzame personen ouder was dan 45, is dit in 2017 bijna één op de twee. In een mooi experimenteel onderzoek laten Heyma en collega’s zien dat deze ontwikkeling vooral gestuurd wordt door harde economische variabelen, samengevat als het verschil tussen de (loon)kosten en de opbrengsten (productiviteit) van oudere werknemers.3 In de praktijk van ondernemen en solliciteren wint inzetbaarheid en betaalbaarheid het van de vooroordelen en stereotiepe beelden die er ook zijn.
… maar de beeldvorming blijft achter
Waar leeftijdsbeelden op de arbeidsmarkt uitgebreid worden onderzocht, is dat veel minder het geval voor de beeldvorming rond ouderen in algemenere zin. Zo zijn er wel analyses van de opties die er zijn om over ouderen te denken, inclusief hoe die in de media voorkomen, maar er wordt niet bekeken in hoeverre die opties ook daadwerkelijk gedacht worden.4 En als de NRC kopt ‘Op tv is oudere óf incapabel óf extreem gelukkig’, dan zegt dat maar weinig over hoe mensen echt denken over ouderen en over hun eigen oude dag.5
In dit verband is het illustratief dat Hanne Laceulle en Jan Baars in een artikel twee stereotiepe verhalen over ouder worden identificeren – namelijk de ontkenning en het verval; allebei zeer herkenbaar – maar geen empirie leveren waaruit valt af te leiden in welke mate deze twee beelden nu daadwerkelijk het discours bepalen.6 Hier staat tegenover dat het wel interessant is om in deze termen door te redeneren. Als mijn opa en oma in een tijdperk leefden met slechts één dominant verhaal (verval, kwetsbaarheid, bejaardentehuis, goede zorg), dan zien we dat de ontkenning van het ouder worden (‘We blijven eeuwig jong’) ten minste een tweede verhaallijn oplevert – een verhaallijn die in elk geval goed aansluit bij de eerder geschetste arbeidsmarktontwikkeling. Op deze manier is de beeldvorming in ieder geval rijker geworden. In termen van een RMO-advies waar ik in 2004 zelf nog aan mee mocht schrijven: ouderen mogen nu wel meedoen.7
De volgende emancipatiestap
Dat ouderen nu toegang hebben, dat ze mogen meedoen alsof ze helemaal niet ouder zijn, is echter iets heel anders dan dat ze specifiek gewaardeerd worden, of gezocht worden om hun speciale kwaliteiten in te zetten en te exploiteren: levenservaring, overzicht, de extra mogelijkheden om verbindingen te leggen omdat ze nu eenmaal op meer plekken zijn geweest, soft skills, wijsheid.
De drie belangrijkste kanshebbers voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen waren ten tijde van de campagne in 2016 68, 70 en 75 jaar oud. Zij bereidden zich voor op ten minste vier en misschien wel acht jaar in een van de zwaarste banen op aarde. Hun leeftijd was geen issue, en misschien wel een voordeel. In Nederland zijn in de recente geschiedenis Ivo Opstelten en Ben Bot – beiden 66 jaar bij hun aantreden – de oudste bewindspersonen, maar met name Opstelten werd voortdurend achtervolgd door grappen over zijn ‘ouderdom’. Of kijk anderszins eens naar reclames: het lijkt logisch dat wij, als wijsheid met de jaren komt, een aanprijzing van een oudere persoon serieuzer zouden nemen, maar dat zien we niet terug op het scherm.
Het lijkt erop dat het niet erg lukt om naast de twee voornoemde dominante narratieven (te weten ‘Ouderdom komt met gebreken’ en ‘We blijven eeuwig jong’) een nieuw narratief te ontwikkelen dat de oudere mens als mens serieus neemt. Daaruit valt misschien ook wel te verklaren waar de verongelijktheid en het misnoegen vandaan komen die we in 11 Friese fonteinen zo militant konden waarnemen en die ook het politieke discours kleuren: veel ouderen voelen zich tekortgedaan. Ze menen recht te hebben op respect, op gratis geld, op gratis verzorging – ze hebben er immers hun hele leven al voor betaald – en op ongelimiteerd klagen. En misschien hebben ze ook wel een punt: echt serieus lijken we ouderen nog niet te nemen in de samenleving, en dan is het, van hen uit gezien, misschien wel logisch om in elk geval te zorgen dat je een goede ‘afkoopsom’ in de wacht sleept. Maar zoals dat gaat met aflaten: dat blijkt toch nooit the real thing.
