De overheid als zedenmeester?
Samenvatting
Een overheid als zedenmeester van de natiestaat is onbetrouwbaar als pleitbezorger van patriottisme. Zij instrumentaliseert vaderlandsliefde om haar nationale soevereiniteit te bekrachtigen. Dit is vooral het geval als die soevereiniteit onder druk komt te staan of deels wordt opgegeven. Maar natiestaten zijn beslist niet de enige moderne krachten die de vaderlandsliefde uitbannen. Het zijn vooral technologische revoluties die mensen doen ontwortelen. Het huidige pleidooi voor vaderlandsliefde ageert daar wel tegen, maar vergeet dat het cultiveren van vaderlandsliefde een fundamenteel andere omgang met politieke en economische macht vereist.
IN DE AFGELOPEN VIJFENTWINTIG JAAR is het vraagstuk van de nationale identiteit hevig bediscussieerd, met name in een context van migratie in een globaliserende wereld.1 Plots was daar in de jaren negentig, tijdens de hoogtijdagen van het paarse neoliberalisme, de kritiek op de ander, de andersdenkende, de deviante, de onbegrijpelijke, die nu als ‘allochtoon’ werd gedefinieerd. Islam werd geduid als een beangstigende en nogal onbeheersbare factor in de Hollandse polder. Vervolgens kwam daar tijdens Paars II de kritiek op het multiculturalisme bij. Het beleid dat migranten hun eigen zuil moesten krijgen (eigen moskee, eigen media, eigen club, enzovoort) werd destijds massaal afgewezen. Multiculturalisme zou een bedreiging zijn voor de nationale identiteit.2 Vanaf het kabinet-Balkenende I werd in lijn met de integratieagenda van de eenentwintigste eeuw een communitaristisch debat over normen en waarden gevoerd, met als doel om gemeenschapszin, minder afhankelijkheid van de overheid, meer veerkracht, en meer eigen verantwoordelijkheidsbesef te kweken. En vervolgens werden er onder de kabinetten-Balkenende tal van pogingen ondernomen om de zogenoemde Nederlandse identiteitscrisis de kop in te drukken – deze crisis van nationale integratie werd in het kader van identiteitspolitiek als misschien wel de belangrijkste crisis van het post-Koude Oorlogtijdperk beschouwd. Er werd meer richting en duiding gegeven aan de nationale identiteit. Een moralistische en bureaucratische politiek van waardecatalogi (de waardecatalogus heeft het uiteindelijk niet gehaald) en een Canon van Nederland moest leiden tot meer duidelijkheid omtrent wat het betekent om Nederlander te mogen zijn.3 Het hedendaagse pleidooi voor vaderlandsliefde is een nieuwe troef in de beteugeling van de veronderstelde identiteitscrisis.4 En hoewel zo’n patriottisme niet is bedoeld om migranten en moslims als barbaren uit te sluiten, betekent het wel dat de ander als een exoot wordt ingesloten in het zogenoemde vaderland. Kortom, het pleidooi voor vaderlandsliefde kan niet los worden gezien van de nationale integratieagenda van de eenentwintigste eeuw – een tijdperk dat wordt gekenmerkt door globaliseringsprocessen en structurele transformatie van naties.
