CDA moet kiezen tussen confessioneel en seculier
Samenvatting
Het feit dat het CDA zowel met D66 en VVD als met ChristenUnie en SGP moet concurreren, maakt een electorale strategie er niet gemakkelijker op, meent Joop van Holsteyn. Kiest de partij voor een confessioneel ‘Deo volente’, dan kunnen seculiere kiezers afhaken. Maar gaat ze voor een seculier ‘ijs en weder dienende’, dan lopen confessionelen weg. Prioritering is dus gewenst, en dan kan het CDA wellicht het best voor een rechtsconservatieve koers kiezen.
Joep Bertrams liet er nauwelijks twijfel over bestaan. Zijn politieke tekening van 25 oktober 2012 toont de leider van het CDA in het kraaiennest van een zinkend schip. De CDA-scheepsvlag is gehavend, Buma heeft een blauw oog. De cartoonist verbeeldde aldus zijn mening: ‘Het CDA gaat onder politiek leider Buma definitief ten onder.’ En die boodschap kwam over. Onderzoek naar het begrip van politieke tekeningen wees uit dat bijna zestig procent van de ondervraagden dit juiste antwoord koos uit de vier antwoordalternatieven die hun in een meerkeuzevraag werden voorgelegd – al was het zeer opmerkelijk dat ongeveer een derde deel van de deelnemers meende dat Bertrams een wezenlijk andere boodschap wilde overbrengen: ‘Politiek leider Buma ziet in de verte nog een toekomst voor het CDA.’1
Bertrams’ boodschap was begrijpelijk tegen de toenmalige politieke achtergrond. Het CDA had bij de Kamerverkiezingen van september 2012 minder dan tien procent van de stemmen gekregen en was teruggegaan van 21 naar 13 zetels – een historisch dieptepunt. Bij de kabinetsformatie viel de partij vervolgens buiten de boot. Het CDA was verbannen naar de barre politieke woestijn.
Maar misschien hadden de deelnemers aan het cartoononderzoek die een ‘foute’ bedoeling aan de tekening gaven historisch besef, al leek hun antwoord bovenal door de eigen politieke kleur te zijn ingegeven. Immers, 2012 was niet het eerste jaar dat het CDA vroegtijdig de dood was aangezegd. Al in 1974 werden pogingen om te komen tot christendemocratische samenwerking beschreven in een hoofdstuk getiteld ‘Sterven in elkaars armen’. Met één oog op de politieke werkelijkheid van die tijd en één oog op hun glazen bol, konden auteurs Joop van den Berg en Henk Molleman slechts tot een voor het CDA-in-wording sombere conclusie komen: ‘Naar alle waarschijnlijkheid komt de christelijke eenheidspartij ruimschoots te laat om nog een redelijk massale aanhang te krijgen. Het wordt nu op zijn best een kwestie van sterven in elkaars armen.’2
Ruim veertig jaar later, bij de verkiezingen van 12 september 2017, wist het CDA 1.301.796 stemmen te verzamelen, goed voor een aandeel van 12,4 procent en 19 zetels in de Tweede Kamer. In grootte was de partij in een partijlandschap zonder echt grote partijen na VVD en PVV de derde partij van het land. En de navolgende kabinetsformatie verliep weliswaar traag, maar vanaf het begin was duidelijk dat het CDA als een der essentiële onderdelen van het motorblok deel van een nieuw kabinet zou uitmaken. Toen het eenmaal zover was, bleek Hugo de Jonge als minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en tevens vicepremier niet alleen vanwege zijn schoenen op te vallen als CDA-politicus van de nieuwste generatie. Op 21 maart 2018, ten slotte, wist het CDA het tegenwoordig voor een junior coalitiepartner gebruikelijke zware electorale verlies sterk te beperken.3 De gezamenlijke lokale partijen en lijsten haalden op lokaal niveau de meeste stemmen, maar het CDA bleef ‘na de lokalen de grootste partij’.4
Het politieke en electorale verleden van het CDA kent, kortom, pieken en dalen. En de toekomst, wat mag de partij daarvan verwachten? Daarover zinvolle uitspraken doen is niet zonder risico – zie de uitspraken van Van den Berg en Molleman, in hun tijd begrijpelijk, maar ‘met de kennis van nu’ evident voorbarig waar het de aangekondigde dood van de Nederlandse partijpolitiek georganiseerde christendemocratie betreft.5 In een tijd dat het Nederlandse electoraat beweeglijker is dan ooit tevoren en beweeglijker dan kiezers in vele andere gevestigde Europese democratieën,6 is het schetsen van een electoraal perspectief voor het CDA een onzekere, risicovolle aangelegenheid.