Het is belangrijk dat de twee betrokken ‘kampen’ – dus jongeren én ouderen – de uitdaging aangaan om een serieuzer narratief voor de ouder wordende mens te ontwikkelen. De opdracht voor allen die nog niet tot de ouderen behoren is als volgt: zij moeten proberen stereotypen te ontmantelen en op zoek te gaan naar de mens in de ander, in de oudere. De opdracht voor ouderen zelf is een heel andere: zij hebben iets in de aanbieding – de eerdergenoemde levenservaring, soft skills, wijsheid, enzovoort – wat de rest blijkbaar niet wil hebben, dus wordt het tijd voor betere verkoop.
Tweede grijze golf
Er moet een tweede ‘grijze golf’ komen, waarin ouderen een volgende emancipatiestap maken; niet alleen op de arbeidsmarkt of op het gebied van selfrealization, zoals Laceulle en Baars bepleiten, maar ook in politieke en sociaal-culturele zin. Een Grey Pride Parade is dan misschien een wapen – met bootjes en een eigen (grijze) vlag door de grachten! – maar eigenlijk gaat het om meer. Het gaat er vooral om dat ouderen verantwoordelijkheid opeisen voor hoe het gaat in de samenleving en voor de vormgeving van hun eigen leven en dat van hun medemensen (en dus niet alleen hun eigen kinderen). In plaats van te klagen over het feit dat scootmobiels voortaan zelf bekostigd moeten worden – onder meer omdat er geld nodig is voor betere leraren op scholen, om Groningse huizen te stutten en om een energietransitie te organiseren –, zouden ouderen ook kunnen bedenken hoezeer zij eerder hebben geprofiteerd van uitstekend onderwijs, van gratis gouden bergen die onder die nu wankelende Groningse huizen vandaan werden getrokken, en van de gratis externe effecten van een heel leven van CO2-uitstoot. Zij zouden zich ervan bewust moeten worden dat het nu tijd is om al hun ervaring en kennis en verbindingskracht en verbeeldingskracht, al hun (sociaal) kapitaal en hun algehele wijsheid, in te zetten om de uitdagingen waar we voor staan te helpen oplossen. Samen. Als mensen. Als mensheid. Ongeacht leeftijd moeten we bouwen op de unieke kwaliteiten die ieder van ons kan inbrengen.
Noten
- 1.Roel van Dalen (regie), 11 Friese fonteinen (drie delen). Hilversum: NTR, 2018. Zie: https://www.2doc.nl/documentaires/series/2doc/2018/mei/11-friesefonteinen.html
- 2.Zie voor een diepgravend overzicht: Arjan Heyma, Aukje Nauta, Siemen van der Werff en Guurtje van Sloten, Werkende perspectieven voor oudere werknemers. De aantrekkelijkheid van oudere werknemers volgens werkgevers; een economische en arbeidspsychologische benadering. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek, 2016.
- 3.Heyma e.a. 2016.
- 4.Zie bijvoorbeeld: Baldwin Van Gorp, Van ‘over en oud’ tot ‘het zilveren goud’. Beeldvorming en communicatie over het ouder worden. Brussel: Koning Boudewijnstichting, 2013.
- 5.Menno Sedee, ‘Op tv is oudere óf incapabel óf extreem gelukkig’, NRC Handelsblad, 21 juli 2017.
- 6.Hanne Laceulle en Jan Baars, ‘Self-realization and cultural narratives about later life’, Journal of Aging Studies 31 (2014), pp. 34-44.
- 7.Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Mogen ouderen ook meedoen. Advies 33. Den Haag: RMO, 2004.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.