Natiestaat maakt patriottisme onmogelijk
Bij het vormen van natiestaten en het organiseren van nationale integratie – zoals de integratie van provincies en de integratie van migranten – treedt de overheid typisch op als zedenmeester, in de zin dat zij een nationale identiteit vormgeeft. Bij een dergelijke natievorming sneuvelt het patriottisme. Er wordt een officiële nationale taal ingevoerd die nauw is verbonden met het machtscentrum van de staat – het Algemeen Beschaafd Nederlands. Met die nationale taal worden de talen van tal van vaderlanden weggevaagd. Gebouwde natiestaten verdragen patriottisme bijzonder slecht. Een moderne politiek van natievorming wordt niet door een klassiek patriottisme, maar door een ideologie van nationalisme aangevuurd. De prijs van natievorming is het opgeven van het patriottisme. Wat mij betreft is dit een zeer hoge prijs. Patriottisme, dat kan worden gedefinieerd als een affectief gevoel van politieke verbondenheid met de eigen culturele wortels, de eigen taal, geschiedenis, lokale grootheden, fysieke omgeving en kunst, is wat mij betreft een zeer groot goed. Zij is een belangrijke vorm van liefde die aanzet tot grootse politieke daden en heroïsche offergezindheid. Zij is kenmerkend voor burgerschap in haar oorspronkelijke, republikeinse betekenis. Maar vaderlandsliefde is een kenmerk van gewortelde politieke mensen, wier culturele wortels nauw samenhangen met het politieke en militaire bestaan van de staat. En deze staat is in de oorsprong geen natiestaat met een overheid die door beroepspolitici en ambtenaren wordt aangestuurd. Integendeel, zij is een kleinschalige staat van een paar duizend patriottische burgers die nauw met elkaar verbonden zijn. Een stadstaat kan niet floreren zonder patriottische burgers die gehecht (toegewijd) zijn aan hun vaderland, en die bereid zijn zich te verzetten tegen de grootschalige imperialistische machten die de stadstaat verpletteren. Graag benadruk ik hier dat patriottisme Grieks-Romeins is in zijn oorsprong. De vroege christenen werden gewantrouwd vanwege hun gebrek aan patriottisme. Door de patriottische heidenen werden zij doorgaans beschouwd als onbetrouwbare burgers, vooral omdat ze weigerden zich te onderwerpen aan de stadsgoden. Daar komt bij dat de wereldwijde verbondenheid tussen christenen onderling fundamenteler werd geacht dan de verbondenheid tussen christelijke en heidense burgers binnen de grenzen van de staat.
Het (actief gekweekte) patriottisme dat de Griekse en Romeinse republieken kenmerkte, werd verpletterd door grootschalige keizerrijken, zoals dat van Alexander de Grote en het Romeinse Rijk. Het ethos van imperiumvorming stond geen vaderlandsliefde toe, maar kolonialiseerde en dwong tot ontworteling, opdat burgers niet zozeer voor hun vaderland streden, maar loyaal waren aan hun (over)heerser en het centrum van de macht. De Franse denker Simone Weil benadrukt hoe de Romeinse veroveraars met hun latinisering tal van vaderlanden verpletterden.5 In de middeleeuwen verwerd patriottisme tot een mythe die de tegenstelling tussen koninkrijk en republiek wegmoffelde: vaderlandsliefde werd geherdefinieerd als liefde voor de koning.6 Het koningshuis was zogenaamd het nieuwe vaderland. In de moderne wereld is het natievorming, een soort van imperialisme van binnenuit, dat vaderlanden heeft vermorzeld, niet in de laatste plaats om te kunnen emanciperen uit keizerrijken – of als separatisme uit natiestaten. Meer dan natiestaten waren dergelijke keizerrijken bereid om culturele diversiteit van vaderlanden te tolereren. Natiestaten zijn voortdurend bezig om een grootschalige nationale wereld te construeren en af te dwingen. In plaats van oude vaderlanden, gekenmerkt door eigen tradities en eigen talen, te cultiveren, probeert zij deze juist om te vormen tot een heerlijke nieuwe wereld van nationale soevereiniteit. Nationalisme is bovenal de moderne ideologie van het prioriteren van politieke loyaliteit aan nationale soevereiniteit. Ik zie het hedendaagse pleidooi voor patriottisme als een hedendaagse uitdrukking van nationalisme, in de context van een veronderstelde nationale identiteitscrisis die meer nationale integratie verlangt. Dit verlangen naar nationale integratie is niet zozeer een uitdrukking van vaderlandsliefde, maar veeleer van nationalisme.