Juist die beweeglijkheid of volatiliteit is namelijk het dominante kenmerk van het hedendaagse electoraat. De tijd dat religieuze en sociaaleconomische scheidslijnen de Nederlandse samenleving tekenden en voor velen mede bepaalden op welke partij de stem op verkiezingsdag keer op keer werd uitgebracht, ligt achter ons. Dat is overigens niet al het geval sinds de roemruchte jaren zestig, maar is evenzogoed kenmerkend voor politiek en verkiezingen sinds 1994 en zeker in de eenentwintigste eeuw. Die ontwikkeling is voor het electorale proces treffend verwoord als ‘van volkstelling naar verkiezingsstrijd’.7
Illustratie: Joep Bertrams (25 oktober 2012)
Voor de goede orde: de beweeglijkheid van de Nederlandse kiezers mag niet worden verward met onwetendheid of richtingloosheid. Als bij de metafoor of zelfs het cliché van ‘de zwevende kiezer’ wordt gedacht aan een kiezer die alle opties openhoudt en geen vaste, enigszins stabiele politieke voorkeur heeft, dan is dat een in hoge mate onjuist beeld. Onderzoek heeft bij herhaling uitgewezen dat de meeste kiezers in hun onderliggende wensen en verlangens redelijk stabiel zijn.8 Ten aanzien van specifi eke politieke kwesties zoals de inkomensverdeling, het euthanasievraagstuk, de Europese eenwording en de kwestie van immigratie en integratie, en gezien hun overkoepelende ideologische opvattingen in termen van links en rechts, kent het Nederlandse electoraat over de tijd bezien niet bijzonder veel beweging of ontwikkeling. De electorale beweeglijkheid is primair het gevolg van het feit dat het zeer ruime aanbod van Nederlandse partijen voor veel kiezers betekent dat zij hun eigen voorkeuren in min of meer vergelijkbare mate terugzien bij meer dan één partij. Kiezers hebben of creëren dan zogenoemde keuzesets van een beperkt aantal verwante partijen; veel hedendaagse kiezers hebben twee of drie partijen bijna even lief. Uiteindelijk valt de keuze dan op een van de twee of drie partijen die deel uitmaken van hun individuele keuzeset. Dat maakt beweeglijkheid in termen van kiesgedrag mogelijk – dan eens krijgt de ene partij uit de keuzeset de stem, een volgende keer een andere – op een fundament van stabiele politieke verlangens en voorkeuren.9 In 2017, bijvoorbeeld, maakte het CDA deel uit van twee van de belangrijkere clusters van verwante partijen of keuzesets: een confessioneel cluster samen met ChristenUnie ( CU) en SGP, en een seculier gematigd rechts cluster met D66 en VVD.10
De aanwezigheid van het CDA in twee van de grotere keuzesets impliceert kansen en gevaren. In beide gevallen gaat het namelijk om een combinatie van niet minder dan drie partijen die in de perceptie van segmenten van het Nederlandse electoraat inhoudelijk verwant en vergelijkbaar zijn en in termen van politieke sympathie of voorkeur min of meer gelijkwaardig. In elke keuzeset zitten twee directe concurrenten voor dezelfde kiezers.
Het feit dat beide clusters een ander verenigend kenmerk hebben, maakt het er wat de toekomstige electorale strategie van het CDA betreft niet eenvoudiger op. Een sterke(re) positie in de confessionele keuzeset veronderstelt dat het CDA aandacht blijft besteden aan ‘de C’; mogelijk meer dan in het recente verleden het geval is geweest, om CU en SGP de electorale wind uit de zeilen te nemen. Echter, een sterke(re) positie in de seculiere, vanuit sociaaleconomisch perspectief gematigd rechtse keuzeset, kan andere inhoudelijke en strategische eisen stellen. Het CDA speelt het electorale spel op twee borden, waarbij het niet vanzelfsprekend is dat eenzelfde positionering, strategie en imago het uiteindelijke resultaat in beide gevallen ten goede komt. Dat zou er allicht om pragmatische redenen voor pleiten – maar de keuze is uiteraard aan een strategisch overleg binnen het CDA of een volgend campagneteam, niet aan mij als simpele kiezersonderzoeker – dat een prioritering wordt aangebracht, of dat gekozen wordt voor een gedifferentieerde aanpak. Speel vooral defensief op het confessionele bord, om het voor CU en SGP niet al te eenvoudig te maken kiezers weg te lokken, en ontwikkel een meer offensieve strategie op het seculiere bord, dat in omvang groter is en waar meer kiezers te winnen zijn (en vervolgens te verliezen, dat ook natuurlijk …).11
De vraag waarvoor het CDA al meer dan eens is gesteld, blijkt aldus nog altijd actueel, zeker vanuit electoraal opzicht: is het CDA primair een confessionele partij (Deo volente) of toch vooral een in wezen seculiere conservatieve partij (ijs en weder dienende), geworteld in een christendemocratische traditie?12 In een eerdere analyse van de electorale positie van het CDA tendeerde de conclusie om pragmatisch-electorale redenen toch vooral naar die tweede positie: ‘Als strikt confessionele partij is het CDA wellicht een partij van het verleden, maar als de verzuilde vacht is of kan worden afgelegd, is er alle kans op een nieuwe vacht voor een nieuw, aanstaand politiek jaargetijde. (…) vanuit electoraal perspectief kan de partij in de toekomst het best worden beschouwd als een conservatieve partij, aantrekkelijk voor mensen die zich politiekinhoudelijk aan de rechterkant van het politieke spectrum bevinden.’13 Prioriteit voor het seculiere gematigd rechtse cluster dus. Dat biedt mogelijkheden, met wel degelijk een toekomst voor de partij. En dan zouden de deelnemers aan het cartoononderzoek die geheel ten onrechte dachten dat Joep Bertrams dat aangename vergezicht voor het CDA en politiek leider Buma in oktober 2012 reeds schetste, toch nog hun gelijk kunnen halen.