De fundamenteel ontwortelende werking van technologische revoluties
Een overheid als zedenmeester van de natiestaat is niet te vertrouwen als pleitbezorger van patriottisme. Zij maakt vaderlandsliefde immers tot instrument om haar nationale soevereiniteit te bekrachtigen – en dit is vooral het geval als die soevereiniteit onder druk komt te staan of deels wordt opgegeven. Maar natiestaten zijn beslist niet de enige moderne krachten die de vaderlandsliefde uitbannen. Het zijn met name technologische revoluties die mensen ontwortelen. In het moderne tijdperk leidde de eerste industriële revolutie, met haar ijzer en spoorwegen, de ontworteling van agrarische gemeenschappen in. De tweede industriële revolutie, met haar staal, olie, elektriciteit en massaproductie, betekende dat werk nu massaal in fabrieken werd georganiseerd. Voor die fabrieken was ontworteling pure winst: aan de lopende band moesten medewerkers vooral geen bindingen hebben, maar zich richten op de productie. In de historische context van de tweede industriële revolutie werd de keynesiaanse verzorgingsstaat ontwikkeld om de ontwortelden, inclusief gastarbeiders, te beschermen tegen een dehumaniserende economie, zonder de voortgang van de technologische revolutie in de weg te zitten. De derde industriële revolutie vormt de gevestigde industriële orde om tot een postindustriële orde. Deze nieuwe orde is georganiseerd rondom digitale technologieën (bovenal het internet en digitale platforms en nieuwe sociale media). Silicon Valleynetwerken, in de losbandige stijl van Californië, worden nu het model voor het organiseren van arbeid. De keynesiaanse verzorgingsstaat moet dan worden hervormd tot een postkeynesiaanse verzorgingsstaat, ingericht om de digitale revolutie – die radicale ontworteling, flexibiliteit, mobiliteit en tijdelijkheid verlangt – te faciliteren. Zo’n hervormde verzorgingsstaat biedt niet zozeer collectieve arrangementen als bescherming tegen het economisch geweld van grote bedrijven, maar stimuleert om eigen verantwoordelijkheid te dragen, vooral op financieel vlak. De neoliberale mythe van eigen verantwoordelijkheid – een mythe die nadrukkelijk breekt met de christendemocratische visie op gespreide verantwoordelijkheid – geeft bij uitstek uitdrukking aan de radicaal ontwortelde mens, die gevangenzit in de (ideologische, politieke, economische, discursieve) structuren van de derde industriële revolutie.7 In deze mythe wordt de verantwoordelijkheid voor bescherming immers afgewenteld op het ontwortelde individu, dat machteloos staat tegenover de imperiums van vandaag.
Geen technologische revolutie is echter zo radicaal ontwortelend als de vierde industriële revolutie. Dit is de revolutie waarin steeds weer nieuwe technologieën (zoals robotica, big data, kunstmatige intelligentie, nanotechnologie, algoritmen en kwantumcomputers) fysieke, digitale en biologische werelden met elkaar vermengen. Het is een revolutie waarbij de technologisch revolutionairen (zoals Larry Page, Mark Zuckerberg, Elon Musk, Jeff Bezos en Jack Ma) gevestigde orden wegvagen en een nieuwe technologische wereld organiseren. En zoals altijd bij technologische revoluties, gaat het bij het scheppen van zo’n nieuwe orde om de vraag waar de macht komt te liggen, en hoe geconcentreerd en dominerend die macht is. De strijd van de huidige technologisch revolutionairen wordt gevoerd door de grote imperiums van vandaag, zoals Google, Amazon en Alibaba. De Nederlandse overheid manifesteert zich echter, net als bij de eerdere industriële revoluties, net zo goed als een ontwortelende technologierevolutionair. Zij bouwt actief aan een nieuwe technologische samenleving. Door big data over onze bewegingen, locaties, activiteiten, interesses, ontmoetingen, relaties, uitdrukkingsvormen, foto’s, gegenereerd door tal van met het internet verbonden apparaten, moet alles registreerbaar worden gemaakt. Met het bouwen van de metrische, algoritmische wereld van de vierde industriële revolutie, waarin de wereld (en het menselijke lichaam) verder en diepgaander wordt gemechaniseerd, vaagt zij iedere voedingsbodem voor vaderlandsliefde weg. Immers, patriottisme gaat niet samen met revolutionair imperialisme, en zeker niet met technologisch imperialisme. Met haar technologiepolitiek en het bouwen van een technologische samenleving op mechanische grondvesten kan de overheid dan ook niet optreden als de Grote Patriot: zij is de grote ontwortelaar die de ontwortelden, veelal met de beste bedoelingen en dienstverlening, voedt aan de moloch van de nieuwste technologie. En in lijn met haar neoliberale agenda (die nadrukkelijk wordt voortgezet onder Rutte III) ziet zij deze ontwortelden niet als (potentieel) patriottische politieke dieren, maar als economische mensen, wier ondernemerschap en innovatiedrang moeten worden gestimuleerd, met de revolutionairen van Silicon Valley als ‘goede’ voorbeeld.
Besluit: geen vaderlandsliefde zonder het hogere
Het huidige pleidooi voor patriottisme kan worden begrepen als een vorm van ageren tegen de politiek van ontworteling in een tijdperk van globalisering. Het is een roep van ontwortelden, door elkaar gehusseld in de beangstigende maalstroom van technologische revoluties en van cultureel verval, om ingebeelde vastigheid, geborgenheid en voorspelbaarheid van vroegere tijden – de andere tijden van toen er nog touwtjes uit de brievenbussen hingen. De roep van ontwortelden lijkt mij een uitdrukking van burgerlijke nostalgie, hoe misplaatst dan ook. Het is echter een valse illusie om te geloven dat er ook maar iets van patriottisme in de harten van de ontwortelden kan ontspringen in de metrische wereld van de vierde industriële revolutie die nu wordt geconstrueerd. Als coproducent van de vierde industriële revolutie is vaderlandsliefde gepropageerd vanuit de nationale overheid een farce, zoals ook de zogenoemde joods-christelijke traditie en alle hogere waarden zoals democratie, rechtsstaat en mensenrechten secundair en illusoir dreigen te worden. Vaderlanden worden niet verpletterd door migranten. En de joods-christelijke traditie wordt niet verzwakt door de aanwezigheid van een paar procent moslims – bijna allemaal gemarginaliseerd – in onze natie. Nee, alles wat hoog is raakt uit beeld, wordt onnodig en zelfs ongewenst gemaakt door de verlokkingen en de hogere belangen van de nieuwste technologische revolutie – de verleidingen en de belangen van de mammon die geen natiestaat, machtig en moreel zwak als zij is, kan weerstaan.
Vaderlandsliefde kan niet tot ontplooiing komen in een technologische samenleving die materialistisch of algoritmisch is gefundeerd. Een politieke tegemoetkoming aan patriottisch, republikeins burgerschap vereist een fundamenteel andere omgang met politieke en economische macht, ver voorbij de neoliberale agenda. En zij vergt een andersoortige relatie met technologie, ver voorbij de materialistische, empiristische fundamenten van big data. Het cultiveren van vaderlandsliefde in een losgeslagen wereld als de onze betekent radicale intellectualisering, oftewel het opnieuw ontdekken van onze intellectuele wortels in het oude Athene. Zij impliceert radicale poëtisering; immers, geen vaderlandsliefde ontpopt zich zonder de centrale plaats van de dichter en van de dichtkunst in een samenleving. En zij vereist niets minder dan radicale spiritualisering van de wereld. En dit omvat het opnieuw ontdekken van onze religieuze wortels. Zo’n ontdekking kan worden gezien als een bekering. Zij gaat samen met een volstrekt andere omgang met leven, ziekte, lijden, dood, hoop en tragiek. Ik benadruk graag dat geen vaderlandsliefde zich kan ontpoppen zonder intense zielskracht en bereidheid om te lijden en te sterven, zelfs als het gaat om een verloren strijd tegen de wereldse machten.
Noten
- 1.Ringo Ossewaarde, ‘De Nederlandse identiteitscrisis. Een verplettering van basale cultuurelementen’, DenkWijzer 12 (2012), nr. 3, pp. 8-11.
- 2.Ringo Ossewaarde, ‘The national identities of the “death of multiculturalism” discourse in Western Europe’, Journal of Multicultural Discourses 9 (2014), nr. 3, pp. 173-189.
- 3.Ringo Ossewaarde, ‘Calling citizens to a moral way of life. A Dutch example of moralized politics’, Human Affairs 20 (2010), nr. 4, pp. 338-355.
- 4.Roshnee Ossewaarde, ‘Voor zoiets abstracts als het vaderland kun je geen liefde hebben. Dat is zelfs gevaarlijk’, Nederlands Dagblad, 10 oktober 2017.
- 5.Simone Weil, L’enracinement. Parijs: Gallimard, 1949.
- 6.Johan Huizinga, ‘Patriotisme en nationalisme in de Europeesche geschiedenis tot het einde der 19e eeuw’, in: Idem, Verzamelde werken IV. Cultuurgeschiedenis II. Haarlem: H.D. Tjeenk Willink & Zoon, 1949, pp. 497-554.
- 7.Ringo Ossewaarde en Roshnee Ossewaarde-Lowtoo, ‘Christendemocratisch burgerschapsidee strijdig met de mythe van eigen verantwoordelijkheid’, in: Pieter Jan Dijkman, Wim van de Donk en Rien Fraanje (red.), Het appel op de vitale samenleving (CDV Lente 2013). Amsterdam: Boom, 2013, pp. 133-139.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.