Noten
- 1.Joop van Holsteyn, ‘Angels gedoopt in honing. Politieke tekeningen en hun betekenis’, Res Publica 57 (2015), nr. 3, pp. 319-349.
- 2.J.Th.J. van den Berg en H.A.A. Molleman, Crisis in de Nederlandse politiek. Alphen aan den Rijn: Samsom, 1974, pp. 91-92.
- 3.Zie voor de electorale gevolgen van kabinetsdeelname voor betrokken partijen: Tom van der Meer, ‘De verkiezingen van 2017 in meerjarig perspectief’, in: Tom van der Meer, Henk van der Kolk en Roderik Rekker (red.), Aanhoudend wisselvallig. Nationaal Kiezersonderzoek 2017. Amsterdam: Stichting KiezersOnderzoek Nederland, 2018, pp. 10-21.
- 4.Nicole Besselink, ‘Uitslag raadsverkiezingen: CDA blijft na de lokalen de grootste partij’, Trouw, 23 maart 2018.
- 5.Eerlijk is eerlijk: verkeerde voorspellingen doen we allemaal weleens. Zie van mijn hand op 3 april 2008 in Trouw een opiniebijdrage onder de titel ‘Veertig zetels voor ton is niet volstrekt onmogelijk’, en een blog tijdens de vroege fase van de Amerikaanse presidentsverkiezingen, op 8 augustus 2015, waarin ik aandacht vraag voor die ene merkwaardige kandidaat die snel in de vergetelheid zal geraken, ene Trump, onder de titel ‘Also-ran’ (zie http://politiekmagazine.com/also-ran-door-joop-van-holsteyn).
- 6.Peter Mair, ‘Electoral volatility and the Dutch party system. A comparative perspective’, Acta Politica 48 (2008), nr. 2-3, pp. 235-253.
- 7.R.B. Andeweg, ‘De burger in de Nederlandse politiek’, in: R.B. Andeweg, A. Hoogerwerf en J.J.A. Thomassen (red.), Politiek in Nederland. Alphen aan den Rijn/ Brussel: Samsom, 1981, pp. 79-103, aldaar p. 86.
- 8.Zie onder andere: Joop J.M. van Holsteyn en Josje M. den Ridder, Alles blijft anders. Nederlandse kiezers en verkiezingen in het begin van de 21e eeuw. Amsterdam: Aksant, 2005; Jean Tillie, Joop van Holsteyn, Henk van der Kolk en Kees Aarts, Rumoer. Nederlandse kiezers en politiek 1998-2012. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2016.
- 9.Zie onder andere: Joop van Holsteyn en Josje den Ridder, ‘Verandering in continuïteit. Houdingen en gedragingen van Nederlandse kiezers’, Bestuurskunde 17 (2008), nr. 3, pp. 39-46; Tom van der Meer, Erika van Elsas, Rozemarijn Lubbe en Wouter van der Brug, ‘Kieskeurige kiezers. Een panelstudie naar de veranderlijkheid van partijvoorkeuren’, B en M: Tijdschrift voor Beleid, Politiek en Maatschappij 39 (2012), nr. 2, pp. 153-178.
- 10.Joop van Holsteyn en Galen Irwin, ‘Wie het laatst kiest, kiest …’, in: Tom van der Meer e.a. 2018, pp. 30-39, keuzesets op p. 36.
- 11.Zie voor een eerdere, wellicht nog actuele analyse van een dergelijke offensieve strategie: J.J.M. van Holsteyn en G.A. Irwin, ‘cda, naar voren! Over de veranderende verkiezingsstrategie van het CDA’, in: R.A. Koole (red.), Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 1987. Groningen: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, 1988, pp. 66-98.
- 12.Misschien is het CDA niet eens zozeer een nieuw lid als wel de ooit verloren dochter van de conservatieve familie: Paul Lucardie, ‘De ideologie van het CDA: een conservatief democratisch appel?’, in: Kees van Kersbergen, Paul Lucardie en Hans-Martien ten Napel (red.), Geloven in macht. De christendemocratie in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis, 1993, pp. 39-58.
- 13.Joop van Holsteyn en Galen Irwin, ‘Slechts de wereld van gisteren? Over de achtergrond en opvattingen van de kiezersaanhang van het CDA, 1977-2010’, in: Gerrit Voerman (red.), De conjunctuur van de macht. Het Christen Democratisch Appèl 1980-2010. Amsterdam: Boom, 2011, pp. 155-178.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.